5 juli 1880
Brief van Multatuli aan J. van der Hoeven. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 en 8 (⅚) beschreven. (M.M.)
Geisenheim 5 Juli 80 beste Van der Hoeven!
Uw mededeeling over de schelmery van E. [1.] Volgens mededeling van de weduwe (tweede echtgenote) van J. van der Hoeven aan Menno ter Braak had Edu f 500,- gestolen. Vgl. ook de brief van Multatuli aan R.J.A. Kallenberg van den Bosch van 9 juli 1880. is me natuurlyk heel smartelyk, maar - ik verwachtte niet anders! Sedert vele jaren was ik zenuwachtig by 't openen van brieven, daar ik altyd van of over hem iets ellendigs verwachtte. Z'n slechtheid is krankzinnigdom. Na U al zoo bestolen te hebben, had hy beter gedaan geheel weg te blyven. Hy kon toch begrypen dat ge hem na 't blyken van z'n oplichtery de deur zoudt wyzen en dat-i dan in Holland nergens te-recht kon. Ik erken dat de domheid zyner handelwys me nog meer [2.] meer: oorspr. gevolgd door verwondert. neen, verwonderen doet me niets in hem, nu dan, dat z'n domheid me nog afzichtelyker voorkomt dan z'n slechtheid! Was z'n krankzinnigheid van 'n andere meer in 't oog vallende soort, dan kon ik hem door de publiceering daarvan, tegen hemzelf [3.] hemzelf: oorspr. stond er zichzelf. beschermen. Hy gedraagt zich als 'n slechte gek, en de gevolgen storen zich niet aan de pitoyable [4.] pitoyable: meelijwekkend (fr.) verligtende omstandigheid van krankzinnigheid!
M'n smart is van andere soort dan velen denken zouden. Ik heb te lang en te veel door hem geleden dan dat ik thans nog vatbaar zou zyn voor de aandoeningen van 'n gewoon liefhebbend vader. Als ik de macht had veroordeelde ik hem ter dood. Ook zyn lieve goede moeder die zooveel voor hem deed, heeft hy altyd bedrogen. Hy wist aan geld te komen en verteerde dat liederlyk, terwyl zy gebrek leed. En dat vertelde hy my lachende, als 'n grap! Ik vraag u of de domheid van dat bluffen op iets zóó gemeens niet even erg is als de slechtheid van de daad zelf! Even zoo verhaalde hy als 'n aardigheid, dat hy iemand die hem by 'n meisje in den weg stond, gelasterd had!
U dank ik voor de opofferende pogingen om hem te redden. Wy mogen van geluk spreken dat de berokkende schade niet grooter is! Beter zóó dan dat hy, na zich schynbaar eenige jaren goed gehouden te hebben, U een onherstelbaren slag geslagen had. Daarvoor vreesde ik altyd en daarom waarschuwde ik gedurig. Ik weet wel dat ge my voor de nu geleden schade niet verantwoordelyk stelt, maar in uw jonge zaak moogt ge niet al te edelmoedig zyn. Ik wil gaarne betalen wat hy nu weer gestolen heeft. Geef me maar 'n beetje tyd. Nog eens, laat ons bly zyn dat het bedrag niet grooter is dan ik nu uit uw brief meen te moeten opmaken. Als er later maar niet nog andere dingen aan den dag komen! Ik schrok toen ge my schreeft dat hy voor U naar Italie was, en in zaken nogal die vertrouwen eischen! Wat is er weer 'n vervloekte huichelary in die postkaart aan Mr Rubens [5.] Mr. Rubens: zwager van Van der Hoeven. (?)! Hy slaat daarin 'n toon aan als iemand die uit vreugd over z'n welslagen de handen wryft en z'n tevredenheid niet op kan. Toen hy zóó schreef wist hy toch dat z'n streken binnen weinig tyds aan den dag moesten komen! Ik verzeker u dat ik by 't lezen van die opgeruimde postkaart, volstrekt niet zeker was dat hy waarheid schreef.
(Onder 't schryven van dezen brief ontving ik een allerbrutaalst schryven van den holl. consul te Venetie, die my 'n standje maakt omdat ik m'n toestemming niet wil geven tot het huwelyk van Nonni met een my volkomen onbekenden Italiaan [6.] Zie bij 30 september 1880.. Ook dàt is 'n verdrietige geschiedenis. Nonni is 'n lief meisje, maar my is ze geheel vreemd geworden.)
Wat nu Eduard aangaat, gy zegt met Haspels te willen overleggen. Met al uwe en zyne welwillendheid kunt ge hem niet helpen. Hy draagt 'n onoverwinnelyken vyand in hoofd en hart. Wie by 't lezen van vele uitdrukkingen over hem in dezen brief of in vorig schryven my voor bar en liefdeloos, of zelfs maar voor streng, houdt, vergeet dat ik niet dan na jarenlange teleurstelling en na tallooze mislukte proeven tot die stemming geraakt ben. Het is my 'n wiskunstige zekerheid dat er met E. niets aan te vangen is. Gevoel voor liefderyke behandeling heeft hy niet, en als men hem forsch toespreekt loopt-i weg. Toen ik twee jaar geleden hem te Rottm zeide dat ik al 't voorafgegane zou beschouwen als niet gebeurd, mits hy van dàt oogenblik af zich beteren zou, beging ik 'n fout. Ik had kunnen weten dat er niets aan hem te doen viel, want reeds zoo dikwyls had ik zulke proeven met hem genomen, en altyd te vergeefs! Het verschil tusschen goed en kwaad kent hy niet. Na U thans ten dank voor Uw edelmoedig pogen om hem weer op den rechten weg te helpen bestolen te hebben, zal hy u nog lasteren op den koop toe, en niet eens begrypen dat dit slecht is. Zelfs niet dat ‘men’ gewoon is dit slecht te noemen. Ook als huichelaar kan hy zich zelf niet dienen. In een woord: hy is zedelyk kleurenblind, d.i. krankzinnig. Myn gezegde van zoo-even: ‘als ik er de macht toe had, veroordeelde ik hem ten dood’ spruit niet uit wreedheid voort. O, neen! Maar ik zie in dat z'n kwaal ongeneeslyk is, en dat hy gedoemd is 'n ellendig leven te leiden.
Hem nu by my nemen? Niets schynt eenvoudiger. Ik bewoon 'n huisje waar plaats voor hem wezen zou, en ook spys en drank zou er genoeg zyn.
(al ware dit anders, 't zou er niet op aankomen. Dan schikt men wat, of bezuinigt)
Welnu, ik kàn hem niet by me nemen, ik mag het niet doen. Dit zeg ik nu niet om de zekerheid dat-i weer de liefderykste behandeling zoo van my als van m'n vrouw, met bedrog en laster beantwoorden zou, maar om 'n reden van meer gewicht. Ik verzeker u dat ik als m'n vrouw, Woutertje of ikzelf ons onwel voelden terstond achterdocht hebben zou dat hy ons (ook zonder eenig daartoe dryvend belang zynerzyds) vergiftigd had! Neem aan dat ik in 't aannemen der mogelykheid van zoo iets, dwaal (ik beweer recht te hebben tot zulke sinistre veronderstellingen) dan nog vloeit er uit zoo'n stemming voort, dat ik hem hier niet ontvangen kan. Met den besten wil kan men niet omgaan met iemand dien men tot zoo'n laagheid (let wel: ook zonder reden, en alleen als Italiaansch grapje!) in staat acht. -
Uw plan om met H. te overleggen, is weer hartelyk. Doe het s.v.p. Maar onthoud U van verdere offers. Het is weggeworpen, geloof me.
Ik zet al de bitterheid en smart die nu weer deze zaak my veroorzaakt op zy, en dring mezelf op dat ik geen pyn voel. Welnu, ziehier 'n voorstel dat ik aan uw en Haspels' oordeel onderwerp: Hem de keus te geven binnen 8 (?) dagen te Harderwyk aangenomen te zyn, of in 4, 5 couranten deze annonce:
Ik ben in de treurige noodzakelykheid te waarschuwen tegen het verleenen van krediet aan myn zoon Eduard Douwes Dekker Jr.
Douwes Dekker
Multatuli. -
Na z'n ontslag uit uw dienst zal hy natuurlyk overal trachten zich intedringen, en daarby misbruikt hy myn naam. By voorkeur doet hy dit by menschen die geen verschil kennen tusschen populaire bekendheid en finantieel vermogen.
(Ik ontwaar telkens dat zeker soort van burgerlui my voor 'n ‘ryk heer’ aanzien.)
Ook slaat hy (zoo als by Holle) munt uit oppositie tegen my. Ook dit zou door zoo'n annonce worden tegengewerkt. -
Ik geef dus U en Haspels in overweging hem tusschen die beide dingen te laten kiezen. Mocht gy iets beters weten, goed! Deel het my s.v.p. mede. Zoo niet, weest dan zoo goed aan myn voorstel zonder nadere machtiging gevolg te geven. Gy kunt hem zeggen dat hy niets wint door aan 't verschynen van die annonce de voorkeur te geven boven 't gaan naar Harderwyk, daar hy na die annonce toch wel zal moeten besluiten zich te laten aanwerven, vooral daar ik niet dulden zal dat hy z'n leven rekt door 't knoeien met zg.n. geneeskundige hulp. Ook kan hy geen ‘betrekking’ krygen. Wie zich daartoe door hem liet bepraten zou door my gewaarschuwd worden, gelyk ik U gewaarschuwd heb. Niemand zal, als gy in weerwil daarvan hem vertrouwen schenken, en dan moet hy toch naar Harderwyk. -
Ik heb u geschreven alsof ik geen gevoel had. Dit is zoo niet, maar op harden knoest voegt 'n scherpe byl. Nogeens hartelyk dank voor al 't goede dat ge beproefd hebt, en dat zoo ellendig beantwoord is geworden! Helaas ik verwachtte niet anders.
Adieu beste kerel!
Dek
Nu moet ik aan die, minder smeerige, maar nog verdrietiger, zaak van Nonni die my 'n ital. schoonzoon wil opdringen. Die zaak is my smartelyker nog, omdat ik Nonni hooger stel dan Eduard. Háár te verliezen is me pynlyk, en dàt is 't natuurlyk gevolg van zoo'n buitenlandsch huwelyk. -
Is 't adres van dezen brief nog goed? Ik weet namelyk niet of ge woont in 't gebouw: ‘salon de beaux arts.’