Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
1014.
Anders. De Natie kent me niet?
Door welk Volk dan, door welken stam, door welke horde, werden alle my betreffende stukken gelezen, die in Nederland verschenen na en over den Havelaar?
Is het vals of niet, dat men voorgaf my en de strekking van dat boek vergeten te hebben, zodra er bleek dat ik walgde van den lof over mooischryvery? Toen er bleek dat ik beter was dan men my maken wilde... tot 'n partyman namelyk, en tot 'n politieken vechthaan? Tot 'n sprookjesverteller?
Lag er valsheid of niet, in het gekunsteld ignoreren van m'n latere werken, byna alle van hoger letterkundige waarde dan de Havelaar?
Doch ook deze werd opzy gedrongen, en mag zich in dit opzicht vereerd gevoelen door 't lotgenootschap met al die andere. Van letterkundery spreek ik dus niet.
Ik vraag den heer Post, op welken grond de Natie nu opeens zou mogen voorgeven my niet te kennen, nadat ze op alle manieren die 'n Volk ten dienste staan om zich te doen horen, bewys gaf my wél te kennen?
Op alle manieren:
Door de pers. Moet ik dit staven door 't overdrukken van de oneindige vertogen over de noodzakelykheid om den ‘edelen Havelaar’ recht te doen?
De pers kent me dus.
Door de Vertegenwoordiging. In de Kamers weet men nog altyd niet beter, of 't Nederlandse Volk is bezig met ‘rillen’. Twaalf jaren lang! En in diezelfde Vergadering veroorloofde men Duymaer van Twist, die over myn zaak geïnterpelleerd was, zich te verschuilen achter myn ‘talent’ en zyn vrees om voor partydig door te gaan. Deze ‘onpartydigheid’, dat ‘talent’ en die hele interpellatie zyn sprekend, naar ik meen.
In de Volksvertegenwoordiging kent men my alzo.
Door de Regering. Ze heeft erkend dat er te Lebak - overal, heren!
[*]
Zie ‘Feiten van Brata Yoeda’ in Indië gedrukt, doch onlangs almede verkrygbaar gesteld by de Boekh. Scheltema en Holkema. Ik zal straks op dit belangryk werk terugkomen. Men kan er uit zien welke inspanning er nodig was, om te doen wat ik te Lebak gedaan heb.
(1872) - nu ja, ‘dat er te Lebak... onbehoorlykheden plaats hadden gehad’. Wat ze daarop gedaan en nagelaten heeft...
We hadden toen in Indië een der vele Gouverneurs-Generaal die de heer Post zonder scha zal kunnen overslaan in z'n Geschiedboek van 1912. Maar z'n traktement heeft die Landvoogd genoten als de anderen.
...wat de Regering gedaan heeft, doet hier niet terzake. Ik heb slechts te constateren dat zy, tot dat onderzoek overgaande naar aanleiding van den Havelaar, blyk gaf my te ‘kennen’.
En nu verneem ik opeens dat de Natie my, in weerwil van dit alles, niet kennen zou. Dit komt me onmogelyk voor.