Volledige Werken. Deel 5. Millioenenstudiën. Divagatiën over zeker soort van liberalismus. Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië. [enz]
Staccata, de auteur en andere ruïnes
De auteur wordt gekapitteld, en verzoekt den lezer daarvan het zyne te nemen
Priesters, truffels en speelbanken
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
[Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië]
Duizend en enige hoofdstukken over specialiteiten
Voorbericht voor den tweeden druk
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
Vertalen
Goethe zegt ergens: een vertaling is 'n tapyt van den verkeerden kant gezien. Ik wil beproeven de verkeerde zyde van myn tapyt over te zetten in den rechten kant. Misschien worden de figuren van 't borduursel iets duidelyker...
Zó nagenoeg zat ik te peinzen, toen ik dien ochtend het hoogbruin lauw water gebruikte, dat op de rekening van den braven Gelen Adelaar als thee zou geboekt worden. ‘Daar heb je 't al, mompelde ik verdrietig, alles is in alles... verf in thee! Wie iets te schilderen heeft, zal zeker thee in z'n kleursel vinden. Die vervloekte Semi-ur, 0/0, half-dertien... en de rest!’
Ik schelde. Niet om over de thee te klagen - ik heb genoeg rondgezworven, om te weten dat dit 'n reiziger niet past - maar ik wilde myn tapyt omkeren, en hiertoe moest ik een middel te baat nemen, dat my in dergelyke gevallen wel eens gelukt is.
Zodra ik iets niet begryp, zoek ik inlichting by personen die gerekend kunnen worden in ontwikkeling of kennis beneden my te staan, en die, als ik maar ernstig zoek, inderdaad soms te vinden zyn. In 't buitenland natuurlyk.
Deze methode om wyzer te worden, kan voor hoogmoedig doorgaan, en misschien is ze dit. Men kan haar vertalen - zie hier reeds een begin van de tapytwerkery - in iets als: daar ik de zaak niet begryp, moet ze beneden my zyn, want ik ben gewoon het hoge te vatten. We zullen dus inlichting zoeken beneden ons.
Wie zich dezen wenk ten nutte maakt, heeft kans op wys worden. De lezer die van myn methode wil gebruik maken, wachte zich evenwel voor 't doen van abstracte vragen. Hy moet - o goden, hoe vermyd ik 't vreselyk woord, den hedendaagsen ploertenvloek? - hy moet objectief zyn. 't Staat er! Ik ontleende de kracht tot die gemeenheid, aan de woede die my aangreep over 't wegblyven van den kellner. Juist op 't ogenblik toen ik op het punt stond me niet te kunnen neerbuigen tot zo'n allemans-uitdrukking, kwam hy nog niet, en my bleef alzo enige tyd over, om 'n object te zoeken voor de objectiviteit waaraan ik my bezondigen ging. Want 'n object moest er zyn. Als vererende uitzondering, geef ik myzelf de waarachtige getuigenis dat ik dit nog altyd inzag. Zodra ik, naar de mode van den dag, zulke woorden gebruik waar ze helemaal niet te pas komen, zal ik den lezer waarschuwen.
Ik telde myn geld na, en berekende dat ik even genoeg had om de wetenschap te betalen, die my zou geleverd worden. Maar hoe myn vragen in te kleden? Welk object...
Daar kwam hy:
- Was gefällig?
- Herr Oberkellner, ziehier een taler. Ik ben gewoon goede fooien te geven...
't Object, 't object!
De kellner kratzfüsste, en wou vertrekken. Nog altyd had ik geen object gevonden, en daar ik alzo niet wist wat ik zeggen zou, begon ik te spreken:
- Herr Kellner, ik wilde u mededelen dat ik een beoefenaar ben van... ik wilde... ik zoek... hoe zal ik my uitdrukken? Horatius zegt er iets van: rerum cognoscere causas...
- Es wird im Adressbuch stehn...
- Neen, daar staat het niet in. Zo'n boek krioelt van drukfouten, en men maakt ze hoe langer hoe incompleter. Ik wilde u vragen... zeg eens, waarom heet deze kamer nummer 32?
Myn object was gevonden!
- Ganz einfach, zu dienen! Nummer 31 is hier naast, en 33 aan de andere zy, und also...
Het ganz einfach van den kellner deed me genoegen. Hy, een ‘mens’ sprak precies als de gnoompjes van gisteravond. Er begon kans te dagen, dat ik de onder den grond opgedane wysheid zou kunnen gebruiken op de korst. En daarom was het my te doen.
Myn leermeester wilde vertrekken. Ik hield hem terug, en vroeg:
- Waarom hebt ge my, toen ik hier aankwam, deze kamer aangewezen?
- Ganz einfach, zu dienen, ze was onbezet.
Kón het duidelyker? De jongen begon waarachtig op Semi-ur te gelyken, en 't kwam my reeds enigszins vreemd voor, dat-i geen smeerkaarsjen op 't hoofd droeg. Ook had hy, in plaats van een gryzen kiel, maar 'n zwart rokje met slipjes aan. Overigens was alles wat-i zeide, ganz einfach, en ik begon in te zien dat de waarheid op of onder den grond nagenoeg dezelfde is.
Dat ik op No 32 logeerde, was... de eenvoudigste zaak der wereld, en berustte op de grondwaarheid...
Wel zeker! 't Sprak vanzelf dat men my niet had ingekwartierd in 23, waar 'n Rus woonde, noch op nummer 12, dat door een Polin bezet was. Ook niet in 37, 38, 39, en nog 'n paar nummers meer, die ingenomen waren door Amerikanen, Fransen, Hollanders. Nummer 51 had men my niet gegeven - ganz einfach! - omdat er maar vyftig kamers waren in 't hotel. En 't was even duidelyk, waarom men my niet by die Polin gebracht had, of by die Hollanders... shocking! Is dit alles einfach of niet? Ik was byna tevreden.
Toch drong my de verbazende scherpzinnigheid myner ingewortelde wysbegeerte, tot het voorwenden van onvoldaanheid. Ik vroeg, of dan alle andere kamers bezet waren?
- O neen, we hadden nog open...
En hy telde al z'n lege kamers op de vingers. Dit gaf me weer 'n object:
- Eilieve, als er over zoveel kamers te beschikken was, waarom hebt ge my dan juist in 32 gebracht?
- Ganz einfach, zu dienen! De onbezette kamers zyn van drie soorten, familie-kamers, middelmatige en kleine kamers. En daar m'nheer er uitzag alsof-i maar een kleine kamer behoefde... Alweer precies de waarheid, en eenvoudig als bonjour. Maar toch:
- Was dan onder de kleine kamers deze de enige?
- O neen!
- Waarom my dan juist deze gegeven?
- Ganz einfach, zu dienen! M'nheer kwam, verlangde 'n kamer, ik lichtte m'nheer voor, en bracht m'nheer hier, omdat het de eerste lege kamer was in dezen gang op deze verdieping.
- Zyn er meer gangen op deze verdieping?
- Ja. Nog een, rechts van de trap.
- Waarom hebt gy my links van de trap geleid?
- Omdat er in den anderen gang iets in den weg stond.
- Zoudt ge my anders de rechterzy gewezen hebben?
- Dit weet ik niet. Maar omdat nu eenmaal die andere kant versperd was...
- Wat stond er in den weg?
- Stoelen, tafel, beddegoed waarop een reiziger gestorven was... zu dienen! Das Zimmer wurde ausgeholt... alles moest gereinigd worden, en gelucht...
Ja, er was 'n reiziger gestorven op dat nummer zoveel in dien anderen gang. Hy had zich doodgeschoten. ‘Ein Spieler’, zei de kellner, maar hy vergiste zich... als 'n mens. Hoogstens was de overledene iemand die gespeeld en verloren had. Een speler speelt ook, en verliest ook - meer altyd dan de bank van hem wint! - maar schiet zich niet dood. Een der hoofdbestanddelen van z'n hartstocht... neen, hartstocht is het niet, van 't spelerschap liever, is: hoop. De ware echte onvervalste ouwerwetse speler vertwyfelt nooit. Hoe wreder 't grillige toeval hem plaagde, hoe meer de verwachting toeneemt, dat weldra een gelyke gril in omgekeerden zin, hem 't verlorene zal doen terugwinnen met hoge rente. Wanhoop is de lievelingsfout van nieuwelingen. Wanneer ge dus in de couranten leest, dat deze of gene ongelukkige speler zich verdronken heeft, houd het er dan maar voor dat 'n stumperd zich langs den natten weg van 't leven beroofde, omdat hy 't ongeluk had geen speler te zyn.
Ge zult reeds lang hebben opgemerkt, lezer die zo gewoon zyt alles in alles te vinden, dat wanhopen een blyk is van slordig gebruikte ondervinding. Wie de Geschiedenis bestudeert - van wereld, volkeren, familiën, eigen gemoed of speelkaartjes, om 't even! - heeft een tabel voor zich, waarin de eindeloze wisseling zich zó vreemd voordoet, dat men weldra dat vreemde heel gewoon begint te vinden, en zelfs vreemd zou opzien van gewoonheid. ‘Ik heb zes zéro's achter elkaar gezien!’ roept een habitué van de groene tafel. Waarom zou dan de Engelse Marine onverstoorbaar wezen? voeg ik er by. Of 't Duitse Ryk? Of de Inkomende Rechten? Of de thans heersende begrippen over goed en kwaad?
Juffrouw Lannoy had groot gelyk. Babylon, Titus' zegeboog, 't Mausoleum, Ninive, haar ‘baleinen rok’... van al die dingen zyn de haken losgegaan.
En veel meer nog, beste juffrouw Lannoy. Gy meendet al heel wat vergankelykheid bekeken te hebben, toen ge u door Wysbegeerte en Geschiedenis troosten liet over 't losgaan van die haak. Zou uw filosofie bestand zyn geweest tegen 't verlies van ál uw kleren, met of zonder balein dan? Tegen 't verlies ook van wat daarin zat, van uzelf? Die kans is reeds lang werkelykheid geworden, al scheen ze u moeilyker denkbaar toe, dan die zes hardnekkige nullen op de roulet: (1/37)5 dat is, op 'n paar eeuwigheden dooréén gerekend slechts éénmaal op meer dan twee-en-een-half duizend millioen zetten! [*] De noemer der breuk waardoor de kans wordt uitgedrukt, dat zes vooruitbepaalde nummers op de roulet zullen uitkomen, is: 2 565 726 409. O, die causae rerum!
De kellner vroeg my of me nog etwas gefällig was? Ik bedacht me een ogenblik, of ik hem vragen zou waarom Amerika bewesten Europa ligt, maar de vrees weerhield me, dat hy ook dit object met z'n ganz einfach zo radicaal zou oplossen, dat ik my zou beginnen te vervelen, by gebrek aan vraagpunten ter onderzoek. Bovendien, ik wilde beproeven, van nu af myzelf te helpen. Om hem in geval van nood te kunnen weervinden, vroeg ik zyn naam - Hans Schlungel, zu dienen! was 't antwoord - onthield my niet zonder enige moeite van nader onderzoek waarom hy juist Hans Schlungel heette, en liet hem gaan.
Ziehier nagenoeg, hoe ik daarop redeneerde:
Ik logeer op dit nummer 32, om... 'n reden. Deze reden bestaat uit 'n oneindig aantal oorzaken, die er zich niet aan storen, of ik ze ken of niet ken. Maar zodra myn belang meebrengt ze wél te kennen, is 't m'n plicht my op die kennis toe te leggen. Indien ik had zorg gedragen alles te weten, waardoor het nummer van deze kamer bepaald wordt, had ik dat nummer kunnen opgeven voor ik 't op de deur las. Onder die oorzaken is niets willekeurig. Alles is even eenvoudig. Wat is, moet zyn. Deze grondwaarheid...
Ja, ja... twee maal twee is vier, en dus moest Hans Schlungel een jongetje wezen, toen hy ter wereld kwam. En als hy 'n jongen blyft, dan ook is de oorzaak van dat verschynsel ganz einfach. De eis dat hy in z'n ontwikkeling de wetten van de Natuur zou verkrachten, is onbillyk.
En ook de arme drommel, die zich doodschoot op nummer zoveel, kon niet anders. Hy is een slachtoffer van de grondwaarheid...
Ik begon nu meteen in te zien, dat ik een der medewerkende oorzaken van z'n dood was. Zonder my was er iets anders in de wereld. Zodra er iets anders ware, werd álles anders. Zeker, als twee maal twee geen vier was, zouden ook drie maal drie zich te vergeefs inspannen om negen te zyn, enz. Dan zou ál 't ware onwaar wezen, en onwaarheid is niet. Wanneer alzo alles onwaar, en dus niet was, zou er niets zyn. En als er niets bestond, zou ook die man op nummer zoveel er niet geweest zyn, en hy had zich in dat geval niet kunnen doodschieten.
Aan den anderen kant had hy dus aan my zowel z'n leven te danken, als z'n dood te wyten. 't Eerste hangt van den ouderdom af. Maar dat ik meegewerkt heb in 't vermoorden, is zeker. Hyzelf ook. Waarom was-i geen speler? Dan had hy hoop en leven behouden. De arme man moet 'n verdrietig twee maal twee gehad hebben, in hersens, bloed, hart, lever... ja, waar? Misschien lag de fout aan z'n grootouders. Ik had groten lust hem en z'n voorgeslacht open te snyden. Maar 't mag niet. Ze noemen dat lykschenden. O, Vesale, u richt men standbeelden op, alsof 't zo byzonder kunstig ware, spiertjes, celletjes, vezeltjes, weefseltjes te bekyken door 'n vergrootglas! My zouden ze correctioneel vervolgen, als ik in dien man van nummer zoveel, op de jacht ging van de oorzaken die hem belet hebben een behoorlyk speler te zyn.
De aardmannetjes hebben 't gemakkelyk. Niemand stoort hen in hun onderzoekingen. Ik geloof 't graag dat ze, alle tussen- en byoorzaken overslaande, zich bepalen tot... allereenvoudigste grondwaarheden! Ze mogen uit de bron scheppen. Ik ‘mens’ moet me heenworstelen door struik en doorn, tot ik afgemat neerzyg. Wel beschouwd was 't zo-even 'n verwaandheid van my, te zeggen dat ik weet waarom ik op 32 logeer. Wat drong my naar den Gelen Adelaar? Wie, wat, belette my af te stappen in den paarsen, den groenen? In leeuwen, zwanen, vossen of andere beesten? Predestinatie? Gekheid! Ook predestinatie is... de eenvoudigste zaak van de wereld, en dus even moeilyk te begrypen als de rest.
Oorzaken kennen, 't verband opsporen, daaruit afleiden wat volgen moet, zich naar die kennis regelen... dát zullen m'n aardmannetjes bedoeld hebben. Als ik my daarop toeleg, is de toepassing op de praktyk... de eenvoudigste zaak der wereld alweer, en de millioenen zyn gevonden.
Ter oefening zullen we nu maar beginnen met het opensnyden van de voorouders dier zes nullen, en methodisch te werk gaan. 't Zal m'n koboldjes plezier doen, en Adolf ook, als ze vernemen dat ik correct redeneer, en my in acht neem tegen trainbuben.
Ik moet beginnen met my te ontdoen van die gekke begeerte naar millioenen. Dit is de hoofdvoorwaarde van 't slagen. Waarom kristalliseerde Semi-ur zo handig? Wel, omdat hyzelf geen kristalletjes gebruikte. Hy droeg niet eens 'n doekspeld, en scheen er niet naar te verlangen. Z'n onverschilligheid maakte hem bekwaam. Geeft de zywormen satynen kleertjes, ze zullen terstond ophouden met spinnen. Zolang ik begeer, ben ik een mens, en mensen vergissen zich. Ik wil 'n zyworm worden, of 'n kobold. Dát is de weg.
Na kort beraad koos ik het laatste. Zo goed mogelyk bevestigde ik my een eindje bougie op het hoofd, kromp wat in, en sloeg me 't byvoegsel van de jongste Kölnische om de lenden. Ik had zo spoedig geen ander kieltje by de hand, en er was haast by de zaak, want zo-even had ik gelezen dat er weer 'n paar ‘Verenigingen’ waren opgericht, dingen die - gelyk ieder weet - de nood tot het uiterste dryven. Overbevolking, hongerlyden, en verhandelen ook nog... 't is te veel!
Nu, m'n Kölnische deed me goede dienst. Ik voelde my redelyk clairvoyant, en begon een en ander te begrypen, waaronder zelfs eenvoudige dingen.
Zes nullen achter elkaar!
Waarom kwam er één nul? Waarom volgde daarop een tweede, een derde, een vierde, vyfde, zesde? Waarom geen zevende ook... halt spitsboef, dát is vandaag nog de vraag niet. De oor-zaken van 't niet-zyn kunnen gezocht worden, als er wat tyd overblyft, na de behoorlyke verklaring van alles wat is. Dát eerst!
Zes nullen alzo, die ieder voor zich slechts 1/37 kans hadden. Wie de oorzaak van deze combinatie kent, kan by analogie weten wanneer zy - of 'n dergelyke - zich weder zal voordoen, en dit maakt hem jure et facto tot collega van... de grondwaarheden die de wereld regeren. Wanneer my dit gelukt, kan ik een en ander tot stand brengen dat me na aan 't hart ligt.
Wat al verffabrieken zou ik oprichten, om aan een beetje drinkbare thee te komen!
Ook de arbeiderskwestie zou ik trachten op te lossen, een zaak waartoe ik nu nog altyd geen kans zie. Ik ben zeker, dat m'n vriend Hans Schlungel haar ganz einfach zal vinden. Helaas, er was een tyd dat ook ik meende daarvan iets te begrypen. Ik ben achteruit gegaan... neen, gevorderd in kennis misschien, omdat ik van die achteruitgang besef heb. 't Is zo makkelyk niet, iets op goede gronden niet te weten! De taak van den wysgeer is begrypen, oplossen. Waar hy niet begrypt, kan men van hem eisen dat hy de redenen opgeve, waarom 't begrypen onmogelyk is. En in zekeren zin kan dit 'n oplossing genoemd worden. Voyons!
Zodra men de lonen verhoogt, daalt de waarde van 't geld, en zeer kort daarna zal de werkman zich voor 't meer ontvangene juist even weinig levensgenot kunnen aanschaffen, als vroeger voor 't mindere [*] Niet juist even weinig. De ontwikkeling dezer stelling - die n.b. in de schryvery van den dag gewoonlyk over 't hoofd wordt gezien! - is niet huius loci. Ik stip maar aan. Zo is er meer in deze studiën. Ik beroep my te dien aanzien eens voor al op den regel waarmee ze aanvangen. en alzo...
Ik schyn by deze gelegenheid my te hebben overgegeven aan een gesticulatie die m'n kieltje niet verdragen kon. De Kölnische scheurde. Er liep 'n breuk van Holloway-pillen en doodadvertentiën, langs wat omwegen naar de politiekery die aan flarden hing. Onderweg was 'n paar verloofden gescheiden, die juist gister elkaar eeuwige trouw hadden beloofd, en ook de Katholieke eenheid zag er jammerlyk gespleten uit. Het Duitse Ryk...
Zo'n krant is een onbruikbaar kledingstuk voor iemand die wat weten wil. Ik wierp haar weg, en trok 'n beddelaken aan.
Ik wil weten!
Aanvankelyk schreef ik 't aan de kleur van m'n nieuwen kiel toe, dat ik mezelf wat minder helderziend voorkwam dan zoeven. By enig nadenken echter, begreep ik dat de fout niet zozeer aan dat laken lag, als aan myzelf. Ik had me door spitsboeven van den weg laten brengen. Die arbeiderskwestie is hoogst belangryk voorzeker, maar door denken en redeneren alleen niet op te lossen. - Pourquoi parlez-vous donc? - By de vereiste intelligentie is macht nodig om de gevonden denkbeelden te imponeren. Macht is te verkrygen door geld. Om geld te bekomen - ik zie wel, 't loopt in een kring - is intelligentie een eerste vereiste...
Had niet zo-even myn kellner aan z'n verklaring der oorzaken van 't nummer myner kamer, een helen taler te danken? Ik ben zeker dat z'n kameraden hem met andere ogen aanzien, na dien klinkenden triumf van z'n scherpzinnigheid. Ze zullen voortaan z'n oordeel eerbiedigen, al beweerde hy... ik weet niet wat! Dit zal zo blyven, tot 'n ander twee talers bezit. Deze wordt onttroond door 'n kapitalist van hogeren rang, enz. Wie alzo de rykste is...
Ik wil de rykste zyn. Dan zal men my geloven, al zeg ik de waarheid.
Om daartoe te geraken, is orde nodig, stipte orde. De arbeiderskwestie en die verffabrieken zullen hun beurt krygen. 't Zyn... de allereenvoudigste zaken van de wereld, zeker! Maar... eerst die zes nullen.
De eerste vertoonde zich...
Ja, 't is moeilyk genoeg, te zeggen waarom? Hadden de overige nummers zich doodgeschoten? Dát zou 'n reden zyn. Stond er beddegoed in den gang waarlangs 17, of 23, of 4, of de anderen komen moesten? Wie dát nu maar precies wist!
De croupier die de eerste nul voortbracht, bezat, of werd bezeten door, zekere eigenschappen van vochtmenging, karakter, hoofd en hart. Hy dacht aan iets of aan niets toen hy 't balletje wierp, en de roulet in draaiende beweging zette. Hy wierp en draaide harder of zachter, naarmate van den indruk dien al 't be-staande op hem uitoefende. Door gelyke invloeden werd almede het ogenblik bepaald, waarop hy den worp deed. De vraag kan zyn, of 't stikheet was in de zaal? Dit maakt zenuwachtig, en heeft invloed op de spieren. Misschien ook was 't koud en tochtig, en wie by zo'n gelegenheid z'n neus snuit, moet z'n andere werkzaamheden 'n ogenblik uitstellen. En de omstanders! Was er iemand die hem aan den elboog stootte? De invloed van zo'n handeling op 't nummer dat volgen zal, is zeer groot. Wy weten reeds van Adolf, hoe de feestgelagen te Persepolis de Romeinen zyn te stade gekomen. Die Alexander... nu, dat was er ook een die zich met trainbuben inliet!
Er zyn geen twee zaken gelyk, en dus ook geen twee gelyke manieren, waarop men den arm uitstrekt, of de vingers beweegt. Om met juistheid te berekenen hoe onze croupier den worp deed, moeten wy nagaan of z'n vader veel met koorts geplaagd was, of de man een dronkaard was, of conservatief, of 'n vondeling, of landweerman, of jichtig, of 'n boekenschryver? Dit alles zullen we nauwkeurig onderzoeken, daar 't van hoog belang is, te weten welke hoedanigheden misschien door den zoon kunnen geërfd zyn.
Het zou, behalve dit alles, roekeloos wezen den invloed voorby te zien, die nog altyd op den toestand van de spelers die daar om de tafel staan - en dus middellyk op onze zes nullen - wordt uitgeoefend door 't innemen van Konstantinopel in 1453. In weerwil myner oplettendheid had ik dit byna uit het oog verloren, maar ik word hieraan herinnerd door den Rus die 'n bankbriefje van honderd roebels te wisselen geeft. Een der geëmployeerden vraagt z'n kollega die 't balletje werpen zal, hoe hoog de koers is? Deze wendt onder 't antwoorden enigszins het hoofd, en de beweging van de nekspieren deelt zich aan den arm mee. Ook wordt hierdoor de worp 'n onberekenbaar klein deel van 'n seconde vertraagd...
Die Rus is achterkleinzoon van een boer, die onder Katharina II door dapperhedens tegen de ongelovigen - en andere verdiensten - bewerkt heeft dat z'n nageslacht zich met behoorlyke roebelbiljetten vertonen kan aan de speelbank te Wiesbaden.
Ge ziet wel, lezer, dat de eerste zéro een gevolg was van 't innemen van Konstantinopel. Of althans dat die verovering...
Neen, neen, weg trainbuben! Ydelheid en traagheid wilden my daar verlokken tot het voorgeven dat ik wist wat me nog altyd gedeeltelyk onbekend is. Dit bemerkte ik onder 't zoeken naar de oorzaken van den tweeden zéro. Ik liet my een lystje voorleggen van alle veroverde steden, van Jericho af tot Parys toe, en zocht daaronder de causale stamvader van de tweede nul. Vergeefs! 't Was me onmogelyk de familie-relatie op te sporen, en daar ik toch van m'n gnoompjes had menen te begrypen dat die bestaan moest, begon ik nu ook myn resultaten omtrent den eersten zéro te wantrouwen. Dat Mahmoed-Ibn-Mourad een rol in de zaak gespeeld heeft, kan waar zyn, maar 't was de hoofdrol niet, en zeker niet de enige. 't Was heel slordig van me, dat ik de schandelyke vredebreuk van de europese vorsten oversloeg, waardoor de nieuwe oorlog veroorzaakt werd. En de goochelmoraal van de Roomse curie, die uitgerekend had dat men aan ongelovige Turken z'n woord niet behoefde te houden. 't Is waar dat die curie gemakshalve ook haar vriend Palaiologo behandelde als 'n ongelovigen Turk.
Zeker, zeker, ik had veel overgeslagen! De eigenlyke hoofdoorzaak der Byzantynse catastrofe - en van m'n zéro dus - zal wel geweest zyn, dat de Grieken zo ontydig redekavelden over 't al of niet zuren van 't avondmaalsbrood, en over de vraag: of de H.G. uitstraalt van den Vader of van den Zoon? En nog veel meer dan dit had ik over 't hoofd gezien. Wat zou Adolf my gekapitteld hebben!
Hoe is 't mogelyk, dat ik de geschiedenis voorbyging van den olifant, wiens slagtand het ivoren balletje geleverd had! En de liefde van den zwarten Akwasi voor Kwammina, de negerin! Nu, dat is in te halen.
Formosam servus Akwasi ardebat Kwamminam. Ik noem hem servus, omdat-i slaaf was en geen herder, maar de zaak is er niet minder idyllisch om, dat zult ge zien. Hy wou zich loskopen, en begreep dat-i daartoe geld nodig had. Om dit doel te bereiken, ging hy, met versmading der meer ordinaire middelen, op de olifantenjacht, en schoot zoveel van die dieren dood, als nodig was. Het eerste gebruik dat hy van z'n, voor 'k weet niet hoeveel ivoor gekochte, vryheid maakte, was dat hy zich levenslang wegschonk aan 't ‘voorwerp van z'n vlam’ zo-als de smaak-volle Fransen zo'n object noemen. De jongelui waren gelukkig, en 't scherm viel. Maar hiermee was de zaak niet uit. Onder de olifanten, die onze bruigom geraakt, maar tot hun groot genoegen niet geveld had, was er een die by deze gelegenheid mede-oorzaakvoorvader of causaal-zwager werd van den man die z'n leven belaagde. Akwasi's kogel namelyk, was in z'n slagtand gedrongen, en hield zich daar honderd jaren op, tot-i er werd uitgehaald door andere jagers. Het ivoor óm den kogel, had zich niet zonder beleid in de zaak geschikt, en trachtte zo geregeld voort te groeien, als in zulke penibele omstandigheden mogelyk was. Naar bevind van zaken hadden de vezeltjes zich hersteld, en zouden weldra den helen kogel vergeten hebben, als ze niet door de persing waren genoodzaakt geweest wat nader aan elkaar te schuiven, en hierdoor dichter stof te leveren, dan ze in normale omstandigheden gewoon zyn.
Toen nu eindelyk uit dien slagtand 'n ivoorballetje gedraaid was, bevond zich 't zwaartepunt niet midden in den bol. Wanneer men Kwammina's bekoorlykheden wegdenkt - galant is 't niet, maar wysbegeerte en millioenen-studie brengen zo'n rusticiteit mee - zou 't balletje naar de resultante van al de overige gegevens in 't vakje naast den zéro gevallen zyn. Maar de onregelmatigheid in 't specifiek gewicht der massa... ik behoef u niet te herinneren, intelligente lezer, dat dynamica en statica de eenvoudigste zaken van de wereld zyn, en geheel en al berusten op de grondwaarheid dat twee maal twee gelyk is aan vier.
Wy weten dus nu precies... halt! Het overlyden van de dochter des ivoordraaiers was 'n treurig geval. De man was bitter bedroefd. Het was z'n laatste kind. Ze stierf als haar moeder, broers en zuster aan de tering, en nu stond hy alleen in de wereld. Zolang hy nog schreien kon, bleef z'n hand vast, maar toen men meende dat-i z'n kommer overwonnen had, voelde hy zich gebroken. Minder gelukkig dan die olifant, droeg hy den door 't lot geschoten kogel in 't hart. In 't hart, dat zich niet schikken wou naar den vreemden gast. Daarom beefde hy zo onder den arbeid, en ook de draaibank sidderde mee onder z'n onvasten tred. Was 't wonder, dat het balletje slecht gedraaid was, slordig gepolyst, ruw, hoekig, geen bol?
Ik weet wel dat ook onze aarde, wat juistheid van bewerking aangaat, iets te wensen overlaat. Misschien is ook die bol in smart gedraaid, en zodra het op m'n weg ligt, zal ik dit onderzoeken. Voorlopig bepaal ik my tot de verklaring, dat er veel droefheid van den werkman was onder de feiten, die 't hunne toebrachten tot het veroorzaken van den eersten zéro. De grootouders hadden fouten begaan. Zyn moeders-moeder ging zich te buiten aan Lafontaine, den romanschryver, en de echtgenoot dier dame pakte z'n keel in een dikke cache-nez. Dáárom stierven de kinderen van den ivoordraaier aan de tering.
De oorzaak van m'n nul begon te schitteren van duidelykheid. Slechts op enkele plekken stuitte myn begrip nog enigszins op iets onbekends. Ik moest namelyk in 't voorbygaan nog onderzoeken, waarom toch eigenlyk de overgrootvader van dien Rus zo in den smaak viel van Katharina II, dat ze hem in één sprong bevorderde van tamboer-majoor tot krygskunstig generaal? De man was zes voet negen duim lang: daar hield ze van. Goed. Maar waarom wás-i zo lang? Als zoon van een lyfeigene, had men hem in z'n jeugd veel geslagen. Bevordert dit den groei? En nog iets: om hoeveel en om wélke redenen had men hem niet doodgeslagen? Dit had ook kunnen gebeuren, en in dat geval ware m'n zéro weggebleven. Door welken samenloop van omstandigheden was z'n vader ter wereld gekomen? Als nu die oude heer eens tien maanden voor de geboorte van z'n zoon overleden was, wat zou er dan van m'n zéro geworden zyn? En, als de schone Kwammina een liefdewerend puistjen op haar neus had gehad? Of, als Katharina de krygskunstige waardigheden by voorkeur had opgedragen aan dwergen?
Ik zag in, dat ik nog altyd iets te leren had, en trok m'n witten kiel sluitend om my heen. Hoe meer ik in 't onmenselyke op 'n spook geleek, hoe groter de kans werd iets te begrypen. Sommigen zullen beweren dat ik my by al dat nasporen aan den duivel verkocht. En in zekeren zin kan ik dit niet tegenspreken. Ik voelde dat ik van rechtswege zyn slaaf werd, maar troostte my met de gedachte dat ik zeer geduldig ben, en dat een beetje slaverny meer of min...
Bovendien, als 't my verveelde, kon ik altyd op de olifantenjacht gaan.
Die eerste nul! Dáár ging me een nieuw licht op. De ware stamvader was Boileau, en de filiatie... de eenvoudigste zaak van de wereld. Die nul zou er niet geweest zyn, als er geen speelbanken bestonden. De speelbanken zyn uit Frankryk gekomen. Wiesbaden, Ems, Nauheim bloeiden, en Homburg ontstond, na de afschaffing van 't spel in 't Palais-Royal. Deze afschaffing was 'n gevolg der moralistery van Louis-Philippe, die z'n eigen neven de kroon ontstal, maar 't onbillyk vond dat arme drommels fortuin zochten op de roulet. De pruderie van dat koninkje was... 'n olifantenjacht op 'n beetje burgerlyke distinctie, na al de liederlykheden van z'n voorgeslacht. De eigenschappen van dat voorgeslacht stamden lynrecht af van allerlei puistjes op 't karakter van Louis XIV. Die aap...
Wie maakten hem tot 'n aap? Wel, de dichters, de leugenaars op rym, de verzensmeden. Wie was daaronder de yverigste, de zotste, de verderfelykste? Dat was Boileau Despréaux, de ware type van 't ras. Leve Boileau Despréaux, oorzaak-neef van Kwammina, van Lafontaine, van den olifant, van den Rus, van Mahmoed, van 't ongezuurde brood, van den H.G. der Grieken, van Konstantinopel en van den bedroefden ivoordraaier.
De stamboom der dynastie van 't koningshuis Oorzaak ontrolt zich voor myn oog. Dat 's heel wat ánders dan Lola Montès, Melchizedek en Orelius van Araucanië! Wat zou Adolf tevreden zyn over zoveel scherpzinnigheid. Ik zie nu duidelyk in, dat ik alles weet. De eerste nul ligt met z'n hele voorgeslacht naakt voor myn oog, tot het indecente toe. Die Kwammina... maar dat 's nu de vraag niet. Eén nul heb ik, bezit ik, begryp ik, doorgrond ik. Nog vyfmaal zoveel inspanning, en ik ben gereed.
Hier begon ik te bemerken dat m'n kaarsjen in de pyp gebrand was. Ik schelde om een ander te vragen, na eerst my ontdaan te hebben van myn beddelaken, omdat ik geen aanstoot geven wou. Misschien was de kellner evangelisch-luthérisch of zo-iets, en dan zou 't z'n vromigheid beledigd hebben, te zien dat ik met gnomen en duivels te doen had. Het was weer 't oude, niemand kwam. Ik nam my by deze gelegenheid voor, na 't oplossen van alle andere vraagstukken, een nieuw soort van kellners te fabriceren, wier specialiteit wezen zou een seconde vroeger
*
te komen dan men ze riep. Nog niet geheel en al gereed my met die verbetering bezig te houden, schelde ik nog eens. Weer tevergeefs.
Wachten is altyd verdrietig, vooral wanneer men verlegen is om wat licht. Ditmaal echter troostte ik my gemakkelyker dan gewoonlyk, omdat ik my kon verdiepen in een alleraangenaamst onderwerp. Ik was namelyk byzonder tevreden met m'n intelligentie, en sprak daarover liefkozend met myzelf. Ik had me wel willen kussen. Veel begeren is geen kunst, maar zo flink den waren weg opsporen, waarlangs men al dat begeerde bereiken kan, is waarlyk geen kleinigheid. 't Is waar, ik moest nog oplossen hoe de Fransen - en anderen - er toe kwamen het laf gerymel van dien Boileau met z'n tolus en de rest, voor poëzie aan te zien. Ook lag er nog een waas van twyfel over 't verband tussen de krankzinnigheid van die Grieken en andere krankzinnigheden van jonger datum...
Met m'n intelligentie zou ik dat wel oplossen. En ik schelde nog eens, zo hard ik kon.
Wie, als ik, alles begrypt, kan alles naar z'n zin dwingen. Dat was me redelyk helder... als ik m'n kaarsje maar had! Ik schelde weer.
Dat ik op 't ogenblik niet alles even duidelyk inzie als zo-even, dacht ik, wordt veroorzaakt door m'n gebrekkig toilet als gnoom. Straks zal ik...
En ik schelde nog eens. Een dode zou gekomen zyn op zo'n gerinkel.
Ik zou zeker by deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt van Adolf's vloek over die lammeren, als niet m'n intelligentie my had doen inzien dat ik onmogelyk zo'n kudde stallen kon. En ook 't Schwert... lieve god, wat heeft men aan een Schwert zonder krygskunde!
Heel, heel eindelyk kwam er iemand opdagen. Het was Herr Prellmayer zelf, de eigenaar van 't hotel. Hy verontschuldigde zich over 't wegblyven van den kellner. Ik vernam by deze gelegenheid, dat myn vriend en vraagbaak Hans een allergemeenst sujet was. ‘Der Bub is ä Vieh’ zei de heer Prellmayer op 'n toon van gemoedelyke overtuiging. Hy is lui, dom...
- Hm! Dom?
- Wie ä Vieh! En... 'n zuiper. In de Wirtschaft kan men geen aangebroken fles laten staan, en zodra hy zes kreutzers in z'n zak heeft, drost-i naar de kroeg. Hoe hy vandaag aan geld kwam, mag de drommel weten. Hy is weggelopen, en kwam beschonken terug. Ik heb 'm an die Luft gesetzt. Daarom heeft m'nheer zo lang gewacht. Entschuldigen Sie, het zal niet weer gebeuren. Hoe hy aan z'n geld gekomen was? Wel, dit wist ik. M'n taler was stamvader geworden, of liever medestamvader, van dat schandaal. Luiheid, domheid, dronkenschap... alles had met die dertig groschen meegewerkt om den kwant op straat te zetten. Dit was de eenvoudigste zaak der wereld, en berustte op de grondwaarheid...
Daar vlogen op eens meiden, knechts, kellners, kinderen, vrouw, de hele familie van den huize Prellmayer de kamer in.
- Ach herrejees! Nun, wie dèr Schwein hat, der Hans, der Schlungelhans! Nun, Papa, nun lieber Mann, nun Herr Prellmayer... kolossal... grossartig... nein, aber so'n Schwein! Wer sich das hätte denken können!
De lezer wete dat Schwein in Kladderadatsch-taal ‘geluk’ beduidt. Het woord staat in betekenis tegenover Pech, en in rang daarmee gelyk.
Wat was er gebeurd?
De kwajongen was met den gulden dien hy na z'n bezoek in 't Wirtshaus over had, naar 't Kurhaus gelopen, en had dat geldstuk op rood gezet. Hy won, won, won... was te beneveld om z'n inzet terug te nemen, liet tevens de winst staan, die al hoger en hoger klom, bereikte na twaalf zetten 't maximum, won daarna nog 'n keer of tien, en bevond zich, zonder 't zelf recht te weten, in 't bezit van meer dan veertig duizend gulden!
Daar zat ik met m'n intelligentie!
Gottsollmirselig... enz. geven, riep ik nu Adolf na, zonder my in 't minst te bekommeren om de eventuele stalling. Ik vervloekte m'n causaal-dynastieën, m'n wyzighedens, m'n gnomen, met kaarsjes en beddelakens incluis...
Want ik gaf me over aan drift, aan een trainbub, zou Adolf zeggen.
En ik vloog naar de Kursaal.
Onderweg kwam ik Hans tegen. Hy had zich reeds drie dames en een rytuig aangeschaft, of was mét het rytuig door die dames geannexeerd. Op badplaatsen is men op zulke geluksvoorvallen te allen tyde voorbereid. Hoe dit zy, de dames en Hans... alles was ditmaal in het ene, want ze zaten met hun vieren in den wagen, en koetsierden...
Gottsollmirselig... enz. Was 't niet om alle schapen van de wereld by elkaar te vloeken?
Nu, dat deed ik.
Het stuit my, dit hoofdstuk zo onzedelyk te eindigen. Niet omdat ik dien vloek zo erg vind, maar om den triumf van 't boze. 't Zou den schyn krygen alsof myn intelligentie en werkzaamheid veroordeeld waren tot machteloze woede, terwyl de luie liederlyke Hans voor z'n genoegen uit is. Zo behoort men geen hoofdstuk te sluiten. Want wie 't boek na die episode dichtslaat, zou allicht in verzoeking komen z'n geluk te zoeken in verkeerdheid, en ik haast me dus daartegen te waarschuwen. De ‘dames’ waardoor Hans zich had laten aanschaffen, ontlastten hem in zeer weinig dagen van een groot gedeelte zyner weelde. Hy zag dit zonder veel ergernis aan, omdat-i wist...
Ja, ja, weten, weten! Ook Schlungelhans begon in intelligentie te doen.
...omdat-i nu precies wist hoe hy te handelen had om veertigduizend andere guldens te krygen. Men behoefde slechts in halfbeschonken toestand op rood - of zwart - te zetten, en z'n geld te laten staan tot de benodigde som by elkaar was. Dit immers was de eenvoudigste zaak ter wereld, en berustte op de grondwaarheid...
Les extrêmes se touchent. Myn wyze gnoompjes hadden iets dergelyks gezegd. Maar die overeenstemming mag ons niet verlokken tot verkeerde toepassing. Het wordt tyd, van gnomen en kellners afscheid te nemen, en uit eigen ogen te zien. Dit zal ik dan ook beproeven, na alvorens in 't voorbygaan de moraal te hebben gered, door de mededeling dat onze Hans, weinig weken na z'n kolossales, grossartiges Schwein, in handen der politie viel, wegens poging tot diefstal van een paar oude laarzen. Hy had namelyk, om opnieuw veertigduizend gulden te winnen, een éérsten gulden nodig om in te zetten, en dien een-voudigen eersten zocht hy in dat schoeisel. Ten onrechte. Hy werd gestraft, en zal later wel weer gestolen hebben, zodat hoogstwaarschynlyk z'n Schwein stamvader is geworden van veel Pech. Welk geluk er later zal voortvloeien uit z'n verblyf in het tuchthuis, is me tot heden toe onbekend gebleven.