Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel

Ideeën, vierde bundel

Ideeën, vierde bundel

929.

930.

Vorstenschool

Personen

Eerste bedryf

Tweede bedryf

Derde bedryf

Vierde bedryf

Vyfde bedryf

[Ideeën, vierde bundel (vervolg)]

931.

932.

933.

934.

935.

936.

937.

938.

939.

940.

941.

942.

943.

944.

945.

946.

947.

948.

949.

950.

951.

952.

953.

954.

955.

956.

957.

958.

959.

960.

961.

962.

963.

964.

965.

966.

967.

968.

969.

970.

971.

972.

973.

974.

975.

976.

977.

978.

979.

980.

981.

982.

983.

984.

985.

986.

987.

988.

989.

990.

991.

992.

993.

994.

995.

996.

997.

998.

999.

1000.

1001.

1002.

1003.

1004.

1005.

1006.

1007.

1008.

1009.

1010.

1011.

1012.

1013.

1014.

1015.

1016.

1017.

1018.

1019.

1020.

1021.

1022.

1023.

1024.

1025.

1026.

1027.

1028.

1029.

1030.

1031.

1032.

1033.

1034.

1035.

1036.

1037.

1038.

1039.

1040.

1041.

1042.

1043.

1044.

1045.

1046.

Aantekeningen

Naschrift by den derden druk

Ideeën, vyfde bundel

Ideeën, vyfde bundel

1047.

1047a.

1047b.

1047c.

1047d.

1047e.

1048.

1048a.

1049.

1049a.

1049b.

1049c.

1049d.

1050.

1050a.

1050b.

1050c.

1050d.

1051.

1051a.

1051b.

1051c.

1052.

1052a.

1052b.

1052c.

1053.

1053a.

1053b.

1053c.

1053d.

1053e.

1053f.

1054.

1054a.

1055.

1055a.

1055b.

1056.

1057.

1058.

1058a.

1058c.

1059.

1059a.

1059b.

1060.

1060a.

1060b.

1061.

1061a.

1061b.

1062.

1063.

1064.

1065.

1066.

1067.

1068.

1069.

1070.

1071.

1072.

1073.

1074.

1075.

1076.

1077.

1078.

1079.

1080.

Aantekeningen

Verantwoording

Verantwoording

Ideeën, vierde bundel

Ideeën, vijfde bundel

Alphabetische lijst van verklaringen


Vyfde bedryf

Toneel: waranda op Louise's Rust. Linkerzy, linker helft van de achterzy (waarin 'n dubbele deur) en voorste helft van de rechterzy: kamerwand. Rechts-achter en achter-rechts tuin en ingang van 'n park, met standbeelden en bloemvazen op voetstuk. Rechts op den voorgrond: 'n fauteuil. Daarachter, tegen den wand, onder 'n venster, 'n tafel waarop enige boeken. By die tafel met den rug naar 't midden 'n stoel. Aan den linkerkant, vóór, dameswerktafeltje. Behalve de stoel die daarby staat, drie schuins-achterwaarts gerangschikte stoelen.
De Walbourg alleen
(linker voorhoek) en bezig met tapisseriewerk. Niet te spoedig na 't ophalen van de gordyn, de Koning (zwart jasje) haastig door de achterdeur binnentredend. Hy loopt snel op de linker zydeur toe.

Koning,

gejaagd

De Koningin is binnen?

De Walbourg,

opstaande

Hare Majesteit

Reed uit, doch is misschien terug.

Koning,

met hevige teleurstelling

Ga zien!

De Walbourg links af.

Koning,

alleen. Hy gaat in blykbare gemoedsbeweging op en neer.

Van Weert schynheilig? Nu, dat ziet men meer!

Maar dat ikzelf een ogenblik kon menen...

't Is onvergeeflyk! Zy, zo fier en edel,

Zy die het hart zo hoog draagt... foei, foei, foei!

Ik schaam my over 't al te zot vermoeden!

Maar wie kon gissen dat Van Weert... zo raide,

Zo'n overdeftig man, zo'n zedepreker,

Zich inliet met een vrouw van lagen stand?

Toch blyft m'n argwaan schandlyk, en ik zoek

Vergeving... die ze my niet schenken kan,

Omdat ik... haar niet zeggen durf, waarvoor!

Hy gaat Walbourg, die terugkeert, haastig tegemoet.
Koning. De Walbourg.

De Walbourg

De Koningin is nog niet van haar toer

Terug. Verkiest uw Majesteit, dat een

Pikeur... ik weet den weg dien ze afkomt...

Koning

Neen,

Dat is niet nodig. Ik kom straks terug,

En ga wat wandlen in het park...

Hij treedt op den rechter achterhoek toe, doch keert terug.

Zeg dat ik...

Wie vergezellen haar?

De Walbourg

De moeder van

Uw Majesteit, de dame van den dag,

En prins Spiridio.

Koning,

steeds in blykbare onrust

Zeer wel! Zeg... dat

Ik hier... geweest ben, en... terugkom, en...

En dat...

Weifelend tussen gaan en blyven

De Koningin is immers wél?

En... goed gestemd?

De Walbourg

O, Sire...

Koning,

a.v.

Juist! Ik ook!

Zeg dat ik haar... zeg dat ik... nergens liever

Met wandlen my vermaak, dan in haar park.

't Is alles hier... zo smaakvol ingericht!

De lucht is... reiner dan, dan... ergens elders!

Hy gaat, doch keert terug.

En zeg vooral...

Hy keert zich driftig van De Walbourg af.

Hoe kan een ander zeggen,

Wat ik niet onder woorden brengen wil!

Koning snel af in den tuin. De Walbourg neemt haar plaats weer in. Na enige ogenblikken keert de Koning terug. Hy heeft 'n roos in de hand.

De bloemen staan hier prachtig in den tuin,

En alles stemt... zo... geef de Koningin

Die roos, en zeg haar dat... ikzelf die plukte,

En dat ik haar verzoek...

Zich eensklaps omkerend

Verdoemd!

Tot De Walbourg.

Adieu!

Koning snel af, in den tuin. De Walbourg neemt weder plaats.

De Walbourg.

alleen, als by 't ophalen van de gordyn. Terstond daarop, uit de linker zydeur, Spiridio. Later Lakei.

De Walbourg

Welnu, Spiridio?

Spiridio

'k Heb hare Majesteit

Het schandstuk blootgelegd, zo goed ik kon,

Doch zy wist byna alles, vóór ik sprak.

De Walbourg

O, zeker!

Spiridio

En wat zal ze doen?

De Walbourg

Ze zal

Het kwaad in goed verkeren... 'k weet niet, hoe?

Maar zeker is het, dat ze wél zal doen!

Op haar horloge ziende.

Ze wacht Van Huisde hier, en 't meisjen ook.

Spiridio

Maar ik begryp niet, hoe ze... zonder zich...

De Walbourg,

vurig

Te... verontschuldigen? Gewis, dat mag ze niet!

En ook, dat zál ze niet!

Spiridio

Maar... zonder zelfs

De zaak te noemen, want reeds dát is moeilyk!

De Walbourg

Ge noemt dit moeilyk? Zeg: onmogelyk!

Daartoe zou zich gewis haar mond niet lenen!

Maar wees gerust! Zy zal in 't ryk gemoed

Het middel vinden, om te doen verstaan

Ook wat niet rein genoeg is voor haar lippen!

Lakei,

door de achterdeur

De heer Van Huisde meldt zich aan, en zegt

Dat hare Majesteit hem wacht.

De Walborug,

tot Spiridio

Ge wilt

Misschien een andren weg uit? Door den tuin?

Spiridio

O, neen! Van Huisde mag me hier zien, en

Het weten dat... m'n levenslust, m'n...

De Walbourg

Geest,

Kom, zeg het maar!

Spiridio

Welnu, dat ik, en wat

Er in my is, geen deel heeft aan...

De Walbourg

Aan schelmery!

Dat staat je goed, Spiridio!

Tot den lakei

Laat binnen!

Lakei af. Van Huisde binnen. De Walbourg reikt zeer vriendelyk de hand aan Spiridio, die hierop vertrekt, na Van Huisde in 't voorbygaan op verachtende wys met de ogen gemeten te hebben.
De Walbourg. Van Huisde. Deze staat op den achtergrond in 't midden.

Van Huisde,

aarzelend

Uw dienaar, freule! Hare Majesteit

Heeft my ontboden, en ik kom...

De Walbourg tikt aan een op haar tafeltje staande schel. Lakei binnen.

De Walbourg,

zonder op te zien

Een stoel!

De lakei zet 'n stoel nagenoeg in 't midden van het toneel, waarop Van Huisde plaats neemt, zodat-i op enigen afstand schuins achter De Walbourg komt te zitten. Lakei af. Van Huisde geeft aanhoudend blyken van verlegenheid.

Van Huisde

Maar freule, ik hoop toch dat... (hoe vang ik aan?)

Het was vandaag iets minder guur, maar toch

Zo warm niet, als 't wel wezen kon.

De Walbourg,

a.v.

Ei, zo!

Van Huisde

Hoe maakt het uw papa, de generaal?

De Walbourg.

Heel wel.

Van Huisde

Nog altyd even vrolyk?

De Walbourg,

a.v.

Ja.

En eerlyk ook.

Van Huisde

De freule badineert.

De Walbourg,

a.v.

O, neen!

Van Huisde

't Geval is epineus. Ik meende...

De Walbourg,

a.v.

U meende dat het wel nog warmer kón?

Dat is een schoon geloof, m'nheer Van Huisde.

Van Huisde

De zaak is ernstig, freule...

De Walbourg,

a.v.

Zeker!

Van Huisde

Als

Niet Hesselfeld uit haat, en... om Van Weert...

De Walbourg

ziet op haar horloge. Naar den achtergrond gaande, in 't voorbygaan:

Heeft u den man gezien, die u dien stoel

Daar bracht, m'nheer van Huisde?

Zy opent de achterdeur, en ziet in de antichambre.

Van Huisde,

zich op z'n stoel half omkerend

O ja, maar... wat

Beduidt die vraag?

De Walbourg

Ik wilde u zeggen... dat...

Ze sluit de achterdeur, loopt haastig naar 't werktafeltje, neemt de daarop neergelegde roos, en gaat snel naar de linker-zydeur. In 't voorbygaan:

Die man een eerlyk man is. Anders niet.

De Walbourg af, in de kamer der Koningin.

Van Huisde,

alleen. Hy loopt toornig heen-en-weer.

Men zou... ik wil... ik moet... het is verbazend!

Ik ben, geloof ik, woedend. En ik zou,

Als niet een grondbeginsel me weerhield...

Dan zou ik... ja, dan zou ik razend zyn!

Louise (zwart fluwelen kleed met sleep. Waaier. Juwelen diadeem. Overigens geen versierselen dan de roos die ze op haar borst draagt) gevolgd door De Walbourg, treedt langzaam binnen. Zonder op Van Huisde acht te slaan, die herhaaldelyk diep buigt, zet ze zich, met den rug naar 't midden gekeerd aan de tafel, waar ze enige boeken opneemt en rangschikt. Daarna schynt ze in gepeins verzonken, als zich gereedmakende voor 't nu volgend toneel. De Walbourg heeft Hanna, Herman en Albert door de achterdeur binnengelaten, en aan de linkerzyde enigszins, doch niet geheel nog, naar den voorgrond geleid. Van Huisde staat by z'n stoel, in 't midden, achterwaarts. De drie bezoekers, die onderling fluisteren, worden door De Walbourg met 'n wenk tot stilte en aandacht vermaand. Pauze. Van de linkerkant des toeschouwers af gerekend, bevinden zich de personen in de volgende orde:
De Walbourg. Hanna. Albert. Herman. Van Huisde. Louise.

Louise,

zich op haar stoel omwendende

Weest niet verlegen, kindren!

Ze wyst de stoelen aan, naby De Walbourgs werktafeltje.

Neemt dáár plaats!

Ze staat op, zonder vooralsnog naar de linkerzyde te treden, en nodigt met 'n wenk de bezoekers uit, te gaan zitten, 'tgeen op het voorbeeld van De Walbourg, die haar werk ter hand neemt, geschiedt. Van Huisde staat altyd in 't midden, enigszins achterwaarts.

Die dame kent ge! 't Was m'n zuster, die

Zo'n tandpyn had... ge weet wel? Deze heer

Van Huisde buigt.

Is... een notaris. Hy mag alles horen -

Ja zelfs, hy moet het horen! - wat ik zeg.

Eenvoudig is 't! Ik heb u hier geroepen,

Om u, in zyne tegenwoordigheid...

Ze nadert nu met iets plechtigs in gang en houding, de bezoekers, die opstaan. De Koningin spreekt zeer langzaam, en met eigenaardigen nadruk.

Een blyk te geven van m'n achting. U...

Ze reikt Albert de hand. Deze strekt de zyne niet uit, voor ze aanmoedigend zegt:

De hand! En u...

Als voren, tot Herman die almede blyk geeft van beschroomdheid

De hand!

Tot Hanna

En u... een kus,

Myn Hansje!

Ze kust Hanna, die in gebogen houding staat, op 't voorhoofd.

Gaat nu zitten, dáár, en luistert!

En wat ge niet terstond begrypt, zal later...

Ze neemt plaats op de fauteuil. (Rechter-voorhoek) De Walbourg borduurt. Hanna, Herman en Albert luisteren met ingespannen aandacht. Uit hun gelaatstrekken blykt, dat zy in den beginne Louise's woorden niet begrypen, doch dit verandert van lieverlede in blykbare belangstelling. De Koningin spreekt langzaam en, op weinig uitzonderingen na, toonloos. Er blykt dat zy 'n zichzelf opgelegde rol speelt, en zich dwang aandoet.

Neem plaats, m'nheer van Huisde! Ik was zo vry

U hier te ontbieden, om een u verzoek

Te doen, dat...

Van Huisde

Majesteit...

Louise

Blyf zitten. Ik

Heb van uw roem als rechtsman veel gehoord

En wilde...

Van Huisde

Majesteit...

Louise

Blyf zitten. Eerst

Iets anders nog: hebt ge verstand van vlinders?

Van Huisde

Maar, Majesteit...

Louise,

met den waaier spelend

Blyf zitten. Hebt gy ooit

Zo'n beestje, fladdrend, tegenstrevend, op

Een schyf van kurk genageld? Blyf toch zitten!

Dat is voor sommigen een groot vermaak...

Ze noemen 't, meen ik, entomologie.

Men stoort zich, schoon het diertje niets misdeed,

Niet aan z'n angstig spartlen. Met een speld

Prikt men 't meedogenloos door 't lyfje heen...

Een slecht entomoloog, die dit niet kan,

En die zich roeren laat door de onschuld van

Zo'n beestje! Als 't nog een slang was, of een wesp,

Een schorpioen, een pad, een adder... dan, ja dan,

Dan zou ikzelf - wie weet! - het naaglen op

Een plank, en my niet storen aan 't gespartel,

En slaan met vaste hand den priem door 't hart!

Van Huisde

Maar, Majesteit...

Louise

Blyf zitten. Nu ter zake!

't Is u misschien bekend, dat m'n vermaak,

Hier op Louise's Rust...

Van Huisde

Ik bid u, Majesteit,

Het was uit bestwil... en ik meende...

Louise

Ook ik

Doe alles wat ik doe, uit bestwil, schoon

Men daarmede een chaussee plaveit die niet,

Precies ten hemel leidt, m'nheer Van Huisde!

Uit bestwil dan, vermaak ik me zo goed

En kwaad ik kan. Ik slaap, en droom, en eet,

En drink, en lees, en schryf, en ryd, en wandel,

Ontvang bezoek...

Van Huisde

Maar, Majesteit...

Louise,

den waaier driftig toeslaande

Ga zitten!

Opnieuw gedwongen kalm, en gemaakt-onverschillig met den waaier spelend

Helaas, aan al dat tydverdryf komt eens

Een eind! De geest, de ziel, 't gemoed...

Al wat ik u van ziel en hart kon zeggen,

Weet gy zo goed als ik, m'nheer Van Huisde...

Van Huisde

Maar, Majesteit, ik dacht, ik meende...

Louise

Blyf

Toch zitten! Meen niet, dat ik u verzoek

Om een verhandling over fysiologie,

Om psychologische vertogen, neen!

Noch om een studie over zeedlykheid,

Of preken over eer en deugd, o neen!

Al zy 't dan dat gy in dit alles zeer

Ervaren zyt...

Van Huisde

Ik kan uw Majesteit

Verzeekren...

Louise

Blyf toch zitten, en verzeker

Niet meer dan aan een wysgeer past. Ik gis

Dat ook filosofie uw vak is... maar

Het Recht, de Rechten, is toch hoofdzaak, niet?

Van Huisde

Voorzeker, Majesteit, maar...

Louise

Blyf toch zitten!

Ik heb u een bekentenis te doen,

Iets zeer vertrouwlyks, iets, iets... dat men niet

Dan aan dezulken openbaart, wier eer

En rechtsgevoel...

Van Huisde

O, Majesteit, m'n dank...

Louise

Dat 's wél! Maar blyf toch zitten, Doctor Juris!

Ik zeg u dan... De Walbourg weet het, maar

Zy is ook de enige! Ge kunt toch zwygen?

Van Huisde

O, Majesteit, die eer... m'n woord...

Louise

Blyf zitten.

Ik zeg u dan... maar 't valt me waarlyk zwaar,

En 'k reken op uw eer, m'nheer Van Huisde...

Blyf zitten toch! De zaak is, dat ik my,

In weerwil van dat slapen, ryden, lezen...

De zaak is dat ik... me verveel, ziedaar!

Het is er uit!

Van Huisde

Maar, Majesteit...

Louise

Blyf zitten.

Hebt ge in m'n park, daar, rechts van de inrylaan,

Dien vyver wel gezien, met karpers?

Van Huisde

Ja,

Maar... Majesteit...

Louise

Blyf zitten. Hoor my aan,

En toon u m'n vertrouwen waard. Toen ik

Het eerst de kwaal die me verteert, ontdekte,

Beproefde ik vele middlen tot herstel.

'k Studeerde uit wanhoop in de Aglaia. Toen

Las ik proces-verbalen van... ge weet wel?

Geachte-sprekerswysheid, en... en... en...

Gyzelf waart... spreker, meen ik, en... geacht,

O zeer! Dit weet ik. Maar m'n kwaal weerstond

Den breden stroom van wysheid en geachtheid:

Zo'n kwaal is dom, dit ziet ge. Maar... qu'y faire?

'k Heb daarop troost gezocht by vogels,

By lysters, vinken, kraaien en kanaries,

By eksters, beo's, spreeuwen, papegaaien...

Och alles zonder baat, m'nheer Van Huisde.

Ten einde raad liet ik dien vyver graven,

En plaatste daar een tal van karpers in...

(Oók schepsels die niet schittren van vernuft,

Helaas!) Hebt gy verstand van karpers?

Van Huisde

Neen,

Doch als uw Majesteit het wenst, zou ik...

Louise

Zoudt gy verstand van karpers kunnen krygen?

Dit eis ik niet, het waar te veel verlangd.

In wou alleen... ja dit nog: ook die vyver

Verveelde my. Zo'n vis, geacht misschien

By medekarpers en consorten, en expert

In zaakjes die... kortom, ik vond geen baat!

En daarom nu, en désespoir de cause,

Zoek ik op 't ogenblik - ge raadt het al! -

M'n troost in en. to. mo. lo. gie:

Fors

blyf zitten!

Weder gemaakt-onverschillig

Maar ook aan dat vermaak komt eens een eind,

En bovendien... 't is jammer van de spelden!

Wat anders dus! Ik zocht, en zocht, en vond

Een onderwerp tot tydverdryf... uniek,

Grossartig, majestetisch, impayable!

Ik wil - het plan is stout, maar 't lacht me toe -

Me wyden aan het vak waarin gy uitmunt,

'k Wil in de Rechten, of in 't Recht, studeren.

(Die domme karpers! Nu, de vyver wordt

Gedempt.) Wilt gy in 't Recht m'n leraar zyn?

Van Huisde

Maar, Majesteit...

Louise

Blyf zitten. Ik begryp

Wat ge my vragen wilt? Of ik latyn

Versta? Och, bitter weinig. Is dat nodig?

Ze bladert in de eerste pagina's van 'n lyvig boek.

'k Heb hier 'n woordenboek... a, absque en abacus,

Ambages... zyn die nodig by de Rechten?

Ambitio, ambire, rondgaan... hè?

Ambire... slentrend rondgaan uit ambitie?

En... alibi! Wat is dat: a-li-bi?

Me dunkt, het is een zonderlinge taal,

We kunnen dat latyn wel overslaan.

Ze slaat het boek toe

Wilt gy m'n leraar zyn, m'nheer Van Huisde?

Van Huisde

Maar, Majesteit, ik weet niet...

Louise,

zeer langzaam van toon veranderend

Hoe? Ik hoop

Toch, dat ge weet wat Recht is!

Van Huisde

Majesteit,

Ik smeek u...

Louise,

a.v.

Smeken hoort by Recht niet,

Dit weet ik zonder abacus, goddank!

Houd me niet voor nog dommer dan ik ben,

Al vondt ge my wat zwak in a, ab, abs,

En in het juist begrip van alibi.

Wat is een alibi? Kom aan, laat horen,

Wat is een alibi, m'nheer Van Huisde?

Hanna schynt aan de Walbourg te vragen: is hy de man? Deze weert haar zacht af, en noopt haar met 'n wenk tot zwygen.

Van Huisde

Graaf Otto...

Louise,

streng, daarna spottend

Graaf Van Weert is eerlyk man,

En heeft met alibiën niets te maken.

Ik vraag aan U: wat noemt ge 'n alibi

In uw latyn of in uw Rechten? Hoe,

Ge noemt u doctor, leraar, in die dingen,

En laat uw leerling smachten naar wat licht?

Dat is niet edelmoedig.

Van Huisde

Majesteit...

Louise

Blyf zitten. De facultas - noem ik 't goed? -

Docendi is my niet gegeven, maar

Ik denk toch, dat een les van my... in de en-

tomologie byvoorbeeld, met 'n proef

In vili anima, u duidlyk wezen zou!

Van Huisde

Ik smeek u, Majesteit... het was uit bestwil!

Louise

Om niet den grond van 't dierbaar vaderland

Te drukken? Zeker, dat is Recht, en zelfs

Bestwillig edel. Is dit álles? En

Kan ik, doordrongen nu van dit besef,

Terstond gaan promoveren met de kap?

Of zit de studie van het Recht nog dieper?

Streng

Ik wacht!

Van Huisde

Maar, Majesteit, ik ben...

Louise,

a.v.

Blyf zitten.

Ik wacht! Welnu? Nog eens: ik wacht!

Van Huisde

Ik ben...

Louise,

a.v.

Ge zyt? Ik wacht.

Van Huisde

O, Majesteit...

Louise,

a.v.

Ik luister.

Kom-aan, ik wacht! Of zou de vlinder soms

De speld niet waard zyn?

Hanna wordt door De Walbourg op haar stoel teruggehouden. Ook Herman schynt te willen spreken, doch wordt telkens door De Walbourg met 'n wenk tot stilte vermaand.

Van Huisde

Majesteit, ik wil

Vergoeden, schaadloos stellen... men kan vordren

Een som...

Herman,

opvliegend

Neen!

De Walbourg zet hem neer.

Louise,

met blykbaar gedwongen kalmte en spottend

Schaadloos stellen? Wie en wat?

My, voor de niet ontvangen les in 't Recht?

Vergoeden? Wat? Waarmee? Zyt ge zó ryk?

Meent ge alles met een weinig geld... o, o,

Ge stelt niet eens my schaadloos voor m'n karpers,

En zoekt het Recht in d' opslag van uw mouw!

Met enige verheffing van stem, daarna vry snel losbarstend in hevigheid

Kom-aan, m'nheer Van Huisde, spreek! Weet gy

Nog altyd niet wat Recht is? Spaar uw mouw!

Ik vorder antwoord!

Opstaande. Ook Van Huisde staat op.

Antwoord!

Ze gaat een schrede op hem toe.

Antwoord!

Van Huisde

Ik...

Hanna

vliegt op, en valt voor de voeten van de Koningin neer

Genade voor dien man!

Louise

Sta op, m'n kind!

Tot Van Huisde

Weet gy nog altyd niet wat Recht is?

Tot Hanna

Op!

Uw plaats is dáár niet! Op, sta op!

Terwyl ze met de linkerhand Hanna opricht, strekt ze de rechter, waarin zy den waaier houdt, naar Van Huisde uit.

Gy... neer!

Omlaag... neer... lager... op den grond!

Van Huisde, die zich, met schokken en tegenstrevend, al dieper boog, valt by 't laatste woord, met gebogen hoofd, op de knieën voor Hanna neer.

Ziedaar myn recht!

De Koningin-Moeder vertoonde zich gedurende enige ogenblikken in de linker zydeur, en blyft, even als Herman, Albert en de Walbourg, roerloos staan. Pauze.

Een executie, moeder!

Vorigen en Koningin-Moeder.
De Walbourg schynt met grote aandacht in den tuin te staren.

Louise

Het is genoeg!

Van Huisde staat op.

De Walbourg

Ik zie z'n Majesteit

Ginds wandlen in de allee...

Louise

O, dat is heerlyk!

Mama, ik bid u, roep den Koning hier!

Ik voel behoefte hem te spreken, en

Te zeggen dat ik... zyn bevel volbracht!

En dat ik...

fluisterend en snel

zeg hem alles, álles, moeder!

luid

En dat ik deed... wat hy bevolen heeft,

Stipt, stipt, wat hy gelastte!

fluisterend

Alles, moeder!

Koningin-Moeder af, in den tuin.
Vorigen
, zonder Koningin-Moeder.

Louise,

tot Van Huisde

Ge kunt vertrekken. Wis uw knieën af,

En wat er verder aan u vuil mag zyn.

Zorg dat ge niet z'n Majesteit ontmoet!

Ik raad u dit in uw belang. Het hart

Des Konings gruwt van laagheid, en hy zou...

Wat my betreft, ge weet misschien, het is

Vanavond op Louise's Rust soiree...

(De Walbourg, laat den vyver wat-i is,

We kunnen onze karpers nog niet missen!)

Ge zult me zeer verplichten met wat hoofdpyn,

Koliek of podagra... de keus is vry,

Doch liefst zag ik de kwaal wat chronisch. Ga!

Van Huisde af, door de achterdeur.
Vorigen, zonder Van Huisde. Later Lakei.
Louise neemt niet zonder blyk van vermoeienis
, weder plaats, nu op den stoel, dien ze byna geheel van de tafel heeft afgewend. Ze wenkt ook de anderen te gaan zitten.

Louise

Dat is verricht! En nu een woord aan u,

M'n kindren! Hanna, hebt gy alles goed

Begrepen, wat hier voorviel?

Hanna

Majesteit,

Om... heus oprecht te zyn, in het begin

Was 't my wat vreemd... niet alles even duidlyk.

Maar later, en vooral toen Herman ‘neen!’ riep...

Louise

Toen werd de zaak u helder?

Hanna

Ja, o ja!

Zó helder, dat ik alles met hem leed,

En schaamte voelde dat de man, om my,

Zo vreeslyk werd gepynigd door beschaamdheid.

Ik zou 't niet overleven, dunkt me!

Louise

tot Albert en Herman

En gy,

Poëet, en gy... zegt, kunt ge nu berusten

In het gebeurde!

Albert

O, Majesteit, ik heb

Geen wraak gezocht!

Louise

Ook ik niet! Maar herstel

Van eer voor uwe bruid, voor uwe zuster.

tot Herman

Zyt gy voldaan?

Herman

Mevrouw, ik... kan niet... spreken.

Louise,

opstaande

Welnu... ik hoop u allen weer te zien,

En wil dat ge eenmaal zeegnen zult, wat eerst -

En zeer terecht! - u zo geschokt heeft. Gaat...

Gedurende de laatste woorden is 'n lakei binnengetreden. Hy ging achter de bezoekers om, en sprak zacht enige woorden tot De Walbourg, die daarna opstond, en nu de Koningin nadert. Lakei naar de achterdeur, waar-i staan blyft.

De Walbourg

De jonker Schukenscheuer vraagt gehoor.

Louise

Wel zeker, dat ontbrak nog! Laat hem zeggen

Dat ik op Vrydag iedereen ontvang,

En dat hy komen kan als ieder komt,

Maar nu niet, en ook hier niet!

De Walbourg gaat naar de achterdeur.
Zeg

Gyzelf hem, dat ik niet begryp wat hem

Zo stout maakt, buitenstyds, en hier...

Op 't ogenblik dat De Walbourg het vertrek verlaat.

...neen, wacht!

Ze bezint zich enige ogenblikken.

Zeg niets!

Tot den lakei
Laat binnen!

Lakei af. De Walbourg en de bezoekers nemen op 'n wenk van de koningin hun plaatsen weder in. Louise zet zich op den fauteuil.
Vorigen. Von Schukenscheuer.
Na
, by 't binnentreden, 'n diepe buiging voor de Koningin gemaakt te hebben, nadert Schukenscheuer den voorgrond. De blikken die hy nu, en gedurende dit gehele toneel, op de bezoekers werpt, getuigen van z'n teleurstelling, de Koningin niet alleen te vinden. De Koning en de Koningin-Moeder vertonen zich aan den ingang van den tuin. De eerste leunt tegen het voetstuk van 'n bloemvaas.

Louise

Wat 's er van uw dienst?

Von Schukenscheuer

Ik wilde uw Majesteit... maar, Majesteit...

Louise

Laat horen, jonker!

Von Schukenscheuer

Majesteit, ik wilde...

Ik kan...

Louise

Welnu, ik luister.

Von Schukenscheuer

Maar ik kan...

Louise

Is 't een geheim?

Von Schukenscheuer

Ja Majesteit! Het is...

Louise

Is 't een fameus geheim?

Von Schukenscheuer

Ja, juist, fameus!

Louise

Fameuze zaken moeten ruchtbaar zyn,

Een stille faam is 't ware niet. Spreek op!

Von Schukenscheuer

Maar, Majesteit, het is onmogelyk!

De zaak is... delikaat, zeer delikaat!

Louise

Een middel tegen 't staamlen?

Von Schukenscheuer

Neen, o neen!

Maar, Majesteit, ik kan... hier... waarlyk niet...

Louise

Kom-aan, ik zal je helpen, jonker! By

Domeinen is een vacature, en ge wilt...

Von Schukenscheuer

O zeker, Majesteit, maar... dat...

Louise

Ge weet

Misschien, dat ik, zowel naar recht als smaak,

Geen invloed hebben mag, noch wil, op het

Begeven van een ambt...

Von Schukenscheuer

Maar, Majesteit,

Ik had... iets anders... iets... iets... wel fameus!

Er is... gevaar!

Louise

Voor 't land?

Von Schukenscheuer.

Neen, niet voor 't land,

Maar voor...

Louise

Domeinen?

Von Schukenscheuer

Neen, maar voor...

Louise

Voor wien?

Voor u?

Von Schukenscheuer

O, neen! Er is gevaar...

Louise

Voor uw geheim?

Is 't kostbaar?

Von Schukenscheuer

Ja! Ja, Majesteit, bepaald!

Louise

Dan vind ik 't wreed, u daarvan te beroven.

Ik houd my aan die vacature by

Domeinen. Luister! In het algemeen

Laat ik me niet met zulke zaken in,

Maar... daar ge veel verdienste hebt... ja gy!

Méér inderdaad, dan aan uzelf bekend is...

Doch my is 't helder op dit ogenblik!

Nu, daarom wil ik u... gehoor verschaffen

By zyne Majesteit, en wel intiemer

Dan anders mooglyk is.

Schukenscheuer geeft blyken van verbazing, en wil spreken. Louise legt hem met 'n wenk het zwygen op.

De Koning komt

Gewoonlyk 's avonds hier, en arbeidt met

Den Graaf Van Weert, tot middernacht, en later.

Wanneer ge u aanmeldt - met uw staat-van-dienst,

Natuurlyk... en bewyzen van bekwaamheid! -

Dan zal ik zyne Majesteit verzoeken,

By wyze van byzondre gunst, u in

Myn kabinet te ontvangen. En de Koning,

Die dan 't advies van graaf Van Weert terstond...

Von Schukenscheuer

Maar, Majesteit... ik... ik...

Louise

Alweer 't geheim?

Als dat u dan zo vreeslyk nog bezwaart,

Dan kunt ge tevens die gelegenheid

Gebruiken, om u daarvan te ontlasten.

Met 'n wenk dat-i vertrekken mag.

'k Ben zeker, dat men hier of daar u wacht.

Schukenscheuer schynt nog te willen spreken, doch de Koningin ziet hem de kamer uit. Aarzelend, buigend, weifelend tussen ontzag en ontevredenheid, bereikt-i de achterdeur, en vertrekt. Louise staart hem schouderophalend na.

Daar gaat een candidaat voor de oppositie...

Het doet me waarlyk leed... voor de oppositie!

Opstaande, tot Hanna, Albert en Herman

En nu... ik zeide u reeds, ik wil u weerzien.

Gaat opgeruimd naar huis, en aan uw werk.

Gy dáár... ik hier! Ik bied u geen geschenk...

Hanna

O, dat is lief!

Gedeeltelyk uit eigen beweging, gedeeltelyk door 'n wenk van De Walbourg aangemaand, zyn de bezoekers enigszins teruggetreden. Albert is naby de achterdeur. Hanna volgt hem. Herman blyft weifelend staan, en keert, met blyken van innige gemoedsbeweging terug.

Herman,

stamelend

Mevrouw, ik was zo ruw,

En voel me nu... zo anders! Maar ik kan

Niet uiten wat ik voel. De woestheid van

M'n ziel... hebt gy veranderd in iets lieflyks.

Ik wilde u vragen... maar ik durf niet...

Louise,

vriendelyk

Spreek!

Herman

U vragen, of...

Hartstochtelyk uitberstend, en zeer innig

Mevrouw, mag ik die roos!

Louise

Die vraag is een geschenk aan my... ik neem

Het aan!

Terwyl zy de roos van de borst neemt

Die bloem heeft een geschiedenis

Die menig onzer haar benyden mocht!

Ze was - en blyft! - welsprekende bodin,

Getuige, pand, symbool en prys van 't goede.

De roos kussende

Vaartwel, m'n hartelyke blaadjes... dank!

Ge hebt niet tevergeefs gebloeid! Ziedaar!

En nu, m'n kindren, laat me alleen. Ik ben

Vermoeid.

Herman drukt onder 't weggaan, de roos aan z'n lippen. Hy, Hanna en Albert af. Louise zinkt als uitgeput op den stoel voor de tafel neer, en met het hoofd in de beide handen. Ze weent. Louise, als voren. De Walbourg. Koning. Koningin-Moeder.
De Walbourg
, die blyk geeft den Koning en de Koningin-Moeder aan den ingang van den tuin gezien te hebben, blyft na het vertrek der drie bezoekers, links op den achtergrond staan, en schynt met 'n verschrikt gebaar, den Koning opmerkzaam te maken op den gemoedstoestand der Koningin.
De Koning treedt snel enige stappen vooruit
, doch blyft in 't midden van den achtergrond, met blyken van ontsteltenis staan. Ook de Koningin-Moeder treedt nu de warande geheel binnen. Pauze.
Op 'n wenk van den Koning
, verlaat De Walbourg het toneel. Ze sluipt op de tenen door de linker zydeur, haar blikken onafgebroken op Louise gevestigd houdende.
De Koning en de Koningin-Moeder trachten door gebaren te kennen te geven
, wat er in hen omgaat. Ze schynt hem toe te roepen:
Ziedaar de bevestiging en 't gevolg van alles wat ik u meedeelde, en onder 't oog bracht.
De Koning doet beurtelings 'n schrede voorwaarts en terug, en geeft blyk van hevige gemoedsbeweging. Hy slaat zich voor 't hoofd, en schynt telkens op Louise te willen toevliegen, doch weifelt tussen berouw en schaamte. Eindelyk wenkt hy nu ook de Koningin-Moeder, hem met Louise alleen te laten, waarop zy, hem met 'n streng gelaat aanstarende, langzaam door den tuin vertrekt.
Na Louise enige ogenblikken zeer ernstig te hebben gadegeslagen
, treedt de Koning langzaam vooruit, en legt haar de hand op 't hoofd.
Louise
, als voren. De Koning.

Koning

Louise!

Louise,

verrast opstaande

George!

Ze grypt z'n hand, en wil die kussen. Hy weert haar zacht af.

Koning,

met gedwongen kalmte.

Deze tranen...

Ik wil, ik zal ze waard zyn! Ik weet alles...

Levendig

Zeg niets, spreek niet! Ik weet, ik weet, ik weet!

Hier in m'n borst roept alles luider, dan

Eén klank het uiten kan!

Treurig

Die werkman heeft

Het juiste woord genoemd: ook ik was... anders!

Wild

By God, 'k zal anders worden dan ik was!

Zeer ernstig, zonder emfase, doch op elk woord drukkende

Ik wil, als gy, Louise...

Zich naar den voorgrond kerend

myne plaats

Verov'ren in het hart des Volks...

Louise,

dankbaar en verheugd de gevouwen handen omhoog heffend

O, George!

Koning,

zeer innig tot Louise

En... 'k wil m'n plaats verdienen in het uwe!

Ze valt hem in de armen.