Volledige Werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
Aleid Twee onafgewerkte bedryven uit een onvoltooid blyspel
1153.
Zo eindigde Solon Verlaan 't eerste hoofdstuk van z'n verhaal. Het tweede en laatste zal ik vertellen, of vanzelf laten spreken. We laten dus 't boskatje voor 't ogenblik onder de hoede van de aanstaande Geertje-meu die op zich genomen had haar, of de zaak, te ‘klaren’. Nu, dit deed ze. Sint Maarten was er niets by. Op den ryweg langs den Amstel joelde 't Volk maar altyd voort. Van lieverlede verdwenen de koetsen van de hoge heerschappen. Ook de ruiters verveelden zich, en zochten vryer plaats dan die buurt op dat ogenblik kon aanbieden. De menigte drong, zong, schreeuwde en dronk. Om zich schadeloos te stellen voor 't mislukte hardzeilen, begon men hier-en-daar zich te vermaken met het afsteken van vuurpylen, die den volgenden dag in de couranten tot getuigen werden geroepen van de ontzaglyke liefde des Volks voor alle mogelyke prinsen en prinsessen.
Dit was onjuist. Het Volk houdt van vuurpylen omdat ze blazen en proesten en sissen en glinsteren.
Ook zwermers - de Amsterdammers noemen ze ‘voetzoekers’; wie kan me zeggen: waarom? - ook zwermers werden aangevoerd als bewyzen voor de zeer byzondere gehechtheid des Volks aan alle Souvereinen...
De Paltsgravin gelóófde het. Heus!
Maar ze had ongelyk, precies als die kranten.
Want, lezer, de menigte houdt van voetzoekers omdat ze sissen, en vuur spuwen, en 'n harden klap geven. Dát is de zaak! Men kan er gerust alle griekse wysgeren op nalezen, op Solon Verlaan na, die z'n hele wysheid heeft opgemaakt aan 't bedenken der diepzinnige spreuk van zo-even.
Ook de zevenklappers... klapten. Ze spraken en getuigden van dynastieke opwinding, en alle Souvereinen zaten met zevenvoudige gerustheid op hun tronen...
Maar de Souvereinen waren wat voorbarig in die gerustheid. Want 'n zevenklapper maakt wel veel geraas, maar bewyst niemendal. Het volk steekt ze niet af om trouw te zweren, maar omdat die dingen zo grappig heen-en-weer springen, en by elken sprong zo'n knetterend geluid geven. Al zeggen nu hierover de griekse wysgeren geen woord - zeker omdat ook zy nu uitgeput zyn na de inspanning hunner denkvermogens over de ware betekenis van 'n voetzoeker - toch is het zo!
Veracht me niet te zeer, lezer, als ik u betuig dat de ware vreugd die er uit vuurwerk te halen is, in 't afsteken - zélf afsteken! - van zevenklappers en voetzoekers bestaat. Een ‘groot vuurwerk’ is 'n ellendig ding, 'n mensonterende foppery. Eigenlyk 'n schimp, 'n belediging, 'n laesio dignitatis generis humani!
Om dit in te zien, behoeft men zich maar 'n ogenblik te verbeelden zo'n vertoning by te wonen...
In eenzaamheid! Want als u iemand betrapt in de autopsie die ik voorsla, zyt ge in zyn opinie 'n reddeloos verloren mens. Uw vrouw kon echtscheiding aanvragen, en zeker zou ze 't proces winnen voor elken rechter die verstand heeft van mensenwaarde.
Verbeeld u dan dat gy, in uw binnenkamer en alleen, zo'n vuurwerk aanschouwt. Roep, zeg, mompel of fluister - in-godsnaam zó zacht dat gyzelf uw enige hoorder zyt - fluister 't onvermydelyke: hè...è...è...
En houd u 'n spiegeltje voor!
Dan, lezer - al waart gy de verfoeilykste atheïst - ontsnapt u de verontwaardigd-religieuze verzuchting: God, myn God... hebt ge my dáártoe geschapen?
En by zo'n gelegenheid voelt men - tenzy men onvatbaar werd voor élke gewaarwording - yverzucht op de intelligentie van z'n paraplu of laarzentrekker!
Maar... voetzoekers, zevenklappers! Men staat er niet by met den open mond die by elke tekenoefening den leerling wordt aangeprezen als de uitsluitende vertegenwoordiger van wél geopenbaarde bêtise! Men is handig by 't aansteken. Er is gevaar als ze haperen. Men werpt ze! En... snel, snel... één seconde te laat: ze bersten in de hand! Allergevaarlykst!
Eens namelyk heeft de traditionele ‘iemand’ die de hoofdpersoon is van alle volks-akeligheden, zich door het te lang tussen de vingers houden van 'n zwermer, 't even traditionele ‘grote ongeluk’ op den... hals gehaald, dat... enz.
Och, hoe prettig is die angst. Hoe allerakeligst vermakelyk!
Helaas, pret en gevaar zyn afgeschaft! De stedelyke Regeringen verbieden zulke ruwe vermaken... om 't brandgevaar, sedert alle huizen met pannen gedekt zyn. In den tyd der strodaken kon die vreselyke losbandigheid oogluikend worden geduld. Maar nu? En de andere gevaarplezieren! Hoe menige juffer kwam thuis - byna zelfs kwam ze niet thuis - met 'n verbrande jurk! Gilde ze niet van de pret? En 'n jongen - altyd: ‘de jongen die ook overal met z'n neus by moet wezen’ - had-i niet eens - byna, alweer - 'n volle lading in 't gezicht gekregen? Was er niet gevaar geweest - nog eens: byna - dat z'n ogen 't gelag te betalen kregen van die onbescheiden neus?
En... 't mikken met zo'n aangestoken voetzoeker! Dát is wat ánders dan 'n joujou de Normandie!
Ik weet - en betreur het van harte! - dat er nog altyd hier-en-daar mensen worden gevonden, die menen zich te vermaken met schyfschieten, 't ouwevrouwigste plezier dat men kan uitdenken, 'n naaischolige parodie op ridderlyke wapenoefening. 't Is waarachtig niet dáármee, dat men op Scyros zou hebben uitgemaakt of Achilles 'n jongetje was, en of-i z'n opvoeding ontving in 't pensionaat van Chiron!
Zündnadels, Beaumonts, Chassepots zyn verachtelyke voorwerpen. Ze spreken niet mee. De kogel die zich zo onnozel laat voortdryven uit de buis van die dingen, is eigenlyk te dwaas om in z'n eentje de parabool te beschryven die de artilleristen van hem vorderen. Men zegt dat er projektielen geweest zyn die hun weg vergaten, en zo slaafs zich hielden aan de routine die ze meenamen uit den loop...
Sakkerloot, ziedaar 't geheim opgelost van de verregaande ongekwetstheid en welvarendheid der geslagen legers! Die menslievende kogels zyn op reis in den... aether, en willen aërolith spelen op deze of gene planeet, waar men nog dom genoeg is aan ‘aërolithen’ en ‘aether’ te geloven.
De voetzoeker - hoeden af, lezer! - geeft den drommel van zo'n bekrompen loops-opvatting. Hy heeft karakter, en volgt z'n eigen senie... zou juffrouw Pieterse zeggen. Hy leeft, en kiest z'n weg. Hy spuwt vuur, en deinst voor 't recul van z'n eigen strydlust. Hy kampt om 't verloren terrein te herwinnen, en wisselt van zwaartepunt, en wendt z'n grilligen loop, en kronkelt als 'n vliegende lintwurm. Hy schryft z'n naam in gloeiende krullen, en vecht tegen den luchtdruk, en sliert al duiklend voort, en braakt arabesken. En waar-i was, keert-i weer, als iemand die nog wat te zeggen heeft. En waar-i niet was, komt-i aanrollen, blazend, blakend, brandend, schroeiend, sissend, schetterend... altyd verrassend door nieuw-uitgedachte huppeling, altyd verschrikkend door vreemdluimigen sprong, altyd boodschapper van 't onverwachte, maar altyd de drager ook van 'n herhaalde opwekking tot gillend plezier.
En de zevenklappers! 't Is waar, ze vuurden niet zo prettig, en gingen aanvankelyk bedaarder hun weg. Maar men was zekerder van z'n worp! En... éénmaal 'n openstaand venster ingekeild, werden ze wakker en roerig. Dan klapten zy, en sloegen, en sprongen als toornige duiveltjes, voltigeerden links-rechts op-en-neer door de kamer, kris-kras-kruis op de tafel, tegen den spiegel, achter de schilderyen, tussen de stoelen, onder bed en sofa. Ja, soms dansten ze - sarcastische demonen! - de kaars uit...
De Archimedes die de evolutiën van 'n rechtgeaarden zevenklapper weet te berekenen, moet nog geboren worden. Dit spyt me niet erg, omdat ik voor ditmaal aan 't zeer byzonder effect van 'n eerste uitbersting genoeg heb. Ze had plaats naby Wouters linkerwang, juist op 't ogenblik toen juffrouw Laps hem daarop een kus wilde geven: haar Rubicon!
Heel aangenaam zou 't Wouter nog altyd niet geweest zyn wanneer 't haar gelukt was die omineuze rivier over te steken, maar 't blyft de vraag of-i daarna kracht, besef of afkeer genoeg zou hebben overgehouden om zich te verzetten tegen finale verovering.
De geestige zevenklapper won hem den gevaarlyken tweestryd uit. Wat die prinses Erika mikken kon!
Juffrouw Laps had haar zondige lip gebrand, en riep:
- Here Krrristis, wat's dát?
Heel veel anders viel er dan ook by die malle gelegenheid niet te vragen.
Wat het wás?
Wél... 'n brokstuk uit het ‘Register der Handelingen en Besluiten’ van Fancy. Ze hield zich bezig met het verevenen van kansrekening, en de lezer wordt uitgenodigd, als by 'n vuurwerk, te blazen: hè...è...è!