Volledige Werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
Aleid Twee onafgewerkte bedryven uit een onvoltooid blyspel
1143.
‘Maar, eilieve... dat is de ware echte oude: zal-i, zal-i-niet-litteratuur!’
Ja, lezer! In stipt-letterlyken zin, ja! Maar overigens?
Meent ge dat ik Wouter in den hemel helpen kan, zonder hem te leiden langs álle paden die men moet doorworstelen om daar aan te landen?
Dacht ge dat hy ooit den rang die hem by geboorterecht toekomt, weder zou kunnen innemen zonder in 't leger der Mensheid als rekruut te hebben dienst gedaan van de patroontas af? Mocht iemand, in weerwil hiervan, aanmerking maken op Fancy's leiding, dan ligt de schuld aan hem. Het lage bestáát. Wie 't loochent, liegt even misdadig als de miskenner van 't hogere, van 't goede, want zonder laagheid is er geen hoogte denkbaar. Niet in de schildering van dat lage ligt de fout, de fout ligt in 't sierlyk aankleden van 't gemene, en vooral in 't belangryk maken van onnozele lapsische platheid.
Hoort ge nog altyd niet, hoe Fancy schatert van lachen over 't veldtochtje van haar stumperige vyandin?
De nietigheid van zulke zaakjes rechtvaardigt zo'n wyf niet. En ook onze kleine man liep gevaar... schuldiger te worden dan geoorloofd was, zelfs aan de nuchterheid van 'n kind.
Want ieder moet geoordeeld worden naar den maatstaf dien-i omdraagt in z'n eigen gemoed, en Wouter voelde heel goed dat-i zich bevond op... onfatsoenlyk terrein. Zó ongeveer zoud-i de zaak gekwalificeerd hebben, als-i genoopt ware geworden z'n indruk te vertolken in 'n woord.
Maar... dit zeer betrekkelyk schuldbesef verheft de zaak, als zodanig, niet tot 'n wereldberoerende calamiteit, tot 'n casus diluvii! Och, wat zouden we weinig droge jaren hebben als er 'n god was die regenplassend toornde over zúlke... kostschooljongensvergrypen! (1265)
Nog eens, juffrouw Laps wás 'n slecht schepsel. Om 't beoogde feit niet zozeer, maar... ze veroorloofde zich zulke feitjes te beogen omdát ze nu eenmaal 'n slecht schepsel was. Godsdienst, vochtmenging, zittende levenswys, en 'n tal van dusdanige ziekten meer, zouden kunnen worden aangevoerd ter verlichting van schuld. Ik kan me zelfs 'n zéér hoog standpunt denken, vanwaar zou mogen worden geconcludeerd tot finale vryspraak. Maar op dát standpunt plaats ik me nu niet, heden niet! Ze was inderdaad 'n slecht schepsel, en daarmee voor 't ogenblik: uit! Of zou men misschien...
Ik beweer vandaag alleen dat ze... niet zeer byzonder was. Niet zeer buitengewoon. Niet zeer belangwekkend. Geen kunstenares van eersten, noch zelfs van enigen rang. Geen exploitatrice van ryk terrein. Geen hóóggeplaatst ambtenaresje van den Duivel...
Och, in myn oog zou 't mens zo weinig contritie behoeven om recht te hebben op 'n goedig: ‘uw zonden zyn u vergeven, ga heen en... arbeid!’
Want, lezer, er zit veel luiheid onder de oorzaken van zulke afdwalinkjes. Menigeen toont zich wat wulpser dan nodig en behoorlyk is, omdat-i te weinig te doen heeft, of te... denken.
Misschien had juffrouw Laps de ‘deugd’ van ons kereltje met rust gelaten, wanneer men in plaats van met God, Israël en hysterische theologie, haar pover zieltje gevoed had met... gedachten. Wassen, schuren, boenen, is ook goed. Ja zelfs, 't verstellen der onderbroeken van 'n pastoor.
Wat Femke rein en gezond bleef by de bezigheid die scabreus zou hebben toegeschenen aan besmette zieken!
Ziek, ziek... ziedaar 't woord! Juffrouw Laps was ziek!
Hoe is 't mogelyk, dat ik zó lang zoeken moest naar den waren naam van haar kinderachtig slechtheidje! Dit was dom en verschoold van me. De lezer bedenke dat ik veel boeken heb gelezen. Toch beloof ik beterschap, en als blyk van berouw verbind ik my te-zyner-tyd ziekteverschynsels van erger soort te schetsen. Ik zal me die laten leveren door Feith, dominee Hasebroek, en meer lui van dergelyk allergodzaligst kaliber. Die voorbeelden zyn van 'n aard, dat men byna achting zou gaan voelen voor juffrouw Laps. De lezer heeft immers opgemerkt dat ze haar ‘God’ wegliet by de zaak? Geschiedde dit uit schaamte? Uit discretie? Uit besef van overbodigheid? Uit vermoeienis van 't gehuichel? Uit gebrek aan bedrevenheid in toonzetting, en vrees alzo voor - vermeenden! - wanklank? Hoe dit zy, in al haar geknoei had het schepsel de verdienste der Sancta Simplicitas. Ze theologiseerde er niet by, en poogde niet Wouter in den waan te brengen dat-i dezen of genen ‘Heer’ 'n plezier deed door 't uittrekken van z'n jasje. Dit, of zo-iets, trachten die andere verlokkers wél! Blyvende erkennen dat ons Lapsjen aan zeer ziekelyke aandoeningen leed, wordt het waarlyk tyd eens voorgoed de symptomen te leren kennen die den geneesheer in staat stellen lichte verkoudheden te onderscheiden van kwaden droes, huiselyke namiddagkoortsjes van... pest!