Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
409.
De moeder begreep dat het voor den kleine nuttig wezen zou, zich 'n beetje te gewennen aan ontbering.
Daarom gelastte zy dat men Upsilon enigen tyd geheel zonder speelgoed laten zou.
Dit geschiedde.
Men nam hem alles af. Zelfs de komeet waarmed-i aan 't kaatsen was met prinses Omikron, z'n zusje.
Prins Upsilon was driftig van aard, en vergat zich in z'n uitdrukkingen zó ver, dat hy iets oneerbiedigs zeide over zyn moeder. Ook prinses Omikron, verleid door zyn voorbeeld - want niets is verderfelyker dan slechte voorbeelden - wierp met driftig gebaar haar palet tegen 't heelal. En dat staat niet voor 'n meisje. Nu bestond er in 't ryk der geesten een wet, dat wie 't ontzag
*
voor de koningin uit het oog verloor, of iets tegen 't heelal aangooide, daarvoor zou worden gestraft met tydelyk verlies van alle waardigheid.
Prins Upsilon werd 'n zandkorrel.
Na zich 'n paar duizend eeuwen goed gedragen te hebben, werd hem de heugelyke tyding meegedeeld, dat-i bevorderd was tot mosplantje.
In deze hoedanigheid paste hy braaf op, en deed wat 'n goed mosplantje behoort te doen.
Op zekeren morgen ontwaakte hy als poliep.
Dit geschiedde omstreeks den tyd toen de mensen begonnen hun spyzen te bereiden met vuur.
Hy bouwde 'n paar werelddelen, en werd 'n eeuw of duizend daarna, tot beloning van z'n yver, veranderd in 'n garnaal.
Ook in deze betrekking had niemand de minste klachte over z'n gedrag, en weldra ging-i over in de klasse der zeeslangen.
Hy vermaakte zich heel onschuldig, door schuilhokje te spelen met de zeelui maar deed niemand kwaad, en kreeg daarop vier poten, met rang van mastodont, en de vergunning zich wat te vertreden op 't land.
Met wysgerige gelatenheid schikte hy zich in dien nieuwen stand, en hield zich bezig met geologische opmerkingen.
Een paar millioen eeuwen later...
Als ik zo van eeuwen spreek, houde men in 't oog dat al die tyd tezamen genomen in het ryk der geesten maar 'n klein kwartiertje was... of juister: dat die tyd volstrekt niets was. Want tyd is uitgevonden tot gemak van de mensen, zoals wy spelboeken geven aan kinderen. Voor geesten is toen, nu en dan volkomen 't zelfde. Zy grypen gisteren, heden en morgen tezamen met één blik, evenals men zonder spellen 'n woord leest. Wat was en wezen zal, is.
Dat wisten de Egyptenaars en de Phoeniciërs heel goed, maar de Christenen hebben 't vergeten.
Fancy begreep dat Wouter niet lezen kon, en daarom spelde ze 'm Upsilons geschiedenis vóór, zo als ik doe voor den lezer.
Een paar millioen eeuwen later alzo, klom-i op tot olifant, en 'n
*
geestminuut of wat dáárna, dat is dus tien jaren - menselyke jaren ditmaal - vóór den aanvang van m'n verhaal, werd-i overgeplaatst in de klasse der mensen.
Wat-i als olifant misdaan had, weet ik niet.
Maar, had Fancy gezegd, om nu niet verder teruggezet, en om binnen weinig tyds hersteld te worden in z'n rang als prins van den geeste, moest-i nu als mens braaf oppassen, geen roofliederen maken, niets verkwanselen, zelfs geen bybel... en dan zou 't wel gaan.
Ook moest-i zich schikken in de slepeloosheid van juffrouw Pieterse. ‘Dat wás nu eenmaal zo’ zei Fancy.