Volledige Werken. Deel 5. Millioenenstudiën. Divagatiën over zeker soort van liberalismus. Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië. [enz]
Staccata, de auteur en andere ruïnes
De auteur wordt gekapitteld, en verzoekt den lezer daarvan het zyne te nemen
Priesters, truffels en speelbanken
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
[Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië]
Duizend en enige hoofdstukken over specialiteiten
Voorbericht voor den tweeden druk
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
Aantekeningen
blz. 483 r. 15 - Wien 't om een modus agendi te doen is, kan dien vinden in de N. Rotterdamse Courant van 6 Januari jl. waar al myn beschouwingen over ‘Vryen Arbeid’ (Delft by J. Waltman Jr.) grondig worden wederlegd.
(1871; niet in 1879)
488:38 - Ik neem deze gelegenheid waar, om 'n lapsus te herstellen, dien ik 't eerst in Idee 451, en later herhaaldelyk, beging. Ik zeg daar ten onrechte dreun. De bedoeling is, de zinledigheid te kenmerken van uitdrukkingen en zegswyzen, die, als veel laffe inhaltslose liedjes, alleen door 't wysje waarop ze geneuried worden - d.w.z. op den klank af - genade vinden in oor en geheugen. Een denker die den zin ontleedt, mag daarmee niet tevreden zyn. En tot die ontevredenheid met deun-klanken wens ik op te wekken. Wie er my mee aan boord komt, beledigt my. Ik was onlangs genoodzaakt 'n sedert overleden lid... wat doet het er toe, welke betrekking Nederland dien man waardig keurde! Hy had gryze haren, langen baard, sprak in 't publiek enz. Welnu, ik was genoodzaakt hem de deur te wyzen, omdat hy in een gesprek over maatschappelyke toestanden, dat ik ernstig opvatte en met inspanning behandelde, het deuntje begon te seuren: ‘men moet de mensen nemen zoals ze zyn.’
- My dus ook, zei ik. Neem er dan genoegen mee, dat ik u naar de keuken verwys, waar de lui thuishoren die uit zó'n sleutel zingen. Ge zyt hier niet on the right place. Men wacht U in de... vergadering, waar ge uw praatjes plaatsen kunt met beter succes. Men bedenke dat zo'n man zich aanstelt als ebenbürtig. Daarin ligt het krenkende.
(1871; niet in 1879)
492:14 - Ideeën III, nrs 805-817... helaas, wanneer zal het my vergund zyn die voort te zetten?
(1871; niet in 1879)
492:20 - Ik zal wel niet behoeven te verzekeren dat deze religie niets te maken heeft met de kinderachtigheden waaraan zich de eerste franse Republiek te-buiten ging.
(1871; niet in 1879)
495:16 - Smart. Dit woord en de daardoor uitgedrukte hoedanigheid tevens, zyn americanismen. Daarin ligt de betekenis van 't laag-hollands: betjoegdheid. Deftiger vertaling zou onjuist wezen.
(1871; niet in 1879)
496:24 - Keelbedervend. Zeker! Er is nauw verband tussen dassen, kravatten, bouffantes of caches-nez, en de angina diphtheritica die een zo noodlottige rol speelt.
(1871; niet in 1879)
497:18 - Een deegje van roggemeel wordt in vormen tot boontjes geperst en daarna, geroosterd, onder gebrande koffie gemengd. Dit alles geschiedt behoudens fatsoen van zo'n industrieel. Zulk volk scheldt my uit, en met succes! Specialiteit van nederlandse zedelykheidsbegrippen!
(1871; niet in 1879)
500:29 - Vgl. myn Ideeën in Deel IV, blz. 508 vlgg. (Verdeling van den arbeid)
(1871; niet in 1879)
502:25 - Ik hecht er aan, by gelegenheid van dezen hartelyk gemeenden uitval tegen 't baksel dat men in Holland ‘brood’ gelieft te noemen, uitdrukkelyk als myn unmassgebliche mening te verklaren dat, over het geheel genomen, de spyzen en de spysbereiding in ons land de voorkeur verdienen boven die in andere landen van Europa, welke ik bezocht. Wat velen evenwel zal verwonderen, is dat men nergens zoveel moeite heeft om goede boter te bekomen als in Holland. Er schynt daarby te-veel amerikaanse smart gebruikt te worden. De boter wordt ál te kunstig.
(1871; niet in 1879)
522:9 - Er zyn er nu 'n dozyn meer, maar gemakshalve zal ik ze septuaginters blyven noemen. ‘Elf-en-dertigers’ zou ook 'n goede benaming zyn.
(1879)
523:38 - Dit immers is het doel dat men zich voorstelt by het vormen of oproepen van collegiën, conventen, comparitiën, conferentiën, conclaven, consulten, conciliën, congregatiën, commissiën, consistoriën, synoden, en... parlementen?
Naar myn innige overtuiging staan al zodanige samenkomsten het vinden van waarheid in den weg, en daarom opende ik myn Ideeën met enige korte stellingen over dat ontwerp, q.v. Het tegenwoordig stuk bevat van enige dier theses de toelichting. Ik hoop gelegenheid te hebben, op die wyze al de kortere uitspraken in myn Ideeën op te helderen. Doch liever had ik dat werk overgelaten aan jongeren. Indien zy zich met het preken hadden belast, zoude ik meer teksten hebben kunnen leveren.
(1871; niet in 1879)
524:35 - In principe ben ik tegen de Onderwyswet. Maar ik erken dat zy de scholen verbeterd heeft. Zy zal waarschynlyk bewerken dat we haar na twee, drie, geslachten kunnen ontberen. Edele zelfmoordenaarster!
(1871; niet in 1879)
524:35 - Tot m'n verdriet voel ik me genoodzaakt deze bemoedigende premisse in te trekken. Gedurende de zes, zeven jaren die er sedert het schryven van dit werk verliepen, ben ik door nauwkeurig achtslaan op de verschynselen en ingespannen nadenken tot de overtuiging gekomen, dat onze scholen - lage, middelbare en hogere - inderdaad slecht zyn. De pas verschenen Onderwyswet - 'n hoogst onvryzinnig-liberalistisch prul - zal de kroon zetten op 't spelletje van bederf, dat sedert jaren door ministers van allerlei wankleur, geholpen door kamerleden van gelyk allooi - liefst Specialiteiten! - in Den Haag gespeeld werd.
(1879)
525:18 - Slechts zeer onopmerkzame lezers zullen deze bemoediging voor iets anders dan ironie hebben gehouden. Als zódanig slechts behoeft ze dan ook niet te worden ingetrokken. De toestand in Indië is erbarmelyk. De zaken gaan er zo hard achteruit als 'n franse maarschalk lopen kan.
(1879)
526:29 - Waaruit blyken zou dat ze, in zekeren zin, niet aan de orde zyn. In 't bekende deliberante senatu wordt niet ál de waarheid gezegd. Niet alleen ging Saguntum verloren gedurende 't gekibbel in den senaat, maar terwyl die stad belegerd werd, kibbelde men in den senaat over ándere dingen dan 't beleg van Saguntum. In vergaderingen worden slechts enige byzaken op haar tyd behandeld, hoofdzaken nooit, en ook zulke byzaken niet, welke dienen moeten om de hoofdzaken op den achtergrond te schuiven. Wat, om een voorbeeld te noemen, ons indisch vraagstuk aangaat, zien we nu sedert vele jaren slechts één kluchtspel in drie, vier bedryven opvoeren, om de aandacht af te leiden van het drama dat zyn ontwikkeling nadert. De naam der farce is Vry-arbeid of Kultuursysteem, en de bedryven kan men betitelen: duitenplaatjes, consignatie-stelsel, kadaster en agrarische wet. De hoofdrollen werden vervuld door Pahud, Fransen van de Putte en De Waal. Père noble's, verraders, clowns, jocrisse's, utilités en stomme figuranten ga ik nu voorby. Ik kan den lezer die niet op de hoogte der zaak is, een middel aan de hand doen om de juistheid dezer opmerking te beoordelen, door de vraag: hoe 't komt dat we op eenmaal niet meer vernemen van zaken, die maanden lang werden behandeld alsof dáárvan nu alles afhing? Zodra ze voor 't besoin der ministeriële cause hebben uitgediend, worden zy terzyde gelegd, en wie later serieus vragen zou: hoe is dat nu eigenlyk ten laatste beslist? wordt uitgelachen: ‘Kyk, hy dacht dat het ernst was!’
(1871; niet in 1879)
527:10 - Het verschil der maatschappelyke waardering van het standpunt onzer tegenwoordige Kamerleden en dat der Volksvertegenwoordigers van vóór 1848, is zeer groot. De Kieswet - een ondemocratisch prul - heeft het Volk niet naar boven geholpen, maar zyn vertegenwoordiging naar beneden gehaald. In den tegenwoordigen stand van zaken bestaat slechts één middel tot gedeeltelyk herstel: algehele afschaffing van census en incompetentie. Ik ga in dit beginsel verder dan iemand, daar ik beweer dat ook aan tuchthuisboeven en publieke vrouwen het recht van stemmen moet worden toegekend. De toelichting dezer mening is niet huius loci.
(1871; niet in 1879)
530:16 - Ik geloof door deze uitdrukking de noot by blz. 488 enigszins te hebben toegelicht. Ik weet dat het velen vreemd voorkomt zulke zaken te zien voordragen als schennis van godsdienst, maar ik ben zo. (Idee 253)
(1871; niet in 1879)
530:22 - Toch bestaan er zulke uitzonderingen! Ik heb wylen Mr J.C. van Hasselt, lid van 't Provinciaal Gerechtshof in N. Holland, die - ik meen in 1848 - korten tyd lid der Kamer geweest is, jaren daarna in woede zien opvliegen by de herdenking hoe men getracht had hem tot stemmen in zekere richting over te halen, om redenen buiten de te behandelen zaak gelegen. Hy gloeide van verontwaardiging, dat men 't gewaagd had, hem - zyn specialiteit was die van rechter! - zoiets voor te stellen! 't Spreekt vanzelf dat hy 't volk niet lang vertegenwoordigde, want - en dit is velen onbekend - de leden der Kamer worden middellyk gekozen door de Kamer zelf. Wie zich niet onderwerpt aan... de ‘usantiën van 't parlement’ is geen persona grata, en houdt het daarin niet lang uit, of wordt althans zeker niet hérkozen. De brave Van Hasselt vertegenwoordigde het Volk maar zeer kort. ‘Ik deug daar niet toe, zeide hy my, en gy ook niet!’ Ik vlei my met de strelende mening dat hy gelyk had. Wie zich de wyze herinnert, waarop ik by gelegenheden dat er spraak was van myn lidmaatschap, de kiezers toesprak, zal erkennen dat ik nooit anders dan nu over die zaak gedacht heb.
(1871; niet in 1879)
530:29 - Over deze mening van een niet-specialiteit, zal ik my by gelegenheid verantwoorden.
(1871; niet in 1879)
531:15 - Ik geef hier der Kamer meer eer dan ze verdient, daar een grondige behandeling van dit onderwerp inderdaad ‘aan de orde’ zou zyn van de Volksbelangen. Ik heb my zeer ernstig over de Postery te beklagen, en beweer dat er een middel is om 't stelen van brieven - de deftige term is: zoek raken - te voorkomen. De zaak is van hoog belang, en myn middel aller-eenvoudigst. Deze beide oorzaken zullen wel samenwerken om het remediëren der pest waaraan ons postwezen lydt, ten eeuwigen dage uit te stellen.
Indien we eenmaal een minister krygen dien 't de moeite waard schynt, de onschendbaarheid der brieven te verzekeren, wil ik aan myn woord gehouden worden, het middel daartoe aan te wyzen. De enige beloning die ik vorderen zou, ware dat men zich de moeite gave, myn opmerkingen daarover de eer van onderzoek waard te keuren.
Het getal brieven - met en zonder geldswaarde - dat thans verloren gaat, is enorm. En ‘Publiek’ schikt zich!
(1871; niet in 1879)
437:1 - De geleerde Virchow heeft onlangs, als om den stempel der waarheid op deze mening te drukken, zyn ontslag genomen uit het Duitse Parlement: ‘omdat hy z'n tyd beter besteden kon.’
(1871; niet in 1879)
543:30 - Het openlyk en loyaal verkopen van plaatsen in de Vertegenwoordiging van Stad of Land, aan den meestbiedende, zou nóg beter zyn. Voor dat stelsel laat zich veel aanvoeren, vooral wanneer men het beschouwt in tegenstelling met het tegenwoordige dat even onzedelyk als onstaatkundig is.
(1879)
553:27 - In zekeren zin. Vgl. Idee 167.
(1871; niet in 1879)
565:10 - Historisch.
(1879)
565:33 - De hier geleverde schetsjes van de werking der distriktskiezery stellen de zaak te gunstig voor. Ik geef daarin nog toe dat de kiezers zeker voorwendsel zouden kunnen aanvoeren, waardoor hun keuze wel niet gerechtvaardigd, maar toch enigszins verklaard wordt. In de werkelykheid echter meent men zelfs dat voorwendsel te kunnen missen. Niemand die de onlangs verschenen brochure van den heer Van Vloten: ‘Kiezersindrukken, te boek gesteld tot waarschuwing en opwekking van ieder naar ware vryzinnigheid strevend Nederlander’ aandachtig leest, zal durven beweren dat ik my te sterk uitdrukte, toen ik in m'n Pruisen en Nederland zeide: ‘wie 't oog slaat op de keukens waar de parlementspoppen gebakken worden, is er misselyk van.’ Ook de t.z.p. aangehaalde woorden van Louis Reybaud - den eerlyken en scherpzinnigen auteur van Jérôme Paturot - roep ik by dezen terug in 't geheugen van ieder die de publieke zaak met gezond verstand en goede trouw wil behandeld zien.
(1879)
573:1 - Ik schryf deze regelen den 26en Maart 1871.
(1871; niet in 1879)
574:10 - Zie de noot by blz. 75 van ‘Een en ander over Pruisen en Nederland’. (Deel IV, blz. 97).
(1871; niet in 1879)
576:18 - Sedert enige dagen is men inderdaad overgegaan tot iets als handeling, maar tot heden - 12 April - bevestigt de uitslag dat myn minachting voor de ‘mannen van 't vak’ niet ongegrond is. Dat de babbelaar Thiers die over de hulpbronnen van geheel Frankryk beschikt, tenslotte triomferen zal over 't hoopje werklieden der Commune, bewyst niets hiertegen. De Paryzenaars kúnnen niet slagen, daar ze, ook na 'n zeer onwaarschynlyke zegepraal over Versailles, zouden stuiten op de Duitsers. 't Is echter al zeer sterk dat die onspecialiteitige verdedigers der Commune zich zo lang staande houden.
(1871; niet in 1879)
579:16 - Overal namelyk waar de toeschouwer zich niet juist op de loodlyn bevindt, die op 't midden van een der zyden valt, en deze gunstige kans is oneindig-klein. Van alle andere punten gezien, is 't ding scheef. De specialiteit-bouwheer schynt niet geweten te hebben dat de ellipsvorm voor koepeldaken ongeschikt is.
(1879)
580:1 - Men beweert dat er in 't bouwontwerp van dat reusachtig ‘Volksvlytpaleis’ niet op 'n trap gerekend was, en dit komt gelooflyk voor als men 't spiraaltje beschouwt dat nu als zodanig moet dienst doen. De schuld zal aan de Grieken liggen, die verzuimd hebben ons voorbeelden van wenteltrappen in harmonie met 'n gebouw na te laten. Zodra 'n specialiteit geen ‘modellen’ vindt, staat hy met de handen verkeerd.
(1879)
581:26 - Vlg. ‘Een en ander over Pruisen en Nederland’; deel IV, blz. 82.
(1871; niet in 1879)
582:23 - ‘Forsch’ vind ik voorgeschreven in 'n boekje van de letterspecialiteiten De Vries en Te Winkel. Als superlatief pryzen die heren ‘forscht’ aan. Jongelui die by zulke handleidingen tot wélschryven geen litterarische meesterstukken leveren, verdienen gesmoord te worden tussen de drukproeven van 't Woordenboek der Nederlandse taal.
(1879)
583:11 - Zie De Vries en Te Winkel (twee doctoren natuurlyk, en leden der Kon. Akademie van... Wetenschappen!) ‘Woordenlyst voor de spelling enz.’ in de na 't voorbericht gegeven handleiding tot het bepalen der geslachten. Nogal komiek erkennen de schryvers in § 6 dier handleiding, dat de grammaticus (gramma = letter; Grammaticus, letterknecht?), mits hy daarby niet willekeurig maar naar analogie van algemeen geldige regels te-werk-ga ‘het recht heeft in zekere gevallen 't geslacht der woorden te bepalen’. Het vreselyk woordeken leur hebben zy evenwel niet aangedurfd.
Het zotste van de zaak is, dat het onderwerp hunner onderzoeking - alleen voorkomende in de uitdrukking te-leur-stellen - naar de scholastieke opvatting der zogenaamde taalkundigen zelf, geen geslacht hebben kán, daar het zo min als grabbel, pletter e.d. een nomen is.
(1871; niet in 1879)
583:38 - Die ‘Divagatiën’ verschenen fragmentsgewys in drie afleveringen van den Nederland. De redacteur van dat tydschrift deelde my mede dat de fondsen niet gedoogden my dien arbeid te laten voortzetten. Dat is zyn zaak. De myne is den lezer mee te delen dat slechts het 1e hoofdstuk (Afl. Juli) door myzelf is gecorrigeerd. Van hoofdstuk II en III gaf men zich de moeite niet my proef te zenden, zo min als 'n exemplaar na 't afdrukken! Ik moest myn eigen werk kopen om het te zien te krygen, en... had moeite er uit wys te worden. De niet door my gecorrigeerde proeven zyn een ware kakografie. Belangstellenden worden uitgenodigd taal, styl, zin en inrichting van 't eerste kapittel met de volgende hoofdstukken te vergelyken, en te beoordelen of men een schryver dommer en wreedaardiger vermoorden kan? Niet in gelyke mate naar ik hoop, maar toch zeker enigszins, zal ik my te beklagen hebben over de nieuwe (Volks?) uitgaven van de twee eerste bundels myner Ideeën en van den Havelaar. Ik verneem dat de uitgever Funke my, al te grootmoedig, een exemplaar der Ideeën heeft aangeboden! Wat ik overigens weet van den herdruk dier beide werken, vernam ik uit de courant! 't Spreekt dus vanzelf dat er van myn zyde niet de minste verantwoordelykheid voor de correctie dier werken bestaat. En ook zonder gewone correctuur, lag het niet in de rede, dat men den schryver in de gelegenheid hadde gesteld tot het byvoegen van noten, tot weglating, verandering? Niets van dat alles!
De hierin tegen my begane lompheid en 't vergryp tegen de rechten en de belangen der Letterkunde, zullen waarschynlyk behoren tot de specialiteit van Nederlandse uitgevery. De specialiteit van ons Publiek brengt mede dit alles geheel in de orde te vinden. In Frankryk, Duitsland, België en Engeland zou zulke behandeling onmogelyk wezen. Te onzent veroorlooft men zich alles wat niet verboden is door de beschreven wet. Ik heb erger dingen mee te delen, en zal het doen, zodra de door diefstal en bedrog veroorzaakte kommer my dit veroorlooft.
(1871; niet in 1879)
585:8 - ‘We hebben gemeend’ dat te moeten doen, staat er. Gemeend... wel verbazend! Zulke apenkool wordt met allen schyn van ernst door vakmannen opgedist, en de onnozele leek doet zonder protest z'n maal met die kost. Als ik my den tyd gunde, zou ik nog zotter staaltjes van specialiteiten-wysheid op dit gebied kunnen aanvoeren, o, in menigte!
(1879)
585:27 - Omtrent het verschil tussen vittery en opmerkingen die grond geven tot twyfel aan des schryvers consciëntie, verwys ik naar Idee 736. Van Larochefoucauld weten wy, dat hy zich zeer veel moeite gaf de waarheid der feiten te benaderen in uitdrukking. Jammer dat zyn menskunde zich op een zo nauw terrein bewoog. Hy overzag alleen wat er aan hoven geschiedde, en wel bepaald aan 't franse hof.
(1871; niet in 1879)
586:31 - Of Epaminondas zelf den bezem in de hand nam, weet ik niet. Een geschiedschryver getuigt - ik meen Plutarchus, maar kan 't niet naslaan, want boeken bezit ik niet - dat de straten van Thebe nooit zindelyker waren dan toen die veldheer, in de dagen zyner ongenade, belast was met het opzicht daarover.
De gravin Von Giegh, dochter van den groten Von Stein, den middellyken grondlegger der tegenwoordige Duitse eenheid, heeft op bevel van Napoleon ‘ihres Deutschen Sinnes wegen’ te Mainz de straat geveegd.
(1871; niet in 1879)
588:10 - Zelfs niet op hun eigen schoolmeesterlyk terrein. En dit was steeds het geval by dergelyke specialiteiten. Men behoeft in deze zaak myn getuigenis niet, daar ik my beroepen kan op de waardering der vakmannen onderling. Hoor Bilderdyk uitvaren tegen den kleermakerszoon, Bilderdyk, die zelf als taalman...
Laat ons blyven in 1871. De mannen die onlangs ontdekt hebben dat de geleerden van verleden eeuw zich vergisten in de kunne der schildwachten, maken nu - zonder te wachten tot 'n Zweed of Laplander hun voorgaat - zeer heldhaftig aanmerking op de kortzichtigheid van Weiland, Kluit en Siegenbeek, ‘die de onderscheiding tussen het en de eigendom niet schynen gekend te hebben’. Zo weinig begrip baart geen vertrouwen op de juistheid van blik der mannen die in 't zelfde vak doen.
Het letter-specialismus loopt dan ook in 't zotte. Onlangs las ik als 'n bydrage tot het nieuw evangelie der welschryvery, dat zekere woorden van uitheemsen oorsprong met c of k behoren gespeld te worden, naarmate de daardoor aangeduide zaak meer of min aanzienlyk, belangryk of fatsoenlyk is. Klerk met 'n k, denk ik, en advocaat met 'n c. Een beginnend prokureurtje zal zich met 'n k moeten behelpen. Als de zaken goed gaan wordt hy tot 'n c verheven. Où diable l'aristocratie va-t-elle se nicher!
(1871; niet in 1879)
591:19 - Goddelyk, zo zei de kerel. Hy verzuimde echter ons mede te delen waar dat goddelyke wetsartikel te lezen staat. Mocht iemand het weten, dan verzoek ik om inlichting. Men zie overigens over dit voorval een allergeestigst stuk in 't Handelsblad. Ik gis dat het nog wel eens zal aangehaald worden, by gelegenheid van debatten over 't Jury-stelsel.
(1871; niet in 1879)
595:30 - Uit schaamte voor de drukkery heb ik de vryheid genomen de woorden van den advokaat in 't Hollands over te zetten. Hy drukte zich aldus uit:
‘En zeer zeker is het een aardige aanwyzing, werpt het een eigenaardige blik in het karakter van den beschuldigde, als men leest het inschrift... enz.
Ziedaar 'n ‘het’ dat ‘een blik werpt, als men leest’. We komen niet te weten wie die ‘het’ is, en wat Z. Ed. werpt als men niet leest. Ter schadeloosstelling voor deze gaping evenwel, wordt ons hier - als men leest - gelegenheid geboden een niet-aardigen blik te werpen op de wél-eigenaardige onzuiverheid van uitdrukking die oorzaak, gevolg en kenmerk is van begripsverwarring en onzedelykheid. (Zie Idee 1057.)
(1879)
596:26 - Een dergelyk voorbeeld van verstandsverkrachting of misselyk hofmaken aan bygeloof, vindt de lezer in Idee 908 en onlangs vernamen wy uit de troonrede, dat we - onder 't ‘liberaal’ ministerie-Kappeyne! - dit jaar (1878) zullen geregeerd worden ‘met Gods hulp’. Mag ik den heer Kappeyne doen opmerken dat die God 'n landverrader is? Om nu van z'n intieme relatiën met zeer veel Buitenlandse Mogendheden niet te spreken, is het 'n uitgemaakte zaak dat hy in byzonder-vriendschappelyke verstandhouding staat met de Atjinezen, een volkje dat hem fanatiek vereert en zich brutaal durft beroepen op zyn bescherming.
(1879)
598:25 - By de behandeling dezer zaak heb ik gebruik gemaakt van het werkje: ‘Rechtsgeding tegen Hendrik Jacobus Jut en zijne huisvrouw Christina Goedvolk, beschuldigd... enz. door B. de Vries. 's Gravenhage bij H.C. Susan, C.H. Zoon, 1876’. 't Is me niet bewust dat de delinkwenten - ik bedoel hier de moordenaars niet - tegen den inhoud van dat boekje geprotesteerd hebben, en ik meen dus me daaraan te moeten houden. Mochten de heren rechtenmeesters die zich verbeelden Jut en Kristien verdedigd te hebben, ontevreden zyn met m'n oordeel over hun arbeid, ik ben niet ongenegen tot nadere toelichting. De stof is ryk.
(1879)
599:18 - Over De Vletter heb ik roerende mededelingen te doen, die in de Noten en Toelichtingen zullen worden opgenomen zodra de staat myner gezondheid me zal toelaten die gereed te maken voor de pers. Ik bezocht den armen man herhaaldelyk in de gevangenis te 's-Gravenhage, en ontving vele brieven van hem uit het tuchthuis. Zyn veroordeling was 'n misdaad.
(1879)
600:18 - Quia triumvirali supplicio adfici virginem inauditum habebatur, zegt die geschiedschryver. (Annales V, cap 9)
(1879)
601:14 - De lezer sla eens Idee 279 op. Hy zal in dat nummer 'n aardig staal vinden van akademisch-geleerde rechtskrankzinnigheid.
(1879)
609:21 - Ik kende het woord Actuaire niet, en heb 't opgezocht in Littré, die 't dan ook 'n néologisme noemt en 't eerst in z'n Supplément heeft opgenomen. Ziehier wat hy er van zegt: ‘mathématicien chargé de contrôler d'après le calcul des probabilités les bases des contrats viagers ou d'assurances’. Men ziet alzo dat de betekenis van 't woord Actuaire louter konventioneel is. Iets anders moet men dan ook niet zoeken by Littré, 'n specialiteit - in franse onwetendheid - op 't gebied van etymologie en algemene taalkennis.
(1879)
615:7 - Vgl. in den derden bundel Ideeën, de nummers die over kunst en kritiek handelen.
(1879)
616:21 - ‘Als de schone Amalia uit haar bedwelming ontwaakt, is de bekoorlyke Emilia neergezegen’ enz. Er zyn meer dergelyke oud-nieuwe snufjes in omloop, waarover by gelegenheid 'n woordje.
(1879)
616:32 - Ik had hier honderd andere veldheren kunnen noemen. De krygsgeschiedenis is er vol van. De specialiteit van dien Maurits was: door brandschatten en plunderen z'n beurs te spekken. En daar Spinola hem hierin niet te keer ging, mag men 't er voor houden dat die twee specialiteiten in krygskunde tot hetzelfde gild behoorden. Het wordt tyd dat men de ‘Geschiedenis’ eens bestudere in ándere werken dan onze schoolboekjes, specialiteiten gewoonlyk in chauvinistische vervalsing!
(1879)
616:33 - Ideeën, bundel II; zie deel III, blz. 96.
(1879)
617:1 - Idee 322; zie deel II, blz. 511.
(1879)
617:18 - Zie de noot by blz. 71 van den Max Havelaar. (Deel I, blz. 323)
(1879)
618:5 - Ik spreek hier nog niet eens van de armzalige rol die de specialiteiten van politie en justitie in deze zaak hebben gespeeld voor zy de ware schuldigen ontdekten en in hechtenis namen. De daarin ten-toon-gespreide onbekwaamheid gaat in 't ongelooflyke over!
(1879)
618:26 - Een koddig staal van dien advokatenbluf vindt men in Bilderdyks brief aan juffrouw Woesthoven, van 22 April 1784. (Bilderdyks Eerste Huwelyk, enz. Leiden, by E.J. Brill)
(1879)
618:33 - Zie de parabel van den bruggeman in Idee 340.
(1879)
620:34 - De aangehaalde zinsneden zyn ontleend aan 'n allerzotst artikel in Eigen Haard, waarin de schryver zich verbeeldt den heer Goudsmit 'n eerzuil te stichten. De achtenswaardige man zal er niet mee ingenomen zyn. Komiek-onhandig is de verwaandheid waarmee die christelyke jurist den heer Goudsmit wel vergeven wil dat-i maar 'n Israëliet is. Het model van dien flater zal zeker uit de pandekten gehaald zyn, maar elegantie is wat ánders, dunkt me.
(1879)
625:31 - Zie de parabel van de pasteibakkers in nummer 453 van de Ideeën. (Deel III, blz. 185)
(1879)
626:22 - By gelegenheid 'n schoofje stalen van de ontwikkeling die de heer Huet aan de wondervolle werking van het door hem uitgevonden ‘instrument’ te danken heeft. Ik zal dat niet dan met weerzin leveren, maar nu eenmaal in m'n zesden bundel Ideeën 't ongeluk gehad hebbende z'n kritische methode aan te pryzen - in tegenstelling namelyk van 't gebruikelyke ongemotiveerd mooi- of lelyk-vinden - moet ik me waarborgen tegen de verdenking dat ik party-trek voor z'n taal, z'n wyze van uitdrukking, z'n betoogtrant, z'n meningen over Kunst, Letterkunde, Moraal, Poëzie en... meer nog, helaas, al noemde ik reeds veel. Het meeste werk dat de heer Huet in den laatsten tyd geleverd heeft, is kopie for the million, en zelfs als zodanig vry slecht.
(1879)
627:7 - Zie de polemiek over Van Haren, en vgl. in Ideeën II de noot by blz. 52. (Deel III, blz. 383)
(1879)