Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
563.
Vooreerst dan moet ik erkennen, eerst zeer laat enig begrip te hebben gekregen van het woord: geschiedenis. Deze klank vertegenwoordigde my de gedachte aan een klein blauw boekje, op welks schutblad een verklaring stond, dat: ‘geen exemplaren voor echt erkend werden, dan aldus door den auteur ondertekend.’ En daaronder een krul. Men kon er den schoolmeester uit proeven. Op de eerste bladzyde werd de schepping
*
in weinig regels afgedaan. Noach, Abraham, Mozes, David, Salomo, Herodes vormden zovele sporten om tot Jezus te komen. Dat alles besloeg slechts een klein deel van 't boekje, en de auteur maakte in een noot de bescheiden opmerking dat hy de gewyde zaken aan den katechiseermeester overliet. Dat was billyk. Geef den katechiseermeester wat des katechiseermeesters is! Wat de profane geschiedenis aangaat, leerde ik uit myn boekjen allerlei zaken die ik niet begreep, maar de slotsom was dat Nederland eigenlyk de spil was, waarom alles draaide. Engeland, Duitsland, waren byzaken, parerga, van de Nederlandse grootheid. Het slot - Napoleon was toen pas een jaar of acht dood - was een dankzegging aan den Heer, die alles zo wél gemaakt had... en 't scherm viel. Dat boekje was my de Geschiedenis. Ik zat er op, ik sliep er mee. Ja, in geval van nood, sloeg ik er een kameraad mee om de oren. Men zie hieruit, dat het misbruiken der Geschiedenis ouder is, dan de twisten over Heiligerlee.
Maar heel vreemd keek ik op in '30, toen de mare ging: er komt een nieuwe geschiedenis: België is afgevallen! Ik had te goeder trouw geloofd dat alles uit was, en dat er niets meer by kon. Het gevloekte ondier was immers, met gods hulp, door Willem-Theseus van Oranje verslagen, en 'n andere Willem - bygenaamd vader - regeerde over het vrye Nederland. Hoe is 't mogelyk, dacht ik, nog iets daarby te voegen? En zó ver ging ik in myn verering van 't blauwe boekje, dat ik 't in Februari 1831 den braven Van Speyk zeer kwalyk nam, een heldendaad te hebben gedaan, die niet stond op myn lystje van vaderlandse zee-mirakels.
Hoe 't mogelyk was zo bekrompen te blyven, zou kunnen blyken uit de volgende bydragen tot de kennis van onderwys en opvoeding in die dagen.