Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
928.
En ik spreek nu niet van Nederland alleen. In geheel Europa begint zich het besef baan te breken, dat de Volkeren sedert eeuwen bedrogen werden door hun voorgangers op zedelyk, godsdienstig en staatkundig terrein. Men begint alom te begrypen wat men te denken hebbe van de byzondere liefde der Souvereinen voor hun onderdanen, en van de gehechtheid der Volken aan een regerend stamhuis. Men heeft achter de schermen gezien, waar de diplomatie haar kinderachtige kunststukjes gereed maakt. Men begint oplettend te worden op de dapperheid van de vechtmensen. Er wordt nagerekend hoeveel Volkswil zich kan openbaren in de redevoeringen van geachte leden. Hoeveel eigenbaat er schuilt achter de officiële gelovery...
De Volkeren beginnen te denken.
Wel zyn ze - jammer genoeg! - nog in lang niet bekwaam om zelfgevonden Waarheid in de plaats te zetten van de onttroonde frasen, doch zeker is het dat die frasen het krediet verloren, waarmee zo vreselyk lang straffeloos gespekuleerd werd. Wat nog voor twintig, dertig jaren vry algemeen voor heilig en onaantastbaar doorging, werd sedert enigen tyd byna alom een voorwerp van onverschilligheid, van minachting, ja zelfs van bespotting.
Is dit op zichzelf een vooruitgang? Neen. (395) Men moet evenwel dien weg langs, om te geraken tot de helderheid van begrippen waartoe de Mensheid geroepen is. Háár instinkt, de ineensmelting van haar drang met haar gaven en haar behoeften, brengt het streven naar Waarheid mee, waarin stoffelyk en zedelyk welzyn begrepen is.
Dat men haar door opgedrongen leugens eeuwen lang van den weg leidde, is reeds treurig genoeg. Maar nog treuriger is het, dat misschien de aard der dingen niet toelaat op dien weg terug te keren, dan met een schok die onze gehele tegenwoordige Maatschappy dreigt om te werpen. Er staan Jacquerieën voor de deur, die veel bloed en tranen kosten zullen, en het is te vrezen dat de weg naar nieuwe en betere Beschaving, door 'n poel van jammeren leiden zal.
De ontwaakte Volkeren zullen woedend zyn, en wraak nemen over 't gepleegd bedrog.
Het zyn geenszins de jongste gebeurtenissen in Frankryk - 1870, 1871 - die my aanleiding geven tot deze sombere voorspellingen. Voor zeer vele jaren reeds (Deel II, blz. 197), heb ik myn gevoelen geuit over de toekomst die Europa tegemoet gaat. Wat onlangs in Frankryk geschiedde, is daarvan slechts 'n onbeduidend voorspel. Noch de dryvers der Commune, noch de nietige persoonlykheden die thans aan het hoofd staan van dat Ryk - Thiers, Mac-Mahon, e.d. - behoren tot de mensen die rechtstreeks invloed uitoefenen op de wereldgeschiedenis.
De onmiddellyke aanleiding tot de algemene uitbarsting die geheel Centraal en Zuidelyk Europa in vuur en vlam zetten zal, bestaat in het uitspreken van enige weinige woorden.
Is het gevaar nog te bezweren? Ik geloof het niet. Waarschyn-lyk zal het toeval zich belasten met het spellen van de noodlottige leuze die, hoe eenvoudig ook, het vindingsvermogen der Commune-mensen en van de Internationale schynt te boven te gaan. Ik zal me wel wachten hun den weg te wyzen.
Liever wees ik aan ánderen den weg om de vreselyke toekomst die ons dreigt, te ontgaan. Het is ook vooral hierom, dat ik hoop in de gelegenheid te zyn myn arbeid nog enigen tyd voort te zetten.
Maar ik erken dat ik zeer vermoeid ben.
Niet van arbeiden zozeer, als van 't vervelend worstelen met de triviale hindernissen die my zo vaak 't werken onmogelyk maken:
De gloed van hoger geestdrift wordt gedoofd,
Als 't leven slechts één kamp is met het lage,
En uitstel van bezwyken, hoogste prys.
Waarmee lieden, die loisir hebben, hun tyd doorbrengen, is my 'n raadsel. Misschien zou 't kunnen worden opgelost door den rykgepensionneerden Van Twist - wiens werken de Natie met verlangen tegemoet ziet - en door zekeren Cohen Stuart, die me onlangs heel ongevraagd z'n misbare achting weigerde, omdat ik naar ZEd. mening niet genoeg - of niets, geloof ik - had tot stand gebracht. Ik beloof beterschap, onder voorwaarde verschoond te mogen blyven van 'n achting, die mynentwege mag weggeschonken worden aan pratende Kamerleden, welvarende kappellui en indische rykworders.