Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
923.
Behalve op de drie oorzaken van afdwaling, die ik aanstipte, zou er nog moeten worden acht gegeven op de ongeldigheid van voorschriften die hun oorsprong te danken hebben aan tydelyke of plaatselyke noodzakelykheid. Wie zal beweren dat alle braafheden braaf, en alle ondeugendheden ondeugend zyn, die wy als zodanig gestempeld vinden in Deuteronomium, in Leviticus? De schrandere Mozes zelf - of wie dan de israëlietische kodifikatie mag hebben byeengebracht - zou den dwaas uitlachen, die 'n grondwet, in zeer byzondere omstandigheden samengevoegd ten behoeve van zwervende arabische horden, verbindend achtte voor Volkeren die in geheel anderen toestand verkeren. En ook Jezus zou het afkeuren, indien hy ontwaarde dat men thans... voorgaf zyn uitspraken voor geldig te houden. Een politiereglement uit de dagen van Faramond, zou onbruikbaar wezen in 't Parys van onzen tyd, en de arme drommel die heden ten dage wordt ‘beboet, of by wanbetaling gestraft met gevangenis’ wegens het betreden der ‘kleine stenen’ voor 't paleis te Amsterdam, had in de twaalfde eeuw met z'n hele familie op die plek naar Y-bot kunnen vissen, zonder scha voor z'n portemonnaie of goeden naam.
De grens tussen zedelyk kwaad, en overtreding van maatschappelyke instellingen, is moeilyk te trekken. Nog moeilyker wordt deze afscheiding, als we niet met wetten, doch slechts met onbeschreven, soms vry willekeurig aangenomen, en vaak onjuist toegepaste gewoonten - zeden! - te doen hebben. (192) Er zyn dorpen en steedjes in ons land - ja zelfs in sommige grote steden: buurten - waar 't ophalen van 'n venstergordyn een daad is die den bedryver blootstelt aan de minachting van z'n medeburgers. Lezer, hebt ge ooit te Amsterdam op Heren- of Keizersgracht, zelfs in 't heetst van den zomer, een opengeschoven vensterraam gezien?
Ik zou te ver afdwalen, indien ik al de my bekende voorbeelden opsomde van gewoonte-zeden, welker beoefening voor de meesten een kort begrip uitmaakt van deugd, en daarvan soms de plaats inneemt... een zeer onzedelyke fout!
Wel erken ik dat het gehoorzamen aan de Wet, en zelfs - tot in zekere mate - het nakomen van sommige onbeschreven gebruiken, plicht is. Maar ik verzet my tegen het verwarren van deugd met maatschappelyken regel. Wie den laatsten meer gewicht toekent dan hy verdient, moet noodwendig het ware goed-zyn verwaarlozen, daar het angstig opvolgen van de soms kinderachtige schoolorde der Maatschappy - de eerlyke Jezus werd er toornig over! - den zielenadel bederft, die onze gids en vraagbaak behoort te zyn op den weg naar 't goede.
*
De knaap die zekeren willekeurig ingestelden regel van tucht overtreedt, kan berisping verdienen, en zelfs in zekere gevallen straf. Doch z'n kameraadjes die zich van zyn fout wisten te onthouden, hebben daarom 't recht niet hem te minachten of beneden zich te stellen. En omgekeerd, wie op 'n onbewoond eiland vermaak schept in 't martelen van een diertje, is een booswicht, al zy daar dan niemand die hem berispen of kastyden kan.