Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
557.
De eerste leugens waarmee men het kind vatbaar maakt tot het slikken van meer, zyn het bakeren, kleden, heen en weer schudden, wiegen en zoet-zyn. Zelfs het lichaam mag niet vry studeren. De arme kleine die zich, met de hele wereld van ruim-te vóór zich, stoutelyk inbeeldt daarvan gebruik te mogen maken, wordt... ingepend: eerste belemmering! Iets later dost men het arme wicht in jurken, hoeden, keurslyfjes, kousen en schoenen, welke laatste, om toch goed te doen zien dat ze tot niets dienen dan om het fatsoen der ouders te tonen aan buurjuffers en bezoekers, geen of maagdelyke zolen hebben. Men haast zich den kleine te stempelen met het eigenaardige cachet der Westerse beschaving: likdoorns. Een baker of kindermeid die niet door aanhoudend heen en weer schokken haar best doet om de weke hersentjes tot moes te verwerken, wordt weggejaagd: ‘ze heeft geen hart voor kinderen.’ Het eerste welkomstgeschenk waarmee wy onze kleine makkers begroeten, is alzo een kunstmatige zeeziekte. En waar de armen of knieën van kindermeid, baker of moeder tekortschieten, heeft men een wieg uitgedacht, een hobbelenden bak, die de misselyke beweging van een Zuiderzeesen beurtman by deining dwarsscheeps, vry wel nabootst. Dat zo'n kind eraan gewoon raakt, betwist ik niet. Maar dat deze gewoonte het tevens voorbereidt om zeeziekerig te denken, houd ik staande.