Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
896.
In de jaarboeken van de kriminele Justitie speelt het bedwelmen van slachtoffers een grote rol. Heel moeilyk is het dan ook niet, iemand te beroven van eigendom, zogenaamde eer of leven als men hem vooraf wezenloos en willoos gemaakt heeft. De dief of moordenaar die deze methode toepast, zou al zeer onbescheiden moeten zyn, om zich uit te geven voor 'n Laurens Coster in z'n vak, al ontware men dan ook zekeren wedyver van zinnediepte tussen zyn procédé en de drukkunst. (Zie een der noten op 527.)
Stellen wy dat iemand zich beklaagde over een misdadiger die des nachts z'n kamer inbrak, daar alles byeenzamelde wat van zyn gading was, zich daarmee verwyderde...
- En gy... wat deedt gy? vraagt ieder dien de bestolene het gebeurde meedeelt.
- Ik deed... niets. 't Was me onmogelyk my te bewegen.
Wie denkt daarby niet terstond aan slaapdranken, aether, chloroform, aan 't poeder dat de Javaanse dieven door spleet of sleutelgat blazen?
[*]
Hoe dit poeder heet, is my ontgaan. Zeker is het, dat de Javanen verdovings-middelen aanwenden die ons onbekend zyn. Er is nog altyd veel van hen te leren, ook betere dingen dan deze.
(1871)
- De dief moet geruis gemaakt hebben. Dat hadt ge moeten horen. Ge waart in slaap... ge moest ontwaakt zyn.
- Ik sliep niet. Ik hoorde en zag... maar kon me niet bewegen. By die betuiging blyft het. En de bestolene heeft zich niets te verwyten.
Maar nu gaan de misdadigers een schrede verder. Vóór zy aan 't roven gaan, komen zy u verzoeken hun drankjen in te nemen, hun aether of poeiertjes op te snuiven...
Ik durf u voorstellen dit verzoek van de hand te wyzen, lezer, al werd het ingediend met 'n keizerlyke aanbeveling van den zoon des zeer godvruchtigen Lodewyks.
En voornamelyk richt ik deze waarschuwing tot de Protestanten die zoveel wakkerder menen te zyn dan de rechtstreekse slachtoffers van onzen Ottfried.