Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
276.
Kranke, Volk, Mensheid... sta op naar den geest! Ruk af den halsband die u hindert! Weg met dat gewicht op uw hart. Ge zyt niet ziek, ge zoudt niet ziek wezen althans, wanneer ge slechts den moed hadt uzelf te zyn!
Mens, wees mens! Voed uw ziel met spyze, en niet met geneesmiddelen.
Welke denkbeelden ge u ook vormt van uw God:
‘Hy is er niet, of Hy moet goed zyn!’
't Is onmogelyk dat 'n almachtig vader zyn kind veroordeelt tot eeuwige krankheid.
Ik weet niets van uw God. Durft gy beweren, dat myn onwetendheid Hem minder vereert, dan 't ‘weten’ dergenen die Hem maken tot 'n zielenplager, tot een beul? Ja, en dat doen ze, opdat er voortdurend werk wezen zou voor de S.S. Theologische faculteit.
Mens, wees mens! Denk als mens. Uw denkvermogen staat in evenredigheid tot uw behoeften! Ontwikkel u als mens. Uw vatbaarheid tot ontwikkeling staat in evenredigheid met uw behoeften! En vooral: voel als mens... want voorwaar, uw hart zal weten wat goed en wat kwaad is, en 't duidelyk voorzeggen naar uw behoefte! Maar smoor het niet, begraaf het niet, onder valse wetenschap.
Er is maar één wetenschap: de kennis van de Natuur. Daartoe behoren lynen, hoeveelheden, kleuren, aandoeningen. Daartoe behoort alles wat is. Daartoe behoort in de eerste plaats: gyzelf. Tracht goed te wezen. Denk niet dat dit valt te leren van een ander. Er zyn geen reglementen van 't goede. Het staat niet beschreven in bladen of boeken... die ge ook niet verstaan zoudt, gy arme, die verleerd hebt te lezen in uw eigen gemoed!
Tracht goed te zyn...
Wat het goede is?
Meent ge die vraag werkelyk? Was 't niet om my te lokken op 't onvruchtbaar veld van spitsvondige redenering? Deedt ge die vraag, omdat gy inderdaad weten wilt wat het goede is? Omdat ge waarlyk het goede wilt betrachten?
O, dan wens ik u geluk! Want die vraag, gedaan op die wyze, met dát doel... die vraag is 'n bewys dat gy weet wat goed is, dat gy reeds goed zyt, want goed zyn is: streven naar 't goede.
En, wie niet vraagt: ‘wat is goed?’ Of wie gelooft het te vernemen van God- en goed-geleerden...
Wie denkt dat anderen zullen kunnen verstaan, wat hyzelf niet verstond, schoon 't luid klonk in z'n eigen borst, voor-i 't liet overschreeuwen door allerlei stemmen van buiten...
Wie den last zyner ziel wil werpen op de schouders van officiële ziele-pakdragers...
Wie te traag, te dom, te dor is, om z'n eigen hart te maken tot hoogeerwaardig en hooggeleerd...
Wie z'n gemoed laat uitdrogen, zoals de Indische fakirs hun arm... ter ere van 'n God die geen vermaak schept in uitgedroogde dingen...
Zo iemand... ja, wat zal ik zeggen tot zo iemand?
Ei, toch iets! Als in 249, raad ik hem aan, recht boos op my te worden, opdat er beweging kome in zyn verdorden arm, en vuur - heilig of niet - in z'n uitgedoofd hart.