Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
878.
Myn stelling dat ons onderwys niet deugt, wordt bovendien gestaafd door 't verschil in rang als mens, dien wy wel genoodzaakt zyn toe te kennen aan de beide kunnen op zekeren leeftyd. Een meisje van achttien jaren is vrouw. Haar broeder van gelyken ouderdom is op dien leeftyd, en blyft nog jaren lang daarna, 'n jongen.
De verklaring die sommigen aan dit verschynsel geven, alsof het een gevolg zou zyn van sneller fysische ontwikkeling, is voor tegenspraak vatbaar. Bovendien, indien ze thans gegrond is, blyft het de vraag of niet juist de meerdere traagheid in de ontwikkeling van de jongens, een gevolg zou kunnen zyn van ons tegenwoordig stelsel? Ik beslis niet, doch beweer dat de zaak geenszins is uitgewezen, en voer voor deze onzekerheid de volgende gronden aan.
Eerstens blykt er dat knapen even spoedig als meisjes doorgingen voor volwassen, in de tyden toen er minder werk werd gemaakt van stelselmatig schoolonderwys. Wie familiegeschiedenissen uit de riddertyden of ook uit later eeuwen bestudeert, zal ontwaren dat jonkers van veertienjarigen ouderdom volkomen in staat werden geoordeeld om op te treden als mannen. Men zie, byv. de jeugd van Sully. Vier, drie en twee eeuwen geleden, was de jonge edelman even snel persoon, als thans de boerenjongen of 't bedelaarskind.
Het is namelyk niet te loochenen dat nog tegenwoordig het verschil in fysische en verstandelyke ontwikkeling van de beide kunnen kleiner is in standen of by volkeren waar knapen en meisjes even weinig leren, dan elders waar de schoolmartelary meer uitsluitend op jongens wordt toegepast. Ja zelfs hier en daar bestaat dit verschil in het geheel niet.
Indien eindelyk de natuurlyke aanleg van de vrouw sneller ontwikkeling meebracht, zou ook het gemiddelde van haar leeftyd lager dan dat van den man moeten zyn, daar we by alle diersoorten een vry nauwkeurige verhouding opmerken tussen den tyd die tot het bereiken van vollen wasdom nodig is, en den duur van 't leven. Dit nu is tot nog toe evenmin gebleken uit de statistiek, als uit de daarop gegronde berekeningen van levensverzekering-maatschappyen.
Hoe dit alles zy, zéker is 't dat te onzent de jongeling beneden 't meisje staat, en al heb ik niet kunnen bewyzen dat dit een gevolg is van 't Onderwys, toch blykt er duidelyk dat we niet slaagden in de poging om hem dóór dat Onderwys boven 't meisje te verheffen, gelyk het geval wezen zou indien ons stelsel doelmatig was. Er blykt alzo dat we ons veel moeite geven om 'n doel te bereiken, dat beter bereikt zou worden door onthouding.