Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
842.
Nu weet ik wel dat scholen een noodzakelyk kwaad zyn. (15) Het is materieel onmogelyk dat 'n onderwyzer by elken leerling de opportuniteit beoordeelt. Hy heeft den tyd niet, zich te onthouden van onbescheidenheid, en is wel genoodzaakt historie op te dringen - en wélke historie! - waar misschien behoefte was aan...
Neen! Historie altyd! Maar in 's hemels naam ándere geschiedenis, ándere romans, ándere beweging, dan er voor den knaap te halen is uit de Geschiedenis zoals die geleraard wordt. Als kriterium van gepastheid sla ik voor - we zyn nu eenmaal in de buurt van frenologie - te letten op de receptiviteit. En men behoeft daartoe de kinderen niet by 't hoofd te vatten. Als by de slinger-geschiedenis, kan de gepastheid van 't schouwspel worden afgemeten naar de aandacht der toeschouwers. Er is voor 'n kind niets ónbelangrykers dan de Wereldgeschiedenis met haar volksverhuizingen, dynastieën, Assyrische ryken, Westfaalse vredes, en Smalkaldische Verbonden. Men leert de Geschiedenis niet waarderen, voor men enigszins beseft hoe gebrekkig ze geschreven werd. Er komt een tyd - tenzy de nieuwe bosse met den langen naam de overhand nam - dat wy méér willen weten dan beschreven staat, méér begrypen dan schryvers ons ophelderen. Die nieuwe behoefte vordert arbeid, en deze arbeid brengt 'n gelyksoortig genot mee, als ons dertig, veertig jaar vroeger die pendule verschafte.
Het heen en weer slingeren der dynastieën als zodanig, is den knaap te eentonig geworden. ‘Huis van Holland... tik, tik... lieve god, dat weet ik al! Rechts geweest, midden geworden - tal van dode punten - links aangekomen in 't huis van... tik, tik... van de Arsaciden, geloof ik... 't scheelt me niet!’
De knaap staat alzo boven 't eentonig gewawel dat men voor historie uitgeeft, maar beneden de wysbegeerte die haar tot 'n leerschool maken zou als wy haar beter kenden, tot 'n oefenschool althans zodra wy, weinig wetende, behoefte beginnen te voelen aan méér.