Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 1. Geloofsbelydenis. Max Havelaar [enz]

Geloofsbelydenis

Geloofsbelydenis

Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappy

Aan E.H.v.W.

Eerste hoofdstuk

Tweede hoofdstuk

Derde hoofdstuk

Vierde hoofdstuk

Vijfde hoofdstuk

Zesde hoofdstuk

Zevende hoofdstuk

Achtste hoofdstuk

Negende hoofdstuk

Tiende hoofdstuk

Elfde hoofdstuk

Twaalfde hoofdstuk

Dertiende hoofdstuk

Veertiende hoofdstuk

Vijftiende hoofdstuk

Zestiende hoofdstuk

Zeventiende hoofdstuk

Achttiende hoofdstuk

Negentiende hoofdstuk

Twintigste hoofdstuk

Aantekeningen en ophelderingen

Aantekeningen en ophelderingen

Brief aan ds. W. Francken Az.

Aan den schrijver van Max Havelaar De koffieveilingen der handelmaatschapplj

Aan den weleerwaarden heer W. Francken Az. Directeur van het zendelinggesticht te Rotterdam

Aantekeningen

Brief aan den gouverneur-generaal in ruste

Max Havelaar aan Multatuli

Aantekeningen

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Max Havelaar aan Multatuli

Max Havelaar aan Multatuli

Het gebed van den onwetende

Het gebed van den onwetende

Aantekeningen

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb!

Naschriftje

Aantekeningen

Verantwoording

Verantwoording

Geloofsbelydenis

Max Havelaar

Brief aan ds. W. Francken Az.

Brief aan den gouverneur-generaal in ruste

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Max Havelaar aan Multatuli

Het gebed van den onwetende

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb

Alphabetische lijst van verklaringen

Alphabetische lijst van Indonesische woorden


Het gebed van den onwetende


geschreven 26 februari 1861
gepubliceerd maart 1861

Het gebed van den onwetende

Ik weet niet of wy zyn geschapen met een doel...

Of maar by toeval dáár zyn. Ook niet of een God

Of... goden, zich vermaken met ons leed, en schimpen

Op de onvolkomenheid van ons bestaan. Als dát zoo waar',

Zou 't vrees'lyk zyn! Aan wien de schuld

Dat zwakken zwak zyn, kranken krank, en dommen dom?

Wanneer we zyn gemaakt met opzet, met een doel,

En door onze onvolkomenheid dat niet bereiken...

Dan valt de blaam van al 't verkeerde op ons niet,

Op 't maaksel niet... maar op den Maker! Noem hem Zeus,

Of Jupiter, Jehovah, Baäl, Jaô... om 't even:

Hy is er niet, of hy moet goed zyn, en vergeven

Dat wy hem met begrypen. 't Stond aan hem

Zich te openbaren, en dat deed hy niet! Hád hy 't gedaan,

Hy hadde 't zó gedaan, dat niemand twyflen kon;

Dat ieder zeide: ik ken hem, voel hem, en versta hem.

Wat anderen nu beweren van dien God te weten...

Baat my niet... Ik versta hem niet! Ik vraag waarom

Hy zich aan andren openbaarde, en niet aan my?

Is 't éne kind den vader meer naby, dan 't andre?

Zolang één mensenzoon dien God niet kent,

Zólang is 't laster te geloven aan dien God!

't Kind, dat vergeefs den vader aanroept, doet geen kwaad...

De vader, die vergeefs zyn kind laat roepen, handelt wreed!

En schoner is 't geloof: daar is geen vader,

Dan dat hy doof zou wezen voor zyn kind!

Misschien zyn we eenmaal wyzer! Eens misschien

Zien we in, dat Hy er is, dat Hy ons gadesloeg,

En dat zyn zwygen oorzaak had, en grond... Welnu,

Zodra wy 't weten, is de tyd van loven daar...

Maar eerder niet... thans niet! 't Zou God verdrieten,

Te ontwaren, dat wy hem aanbaden zonder grond...

En dwaasheid is 't, de donkere onwetendheid van heden

Te willen helder maken met een licht... dat nog niet schynt.

Hem dienen? Dwaasheid! Had Hy dienst begeerd,

Hy hadde ons geopenbaard: op welke wys...

En ongerymd is 't, dat Hy van den mens verwacht

Aanbidding, dienst en lof... terwyl Hyzelf

Omtrent de wyze hoe, ons in 't onzekre liet.

Wanneer wy God niet dienen naar zyn zin...

Dan is 't Zyn schuld... zyn schuld... en onze schuld is 't niet!

Intussen - tot we wyzer zyn - is goed en kwaad dan één?

Ik zie niet in waartoe een God ons dient, in 't scheiden

Van 't boze en 't goede... Integendeel! Wie 't goede doet

Opdat een God hem lonen zou, maakt juist dáárdoor

Het goede tot iets kwaads, tot handel... En wie boosheid vliedt

Uit vrees voor de ongenade van dien God, is... laf!

Ik ken U niet, o God! Ik riep U aan, ik zocht,

Ik smeekte om antwoord, en Gy zweegt! Ik wôu zo graag

Uw wil doen... niet uit vrees voor straf, uit hoop op loon,

Maar zo als 't kind den wil zyns vaders doet... uit liefde!

Gy zweegt... en altyd zweegt Ge!

En ik dool rond, en hyg

Naar 't uur, waarop ik weten zal dat Gy bestaat...

Dan zal ik vragen: ‘Vader, waarom nu voor 't eerst

Uw kind getoond dat het een vader had...

En dat het niet alleen stond in den stryd,

Den zwaren stryd voor menslykheid en recht?...

Of waart Ge er zeker van, dat ik Uw wil zou doen

Ook zonder dien te kennen? Dat ik, onbewust

Van Uw bestaan, U dienen zou, zo-als Ge wilt gediend?...

Zou 't waar zyn?...

* 

Antwoord, Vader, als Ge dáár zyt, antwoord...

Laat niet Uw kind vertwyflen... Vader, blyf niet stom

Op 't bloedig afgeperste lama sabachtani!...’

Zo kermt de onwetende aan zyn zelfgekozen kruis,

En krimpt van pyn, en jammert dat hem dorst...

De wyze - hy die wél weet... wél God kent - bespot den dwaas,

En reikt hem gal, en jubelt: ‘hoor, hy roept zyn vader!’

En prevelt: ‘dank, o Heer, dat ik niet ben als hy!’

En zingt een psalm: ‘welzalig hy die in der bozen raad

Niet zit, en niet op 't vuile pad des zondaars gaat...’

De wyze... sluipt ter beurze, en schachert integralen

De vader zwygt... O God, er is geen God!

's Hage, 26 Februari 1861