Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
216.
De Koning komt in de stad. Dat is wel verdrietig voor me. Ik zal u zeggen waarom.
Nu hangt men vlaggen uit. Eén daarvan waait heen-en-weer voor m'n venster, zodat het my rood en blauw warrelt in de ogen, en ik belet word dit Idee te schryven. Want ideeën hebben helderheid nodig.
Daarom zal ik maar wat bespiegelingen houden over de verkeerde plaatsing van sommige dingen. Een steen die nut doet op den weg, of in 'n muur, zou onaangenaam wezen in de maag... rood met wat zon er door... ik wou dat die vlag 'k weet niet waar was... slechts dáár niet, voor myn venster niet!
Om godswil, 'k heb behoefte aan licht...
Ik kan weer zien. Ik was bezig met de verkeerde plaatsing... blauw schemerlicht... flap!... rood daarover... 'k zit in paarse duisternis... zie, de zon moireert die kleuren... ik behoor niet onder zo'n vlag te zitten, en dáár hoort die vlag niet. 't Vervolg als ik weer zien kan.
'k Wou liever dat de Koning... 't vervolg hierna...
Ja, zo zyn er veel dingen verkeerd geplaatst... een speld in 't oog, Engeland te Gibraltar, ik hier, en dáár die vlag... ik moet het opgeven...
Zo'n steen in de maag, hoort daar niet. Zo'n speld in 't oog, hoort daar niet. Die vlag... 't vervolg hierna...
Waar zo'n steen thuishoort en dienst doet, weten wy. En die vlag... 'n koninkryk voor 'n vloek!
Die vlag, o Koning van Nederland, o staatslieden van Nederland, o volk van Nederland, die vlag behoort te wapperen in den Archipel van Insulinde, waar onze broeders worden meegevoerd, tot slaaf gemaakt of geslacht, door zeerovers!
Dáár hoort die vlag! Dáár, Volk, Regering en Koning van Nederland! Dáár hoort zy, zeg ik u!
En ze moet niet hier my hinderen in 't schryven myner Ideeën... dat behoorde zy niet te doen, zeg ik u! Ik láát me niet hinderen...
Daar plakt ze weer voor 't raam, en zuigt zich vast. Wat rood en wit en blauw... 't is donker...
Welnu, ik wil zien! Ik tart die vlag my 't schryven te beletten... Ik wil zien, ik zie!
Fladder maar voort, o vlag, in oneerlyke veiligheid! Ben je niet bang voor wat regen, voor wat stof? Zie je al die kappellui daar beneden op de straat? Schrik niet, ze zyn onschadelyk... zy roven niet met lans of zwaard of scherpen klewang...
En verheug u, weldra zal men u wat rust geven na uw gouverneur-generaals-paradedienst! Er ligt een net foudraaltje klaar van wasdoek. Daar ga je in, vlag... wel te rusten!
Maar my dwingen tot werkeloosheid, door uw dom, plakkerig, lichtbedervend gezwabber en gezwets tegen myn venster... dat zult ge niet... dat kunt ge niet... daartoe tart ik u!