Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
214.
Artis en kinderen. Voor acht jaren bezocht ik de school, waarop ikzelf had geleerd dat men 't woord mens moet schryven met c.h. Waarom, weet ik nog niet.
Ik was uit Indië vertrokken met het voornemen die school te bezoeken, en al had ik dit niet willen doen uit eigen begeerte om de plaats weer te zien waar 'k zo byzonder knap ben geworden, ik moest wel.
Vele ouders namelyk in Indië, hadden 't onderwys en de opvoeding hunner kinderen uitbesteed by den onderwyzer van diezelfde school. By myn vertrek verzochten ze my hun kinderen te gaan zien. Ik beloofde dat, en heb 't gedaan.
Ik houd dien onderwyzer voor 'n braaf - en in den gewonen zin, voor een bekwaam - man.
Hy mishandelt de kinderen niet. Hy gebruikt ze niet als dienstboden. Hy beschouwt ze niet als indische koeien voor z'n hollandse melkery op kleinen schaal... zie, dat alles was by hem niet het geval. In 't voorbygaan moet ik u zeggen, dat dit op veel hollandse kostscholen ‘die zich zo byzonder toeleggen op de ontwikkeling der kinderen van onze indische broeders’ wél 't geval is. Daarvan weten de ouders op Java te spreken!
Welnu, deze man was gemoedelyk braaf. De godsdienst - zie, ik geloof ditmaal 'n ongehuichelde! - speelde de hoofdrol, zoals ge zult bemerken als ge lezen wilt wat my met hem weervoer in Artis.
Want daar kwam ik op zekeren morgen met de kinderen te land, nadat ik ze vroeger naar myn vermogen wat genoegen had verschaft, door ze mee te nemen naar komedie of concert. De onderwyzer was meegegaan. Ik zag er zeker uit als 'n sekondant.
Ons troepje jongens, een behoorlyke trap der jeugd van de onnozele tweeklanken af, tot de lyzige halfgare rhetoriek toe, had op den weg in 't gelid gelopen. Maar in den dierentuin verspreidden zy zich. Althans zo meende ik. Doch later bleek me, dat zy zeer trouw waren byeen gebleven.
Wie nu geen verstand heeft van Zoölogie en Opvoeding, zou menen dat de een keek naar den leeuw, de ander naar de papegaaien. Dat de een by de slangen stond, de ander by 'n hyena. Mis!
- Waar zyn de anderen? - vroeg m'n onderwyzer die met my had plaats genomen aan een tafeltje - waar zyn de anderen?
Hy vroeg dit aan een klein kereltje, dat even zichtbaar was aan 't eind van 'n laan.
- By de apen, m'nheer!
En myn onderwyzer zette ons gesprek voort, dat afgebroken was door z'n wens om te weten ‘waar de anderen waren?’
Zodra ik een komma-punt ontwaarde, maakte ik daarvan gebruik, om hem te vragen of hy gehoord had wat die kleine antwoordde?
- Jawel, ze zyn by de apen. Ik wilde u dus zeggen dat...
Weer wachtte ik een komma-punt, en vroeg nog eens:
- Hebt gy gehoord wat hy antwoordde?
- Wel zeker, ze zyn by de apen... dáár is geen water. Ik beweerde dan...
By 't derde komma-punt, viel 'k hem weer in de rede...
't Vervolg hierna. Ik breek af, omdat ik plaats nodig heb voor 't volgend Idee.