Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
815.
‘Maar nu weten we nog niet...’
Ge weet nog zeer weinig, en 't doet my genoegen u dat te herinneren, omdat ge zo-even wel wat te groots waart, toen ge dacht Léon spoediger dan ik doorgrond te hebben. Ge weet nog niet wat Adèle voor 'n wezen is, en wat Léon bewoog...
‘Hoe kwam hy aan dat kaartje?’
Hy zal het gevonden hebben naast of op een van de stoelen die, naar ik my later herinnerde, vóór hy en Henri daarop plaats namen, waren bezet geweest door 'n familie die er wel naar uitzag alsof ze leefde van eksterogen. Doch hoor nu wat er in dat briefje stond:
‘Mon bon petit Léon, Je serai au C.d.F. mais sans danser. Les onze sont trop bête. Fais-moi le plaisir de venir mystifier un peu l'étranger dont je te parlai. Je lui en veux de ce qu'il m'a vue sans crinoline, la nuit de cette sotte escapade. Abbas sera à la porte pour te le montrer. Au reste tu le reconnaîtras aisément à son air pédant. Donne-moi un signe que tu te prêtes à ce petit caprice, un salut archi-respectueux ou quelque chose de semblable. Je m'amuserai à observer comment tu taquines ce maître d'école pour mon compte. Je suis sûre qu'il enseigne les mathématiques ou le grec ou quelque chose de pareil. Je m'ennuie trop. Oh les onze! Adieu mon petit chéri, toute à toi... à 11/12 près, hélas!
Ton Adèle.’
Er waren in dat briefje meer of andere taalfouten dan ik nu in staat ben korrekt na te bootsen. Maar den zin geef ik vry juist weder. Ik moest gemystificeerd worden, geplaagd, getaquineerd, ik! En waarom? Omdat ik Adèle betrapt had op... magerheid. De zeer brave lezer eist moraal? En voici: