Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
211.
Aan myn kinderen. Ge zyt nog wat klein, en zoudt me niet begrypen. De tyd zal komen, dat gy leest wat ik hier zeg. Welnu, als ik me ooit tegen u beroep op myn vaderschap... lacht me uit! Als ik ooit u onderdanigheid voorschryf... bespot my!
Als ik ooit liefde van u vorder... omdat... omdat... hoe zal ik zeggen?
Liefde, omdat er eenmaal iets geschiedde, waarby ik volstrekt niet dacht aan u. Liefde, omdat ik iets verrichtte vóór gy bestondt. Liefde omdat...
Vult aan, kinderen, gy zult dit kunnen als ge rypt zyt om te lezen wat uw vader schreef, vult aan...
Als ik ooit liefde vorderde, dáárom... werpt my met vuil!
Lacht me uit, bespot my, werpt my met vuil, als ik ooit onderdanigheid of liefde vorder... daarom!
Verbeeldt u, dat die bybeltekst in de geboden, verknoeid is door vertalers. Ja, ja, zó is het. Gelooft me, er staat: ‘haat uw vader, dan zult ge lang leven!’
Beproeft het eens!
Ik wou wel eens 'n ‘Heer’ zien, die de macht had u te beletten uw moeder hef te hebben, al loofde hy tien lange levens uit, in tien landen tegelyk.
Met of zonder bybeltekst... vóór of tegen bybeltekst... met of zonder gebod, zullen zy en ik uw liefde weten te verdienen dóór liefde.
Wie dat niet kan, heeft op liefde geen aanspraak.
Uw onderdanigheid zal bestaan zolang, en voor zo verre, myn geest meer ontwikkeld is dan de uwe, omdat ik 'n paar tientallen jaren vroeger begonnen ben. Die spanne tyds zult ge weldra hebben ingehaald, vooral daar ik zo dikwyls staan bleef op m'n weg, helaas!
Kinderen, gy zult my niets te danken hebben, dan wat ik deed ná uw geboorte, en zelfs dat niet. De liefde vindt haar loon in zichzelf. Och, waart ge reeds zo ver dat ge myn Ideeën kondet lezen, en alles wat ik bewaar voor u alleen. Och, hoorde ik 't reeds:
- Wy hebben u lief, o vader, maar ge hadt daartoe niet nodig onze vander te zyn!