Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
808.
Ik weet den naam niet van de firma waar de Homerussen hun rhapsoden lieten drukken, en dat spyt me. De zangers van Ilias en Odyssee brachten de meeste feiten en gesprekken tweemaal in rekening. Eerst verneemt de lezer dat er iets gebeurd is, en daarna wordt die gebeurtenis - liefst met dezelfde woorden
van den auteur - nogeens verhaald door Ajax, Diomedes, Triptolemus en de rest. Die gewoonte is voor 'n schryver allerplezierigst, en 't is geen gunstig kenmerk van onze beschaving, dat we hierin zo barbaars zyn teruggegaan. Indien ik u reeds nu had meegedeeld, lezer, wat er tussen John en de femme de chambre naast dien landauer voorviel, zouden straks de heren Gebroeders Van Helden
[*]
De uitgevers van den eersten druk.
(1874) by Thérèse's terugkeer in den tuin, het relaas van 't reeds vernomene onbarmhartiglyk schrappen. Als 't waar is dat Homerus bedelde, moet hy dit - als Sint Labre, Lazre, Lapre... ik weet den naam niet recht - voor z'n pleizier gedaan hebben. Hy was z'n Heiligen menig kaarsje schuldig, evenzeer als Heinrich Heine, die zó in z'n schik was met zyn uitgever, dat hy de goden dankte: weil sie ihm den Julius Campe zum Verleger gegeben...
Ik ben minder gelukkig, en mag dus de kans niet lopen dat straks ‘Madame la Marquise’ onze Thérèse den mond snoert met 'n bar: ‘Ik weet al... 't staat op pagina zoveel!’
O, Varus-Van Helden, geef my den geduldigen Agamemnon weer!
Ik ben zeker dat hy 't niet doet.