Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
798.
Kinderen vermaken zich met het opzetten van gebogen speelkaarten die elkaar na 't omstoten van de achterste in den rug vallen. - Daar ik nu niet van legers of Krygskunde spreek, ligt er ditmaal in het laatste woord niets onzinnigs. - Schoppenboer werpt klaver-zes om. Klaver-zes bewyst gelyken liefdedienst aan ruiten-aas. Deze stuwt weer zyn voorman. En zo gaat het voort tot de laatste kaart toe, die we nu, ter ere van de onbevlekte ontvangenis, harten-vrouw zullen noemen.
Al die kapucyntjes - zo noemden we die goedige kaarten in m'n jeugd - staan op hun plaats, vallen als helden en doen dus hun plicht. Maar wie er een tussenuit neemt, breekt het verband, en kan dan niet verlangen dat schoppen-boer middellyk oorzaak worde van hartenvrouws val. Die eis zou onbillyk wezen.
De protestanten zyn zo onbillyk. Ze gaan ruw om met de tussenstaande kapucyntjes, en toch blyven zy verlangen dat O.L.V. ter-zaligheid-van-Harten in oorzakelyk verband blyve met den schoppenboer die Adam en Eva uit den tuin jaagde.
Ik zou dit ongerymder willen noemen dan 't vermaak der kinderen die de kapucyntjes zo aardig wisten op te zetten.
Alle vyftig kaarten staan op vry gelyke - immers aan het doel beantwoordende - afstanden tussen het oude Paradys dat in Genesis verloren ging, en 't celletje van den biechtvader, waarin men zich op een splinternieuw Paradys abonneren kan.
En... mocht er hier of daar een echt kapucyntje ontbreken, de inventieve jeugd der mensheid heeft die gaping aangevuld met eigengemaakte poppetjes van perkament. Daar liggen bullen en breven gereed in menigte, waaruit de jonkheid knippen kan naar hartelust.
Wie zich met kapucyntjes vermaakt, mag dit knippen niet versmaden.
Daar echter ongerymder reeds geen woord is, moet ik my ook van den superlatief onthouden, en dus zwygen van 't allerongerymdste, van de modernen.
Ze komen er goed af.