Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
796. Meeting te Batavia in mei 1848
De heren die deze opschudding bewerkten, gaven duidelyk blyk dat zy niet het minste begrip hadden van de verhouding tussen Indië en Moederland. Dit belet niet dat een hunner - 't is te hopen dat hy later wat wyzer geworden zy - jaren lang minister van Koloniën geweest is, en nu - 1870 - als Gouverneur-Ge-neraal aan het hoofd staat van de indische bezittingen, een omstandigheid die ten zeerste pleit voor de zedelyke grondstelling dat men nooit z'n kinderen moet verdrinken... als 't jongetjes zyn. De man heet Mijer.
De heer Rochussen, die in 1848 door de Nederlandse Natie belast was met de funktiën van Kommandant op 't oorlogsvaartuig Insulinde, deed met het smoren van die meeting z'n bezworen plicht. Het gekibbel over liberalismus of behoud had niets te maken met den hem door instruktie en aard der zaak voorgeschreven gedragsregel.
Ik onthoud me nu van verdere behandeling dezer kwestie, en van de daarmee in verband staande eisen der zogenaamde liberalen, omdat ik een en ander uitvoerig behandel in m'n tweede brochure over Vryen-Arbeid waarnaar ik meen te mogen verwyzen.