Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
177.
Maar die leer der noodzakelykheid is troosteloos, meent ge? Zo moet ieder adept van elke persoon-godsdienst gesproken hebben, toen men hem kwam vertellen dat zyn god alleen bestond in z'n verbeelding.
Ik kan me voorstellen hoe verdrietig de Griek moet geweest zyn, toen hy begon in te zien dat z'n Ceres, zyn Minerva, enz. niets waren dan dichterlyke personificatiën van ideeën.
Verbeeld u den vromen Katholiek die 't vertrouwen verliest op den Heilige, wiens hulp hem bewaren moet voor tandpyn of likdorens.
Zo'n Katholiek zou ik, in plaats van z'n heilige, den raad geven z'n mond zuiver te houden, en zich een scherp mesjen aan te schaffen. Dien Griek had ik, voor Ceres en Minerva, een abon-*
nement gegeven op de landbouwkundige Courant, en een exemplaar van Humboldt's Kosmos. Ik beweer dat zy winnen zouden by dien ruil.
En gy die klaagt over de troosteloosheid myner leer... gy die waggelt, zodra men u 't geknakt stokjen afneemt, waarop gy meendet te steunen... gy die vreest niet alleen te kunnen staan, zonder 'n Wezen dat gyzelf hebt geschapen, om aan te vullen wat u ontbrak aan bevatting, kracht en wil... gy... wees niet troosteloos! Die domme, zichzelf onbewuste, almachtige, onwetende, Noodzakelykheid is een God van liefde, die u meer geeft dan een persoonlyke god doen kon, en - met het oog op de rechten van anderen - doen mág.
De noodzakelykheid is voor allen gelyk. Dat is meer dan men zeggen kan van elken anderen god.
De noodzakelykheid is aan zichzelve gelyk. Nooit heeft ze, om iemand te plagen, 1 + 1 = 3 gemaakt. Men kan op haar rekenen. Waar we menen dat ze ons verraadde, lag de schuld aan onszelf. We hadden niet goed opgelet. Wy maakten fouten in onze berekening, niet zy.
En zelfs waar ze wreed schynt - waar ze jonge meisjes doorknipt - ook dáár ligt de schuld aan ons...
Waarlyk, we hadden dat meisje niet moeten opnemen tussen duim en vinger! Wy hadden haar niet moeten voorhouden aan de lemmeten van die schaar! Dáárin lag de fout.
En - vraagt ge, hoop ik - als zoiets gebeurt buiten onzen wil... door 'n zogenaamd ongeluk... is er dan nog geen wreedheid in uw god?
Neen, neen, duizendmaal neen! Wat is, moet zyn. 't Staat aan ons - en juist dit is Gods wil - voorzichtig te wezen, op te letten, ons te wachten voor 't kwade...
't Staat aan ons, waar te nemen, na te denken, toe te passen...
't Staat aan ons, te willen en te werken...
't Staat aan ons, te streven naar ontwikkeling...
't Staat aan ons, genot te vinden in dat alles... dat is in één woord: 't staat aan ons deugdzaam te zyn, want genot - zó begrepen - is deugd.