Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
757.
Ik lees in de Kölnische Zeitung van 1 Augustus 1870:
‘Saarbrücken 31 Juli. Der gestrigen Matinee...’
Ook den vorigen morgen namelyk waren er heldendaden uitgevoerd.
‘...folgte auch noch eine Abend-Unterhaltung. Lieutenant Von Voigt der bei Brebach die Feldwachte hatte, wurde, als er abends gegen Blitterdorf vorritt, aus dem Waldabhange für seine eigene Person mit einem französischen Kugelregen ausgestattet. Nach seiner Aeusserung hat er Minuten lang dem Schnellfeuer der Franzosen, das pelotonweise auf ihn fiel, sich nicht entziehen können. Hunderte von Schüssen, mindestens 30 Gewehre auf eine Person...’
Het is te voorzien dat de lezers van dit oorlogsverhaal - 't opschrift is: Krieg, en de brave Kölnische bedoelt hiermee niets satyrieks - zich nu Herr Lieutenant Von Voigt voorstellen als 'n schuimspaan of zeef. Tot m'n groot genoegen kan ik hem verzekeren dat die officier volkomen welvarend is, en gereed tot nieuwe heldendaden, gelyk de couranten om die mee te delen, en Publiek om ze voor goede munt aan te nemen.
De ‘korrespondent van 't oorlogstoneel’ sprak dezer dagen in 'tzelfde blad van een mörderisches Feuer dat alweder al de daaraan ausgesetzte soldaten geen haartje zengde. Die korrespondent heet Wachenhusen en is 'n schryver van zekeren naam, iets wat trouwens op dit ogenblik in Duitsland niet veel zeggen wil.
Ik kan dergelyke voorbeelden by honderden aanhalen, doch bepaal me by deze twee die voldoende bewyzen dat ik niet overdryf. Wat sarkasme schynt, is eenvoudige waarheid.
[*]
Later onder de korrektie bygevoegd: By den voortgang des oorlogs nemen de leugens aanhoudend toe in brutaal miskennen van 't gezond verstand der lezers. 't Is ergerlyk!
(1870)