Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
756.
En 't is er niet beter op geworden sedert Scheltema. Nu als voor vyftig jaar, ergert zich ieder die 't met Waarheid wel meent, over 't brutaal misbruik dat er van 't Woord wordt gemaakt. Het is alsof de schryvers er op rekenen dat er voor 't verwrongen oordeel geen herstel mogelyk, en dat geen leugen te grof, te plomp is, om door ‘Publiek’ te worden geslikt. De frasen-leveranciers vertrouwen zo vast op de verkeerde gewoonte van niet begrypen (462) dat zy zich niet de minste moeite getroosten, om een verkoopbaar aanzien te geven aan de ter markt gebrachte ongerymdheid. Maak u gereed, lezer, tot het ontvangen van vechtrapporten vol ‘kogelregens’ die alle man volkomen droog laten. Met ‘moorddadige vuren’ die niemand branden. Het is heden 3 Augustus 1870. De eigenlyke oorlog is nog niet begonnen - ik denk dat men zich in de beide kampen bezighoudt met ‘verschalken’ en krygskunde - en volgens de dagbladen is er reeds meer kruit verschoten dan nodig wezen zou om 'n heel leger Assyriërs te vernietigen. Er heerst alom grote behoefte aan wat oefening in schyfschieten, en... in lezen.
De couranten... doch wy zagen het reeds, zy hebben te weinig tyd en te veel ruimte om waar te zyn. De deftige schryvers dan, die wel tyd tot liegen hebben maar voor de waarheid geen plaats, plegen aanhoudend het bedrog waartegen ik waarschuw. Ik nodig ieder lezer uit, zich toe te leggen op wat begrip. Zodra de auteurs bemerken dat hun vervalste waren niet meer gangbaar zyn, zullen zy óf zich moeten behelpen met de gehate waarheid, óf... welnu: ‘qu'ils se fassent maçons, si c'est là leur métier’.