Multatuli.online


Waarde in rekening

Toch bleek er spoedig dat ik minder alleen was, dan ik by het slot van 't vorig hoofdstuk meende. Een oud man met 'n vriendelyk gelaat richtte my op, en vroeg of ik veel verloren had?

- Alles, zei ik.

- Dat is zeer veel. Ge hadt niet moeten spelen.

- Wie zegt u dat ik gespeeld heb. Juist andersom. Ik ben de schryver van Millioenenstudiën, waarin ik zo ernstig tegen het spel waarschuw door de aantoning dat alle systemen gekheid zyn.

- En toch... alles verloren?

- Ja. Ik verloor de hoop iets te weten te komen van den samenhang tussen oorzaak en gevolg, en juist die kennis heb ik nodig om niet te gronde te gaan.

- Met uw kostschool?

- Kostschool? Hoe komt ge dááraan?

- Ik meende dat ge schoolmeester waart, om al die kinderen van zo-even. Ze spraken verstandig...

- En ik zeg dat hond noch kat kan wys worden uit hun praatjes.

- Honden en katten zyn niet zeer scherpzinnig. Ik begreep alles zeer goed. Met geld kan ik u niet bystaan, maar myn raad is tot uw dienst. Ik ken u enigszins, en heb 'n schuld aan u af te doen...

Een schuld aan my? En dit kwam hyzelf me zo trouwhartig vertellen? Die man moet in 'n museum!

Opeens, hem goed aanziende:

- Adolf! riep ik. Maar ik weet niets van 'n schuld aan my...

- Ik heet Johann, zeide hy, en... Müller, of Meyer, of Schultze, zoals ge verkiest. Van beroep ben ik molenaar, metselaar, broodbakker... al wat ge wilt, als 't maar menselyk is. Ik ben geboren in 't... Dillenburgse.

- Adolf! riep ik nog eens. En... terzyde: houdt nog altyd die duvelary niet op?

- Ik heet Johann...

- Hebt ge niet vroeger gewoond... op, in, onder, den Sonnenberg?

- Te Sonnenberg woonde in vroeger jaren 'n neef van me.

- Op wien ge precies gelykt?

- Dat kan wel wezen. Maar gy kunt hem niet gekend hebben... hy is dood, en zeer lang reeds. Zeg my eens, wat waren dat voor kinderen waarmee gy gewandeld hebt?

- Meester... m'nheer, dat waren... gnomen.

- Wat is dat?

- Het woord betekent: weter. Helaas, ik heb weinig van hen geleerd.

- Dit zou dan uw eigen schuld zyn. Ze spraken duidelyk genoeg. Ik begryp niet hoe hun taal onbegrypelyk voor u was. Ben je misschien te... geleerd voor 't eenvoudige? Leer dan wat áf, en tracht in te zien dat het geleidelyk voortbouwen op 'n stevigen logischen grondslag...

- Maar... gy kunt niet oordelen, omdat ge myn behoeften niet kent.

- Zyn uw wensen billyk?

- Ja.

- 't Zou al heel zonderling wezen, indien de bevrediging van billyke wensen niet kon bereikt worden langs geleidelyken weg. Zó immers arbeidt ook de Natuur. Ze schept voortdurend iets nieuws door 'n oneindige afwisseling van samenstelling, en elke nieuwe figuur die ze voortbrengt, is 'n noodzakelyk gevolg van de hoedanigheid der vorigen. Om dezen wenk te begrypen is slechts nodig exacte toepassing der grondwaarheid...

- Ja, ja, van de waarheid die me tot vervelens toe verkondigd werd onder den grond! Zeg me liever - als ge dan inderdaad... niet Adolf zyt - ik keek hem schuins aan - zeg me liever vanwaar ge my kent? Leest ge misschien m'n Ideeën?

- God-bewaar-me. Lezen doe ik nooit. Ik ben 'n praktisch man, die er z'n eigen ideeën op nahoudt. En... wat m'n schuld aangaat, ik ben 'n oom van Staccata. Ge hebt haar lief behandeld in '54, toen ze nog niet gesetzt was als nu. Waarom wildet ge haar onlangs niet kennen? Ze had u graag de hand gedrukt...

't Is waar ook. Ik herinnerde my nu eensklaps dat Staccata tot het klein getal meisjes behoorde, dat ik by ongeluk onverleid heb gelaten. En haar oom scheen beter dan ik te weten wat ik op dien toren tot haar gesproken had...

De lezer herinnert zich dat ik by die gelegenheid door 'n aanval van kiespyn of kramp gekweld werd.

- Maar dit is niet ons enig punt van aanraking, ging... Johann voort. Ik heb u nog eens gezien, by nacht, 'n ogenblikje maar. Ook toen waart ge bezig iets op te richten dat op 't vallen stond...

Ja, ja, dacht ik. Zeker weer 'n kiespynhistorie. Want we zyn nu eenmaal zo, dat we niet gaarne iets verkeerds nalaten, als 't enigszins anders kan.

- Neen... kiespyn hadt ge niet...

- Ik heb geen woord van kiespyn gesproken...

- Zo? Ik meende dat ge u beriept op 'n voorwendsel ter verontschuldiging van iets goeds. Dit behoeft niet. In '66 woonde ik aan den Ryn, tussen Ehrenbreitstein en Lahnstein, niet ver van Pfaffendorf...

- Heb ik u dáár gezien?

- Neen, maar ik u wel. Ik bespiedde u, toen gy in die buurt eens 's avonds laat bezig waart met schennis van de pruisische majesteit. Ik riep u uit den heg myner woning toe: waarde in rekening! Zeg me nu wat ik voor u doen kan?

Er ging my 'n licht op. By zekere zeer byzondere gelegenheid had ik inderdaad eens die zonderlinge woorden menen te verstaan. En... alweer was álles in álles. M'n goedige nieuwe kennis roerde hier 'n punt aan, dat evenals z'n trekken my herinnerde aan den Adolf uit m'n droom, of wat was het? Inderdaad, ik had eens in '66...

Ziehier de kleine historie, die tevens verklaart waarom ik zo buitengewoon vriendelyk werd ontvangen in de onderwereld. O, scherpzinnige Fancy!

In den zomer van genoemd jaar woonde ik te Koblenz... als 't wonen heten mag, het zwerven waartoe ik veroordeeld was door de laaghartigheid van m'n landgenoten. De oorlog brak uit, en ik was ooggetuige van 't binnenrukken der Pruisen in Nassau. Een deel der troepen trok van Ehrenbreitstein langs de dorpen Arzheim en Fachbach naar Ems. 'n Andere troep mar-cheerde langs den rechter Rynoever, Pfaffendorf en 'n paar andere dorpen voorby, naar Lahnstein. Ik was meegegaan, om te helpen niet, maar om te zien hoe men in Europa 'n land verovert. In andere streken had ik zulke handgrepen meer dan eens aanschouwd. De zaak is heel eenvoudig, en de moeite van 't beschryven niet waard. Op mars passeerden wy den slangsgewys met blauw en geel - heraldisch gesproken: d'azur en d'or - beschilderden paal, die door wapen en opschrift verkondigde dat daar 't gebied van Nassau 'n aanvang nam. Een onzer helden beging 't wapenfeit dien armen paal 'n stoot te geven met de kolf van z'n geweer. Natuurlyk: er was geen nassaus soldaat in de buurt. By zulke vechtzaken is gewoonlyk een der beide partyen afwezig, 't geen de taak van de andere party allermakkelykst maakt. Nieder- en Ober-Lahnstein lieten zich - en alle andere nassause plaatsen ook! - even geduldig stoten en stompen als die paal, en nemen zelfs! De lezer kent de geschiedenis. 't Deed me zeer. Om de Nassauers niet, maar om de arme dappere Pruisen die nooit 'n vyand te zien kregen. Dit is heel hard... zelfs voor krygskunstige generaals, die dan toch gaarne een lystje van gewonden inleveren, al zy 't dan maar van één op de duizend man die uren lang zo onwrikbaar pal stonden in 'n kogelregen.

In weerwil van m'n innig medelyden met zulke generaals, voelde ik toch deernis met dien paal ook. Het stomme ding vertegenwoordigde iets... neen, zó was het eigenlyk niet. Ikzelf houd niet van grenzen, en mag er geen party voor trekken...

‘Logos is geen Nassauer’ had Adolf gezegd.

...hoe minder grenzen, hoe beter! Maar toch, als men daar zo ruw 'n symbool ziet mishandelen, dat sedert duizend jaar dierbaar was aan dertig geslachten...

Hoe dit zy, sentimenteel of niet, ik was boos op dien dapperen soldaat. En... op de paar duizend anderen die hoera! riepen.

De arme paal waggelde. Ik moet erkennen dat het ding podagreus was, en dat het weldra, ook zonder den soldaat die met z'n onverschrokkenheid de logische volgorde der zaken 'n beetje te hulp kwam...

Vergeef me, verstandige lezer, ik had eens in alle stilte dien paal weer overeind gezet, en rondom vast toegestampt met aarde. Was 't 'n fout? Was 't 'n deugd?

Ik geef 't niet voor deugd. Maar wie 't 'n fout noemt, wordt uitgenodigd zyn deugden te laten zien.

Hoe dit zy, ik dééd het. En dit wist m'n nieuwe kennis, 'n Nassauer patriot, naar 't scheen. Want: waarde in rekening! had hy geroepen.

- De paal is geheel verdwenen, zeide hy. Ze wordt... ergens bewaard. Men moet nooit oude grenspalen wegwerpen. Al wat geweest is, kan terugkomen, en veel er van zál terugkomen. Uw poging baatte niemand of niets, maar gaf getuigenis van 'n aandoening die ik gaarne zie en daarom: waarde in rekening! Kan ik u van dienst zyn? Spreek vry uit.

- Vooreerst wou ik gaarne de rekening van Herr Prellmayer betaald zien.

- Hoe hoog is die? Wees niet beschroomd, want ofschoon ikzelf geen geld heb...

Dan helpt me z'n aanbod van hulp bitter weinig, dacht ik. En, verstoord, noemde ik 'n onmogelyke som... duizenden millioenen.

- Dan moet ge met een éérste millioen aanvangen, zeide hy zeer kalm. Alle duizenden worden van één af geteld.

Het scheen z'n aandacht te ontgaan - misschien ook wilde hy niet bemerken - dat ik m'n eis slechts zo buitensporig hoog stelde om lucht te geven aan wrevel.

- Ja, ja, ging-i voort, de Prellmayers maken hoge rekeningen! Dit is hun vak. Welnu, betaal den man!

Ik keerde my knorrig van hem af. Waarom my voor gek te houden. Wat betekende zo'n: waarde in rekening?

- Hoor eens, zei ik, toen ik die paal stutte...

- 't Ding was verrot. Het moest vallen.

...toen poogde ik de laatste levensdagen van dat symbool te verzoeten...

- Juist! Zoals iemand die 't kussen van 'n stervende opschudt, al weet hy dat de arme drommel bezwyken zal. Daarom zei ik: waarde in rekening! ‘Zo wat gy den minsten myner palen gedaan hebt’...

- Laat me met rust! riep ik. De Prellmayers maken 't me lastig genoeg. Is 't u misschien, als dien Graaf van zo-even, om 'n maal eten te doen? Hebt gy gespeeld?

* 
- Neen, 'n speler ben ik niet. Ik ben 'n denker. En... gedineerd héb ik. Wees toch niet boos omdat ge my niet begrypt. Dit is myn schuld niet.

- Maar... ook ik ben 'n denker.

- Stel dan Prellmayer tevreden.

- Ik begryp 't verband niet...

- Dit is juist de fout. Uw plicht en roeping is wél verband te begrypen, en de millioenen by elkaar te denken, die ge voor de Prellmayers nodig hebt. Een paard verdient de haver met schoften en poten. Een koe haar gras met de melk die ze geeft. En gy, mens, d.i. denkdier, kunt en moet betalen met gedachten.

- Maar, eilieve, sedert jaren schreef ik Ideeën! Indien ik Fransman, Engelsman of Duitser was, zou ik ryker zyn dan alle Prellmayers van de wereld. Maar Holland is 'n klein land, en kan z'n schryvers niet dan met moeite in 't leven houden. Men betaalt me niet het honderdste deel van wat in 't buitenland wordt genoten door schryvers van lager rang dan den mynen.

- Kán dit anders?

- Misschien niet. Maar diezelfde landgenoten hebben toch millioenen over, voor 'n oorlog welks oorzaken hun onbekend zyn. Diezelfde landgenoten verspillen toch schatten in spoorwegen - via Amerika en Rusland - naar de maan. Dáárvoor schynt wél geld in 't land te zyn!

- Zulke domheden zyn hun eigen schade, en dat is hún zaak. Denk gy uw eigen millioenen by elkaar. Gyzelf hebt gezegd: ‘wie denkt overwint!’ Overwin!

Was dát nu de hulp die hy my toezei? En... vanwaar in zyn mond dat aanhalen van 'n gezegde dat my behoorde? Hy die niet las, naar z'n zeggen.

- Er moet 'n fout zyn in uw gedachtenloop, ging hy voort, 'n rekenfout. Zeg eens, waarmee hebt ge u den laatsten tyd bezig gehouden?

- Zoveel de Prellmayers my toelieten, met... denken.

- Wanneer ge goed gedacht hadt, zoudt ge nu myn hulp niet behoeven, en geen last hebben van de familie Prellmayer. Een denker is geen halfvergane grenspaal, die zich laat omwerpen door den eersten den besten die hem 'n stoot geeft! En wat deedt ge met uw gedachten? Hoe hebt gy ze aangewend, toegepast? Versjes aan de maan toch niet?

- O neen! Ik schreef Millioenenstudiën voor millionnairs en mensen die 't worden willen.

- En komen daarin slotsommen, praktische slotsommen voor?

- Helaas neen! Dáárop juist ligt de laatste aflevering te wachten. Zonder zo'n slot - en de daarby behorende sommen vooral! - durf ik m'n lezers niet onder de ogen komen.

- Laat my die Studiën eens lezen. Er zyn zeker fouten in. Ik heb nog nooit gezien dat iemand die zuiver denkt, z'n doel niet bereikt.

We gingen tezamen naar den Gelen Adelaar. Daar gaf ik hem myn bundeltje dat afgedrukt was tot bladzyde 234 toe, en hy ging er mee heen.

- Waarde in rekening! riep hy me onder 't weggaan toe. Let op, en... denk!

De afspraak was dat-i me 's middags zou komen afhalen voor 'n wandeling. Maar hy vertoonde zich niet.

- Men moet nooit iets lenen aan 'n onbekende, zei de zeer verstandige Prellmayer. De man heeft u beet gehad. In heel Pfaffendorf woonde nooit iemand die Johann Meyer of Müller of Schultze heette. Ze heten in dat dorp Mayer en Möller en Schultz, weet ge!

Dus nog floué voor m'n exemplaar Millioenenstudiën toe! Dát noem ik chance! Leve de eerlyke roulet, by zó'n: waarde in rekening! Zou ooit één système infaillible zo vals geweest zyn als 'n... mens? En de man zag er zo goedig uit. Hy geleek waarachtig op den Adolf in 't gewelf, en nu ik me wél bezin, ook op den metselaarsknecht uit de Minnebrieven. Helaas, ook dát werk heb ik nog altyd niet kunnen afmaken! Wat zei ze toch op 't slot? Zy... Fancy!