Volledige Werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
Aan den Heer...... Doctor in de Letteren.
Brief aan de kiezers van Nederland
Van een gouverneur-generaal in ruste
Over vryen arbeid in Nederlands Indië
[Over vryen arbeid in Nederlandsch-Indië]
121.
Na veel gewurm en geknoei dan, is er iets voor den dag gekomen, dat men noemt: de constitutioneel-monarchale regeringsvorm met volksvertegenwoordiging.
Aan dien vorm van regeren heb ik 'n hekel, uit temperament. Maar vooralsnog weet ik niets beters. 't Is ook volstrekt m'n bedoeling niet, in dit Idee uit te leggen waarom m'n temperament zich met dien vorm niet kan verenigen, en hoe de grove fouten die myn verstand vindt in andere regeringsvormen, my dwingen voorlopig 't zwygen op te leggen aan m'n temperament. Dat alles zal ik misschien later behandelen.
Van die wyze van regeren is de vertegenwoordiging des Volks een hoofdbestanddeel. Dit kan niemand ontkennen.
't Is dus geen onnutte vraag: of ons Volk by de regering vertegenwoordigt wordt?
Dit ontken ik.
En meen niet dat ik nu wyzen wil op 118, schoon ik 't recht hebben zou daarop te wyzen, en op meer van dien aard.
Meen niet dat ik nu spreken wil over den verkeerden invloed van dagbladschryvers op de kiezers.
Meen niet dat ik nu een roman ga maken met 'n slot van beloonde deugd, en ‘sterf ellendeling!’ Een roman waarin ik M'sieur Prud'homme of Kappelman lid van de Kamer maak, om te schetsen hoe zulke dingen geschieden.
Neen, ik sla ditmaal misbruiken over, wat my zelden gebeurt, omdat er zoveel zyn dat ik veelal geen tyd heb tot beoordeling van 't voorgeschrevene gebruik. Ik spreek inderdaad van de wet. Ik spreek hier, by uitzondering, tegen de bepalingen die in dit geval 't Nederlandse volk beletten zich te doen vertegenwoordigen in de Tweede Kamer...
Ik word daar gestoord door een der heren met wien ik gisteravond whistte. Hy was m'n aide geweest.
- 't Is toch zonderling, zei ik. Ik ben zeker dat gy en ik samen meer trekken hebben gemaakt dan die andere heren, en toch hebben we 't onderspit gedolven.
- Ja, dat begryp ik ook niet. Die rekening moet verkeerd zyn!
- Zeker, die rekening is verkeerd. Maar ga nu, want ik heb iets te schryven over de wyze hoe'n Volk niet vertegenwoordigd wordt. Ik geloof dat ook die rekening niet goed is. Myn vriend ging. Als 't waar is, dat leden van de Kamer het volk niet vertegenwoordigen, ligt hierin een grote fout. Het hoofddoel toch van die vertegenwoordiging wordt gemist. Dat hoofddoel is, meen ik, drieledig:
Ik weet wel dat vaak de wensen van een Volk niet in overeenstemming zyn met z'n belangen, en ik kan me voorstellen dat een Kamer - als ze hoger staat dan dat Volk - in 't belang van haar lastgever anders handelt dan die verblinde of bedrogen lastgever zelf zou handelen, wanneer hy tot rechtstreeks handelen geroepen was. En zulk 'n Kamer zou wel doen. Maar ik behandel hier niet het verschil van mening of opvatting tussen gemachtigde en principaal. Ik behandel de vraag of die gemachtigde gekozen is op rationele wyze, op een wyze die kans levert - en de mééste kans - dat hy weet wat de wil is van 't Volk, in één woord of de wyze van kiezen, zoals die is voorgeschreven, de meeste kans aanbiedt op wél kiezen?
Daar kwam de persoon met wien ik gister biljart speelde. Ik zond hem weg, maar riep hem na: 't Is onmogelyk dat ge gewonnen hebt, gisteravond. Ik heb meer punten gemaakt dan gy. Die rekening kan niet goed wezen!
Ik ga de vraag voorby, welke graad van zedelyken moed er voor een vertegenwoordiger des Volks nodig is, om in 't belang van dat Volk te stemmen tegen de opinie van z'n lastgever zelf. Op kleine schaal heeft de heer Duymaer van Twist dien moed gehad in zekere spoorwegkwestie. Ik zeg: op kleine schaal, daar de heer D.v.T. evenals 19/20 van z'n medeleden, niet het Nederlandse Volk vertegenwoordigt, maar alleen zeker kiesdistrict. Ik heb volstrekt geen opinie over die spoorwegwet, die 'k niet bestudeerde, omdat 't me niet de moeite waard was de voordeligste toepassing na te gaan ener zaak die niet oorbaar is over 't geheel. Zodra ik hoor spreken over 't aanleggen van spoorwegen, met het geld van den Javaan, kan ik my niet zetten tot het beoordelen van de richting dier wegen. 't Is my moeilyk me bezig te houden met uitziften van muggen, terwyl men my kernels te slikken geeft. Maar nu eenmaal aannemende dat het slikken van kernels den heer D.v.T. niet indisponeert, eens vaststellende dát hy zich bezighoudt met de muggen, vind ik 't zeer schoon in hem, zich by dat ziften niet te laten storen door 't aan den arm stoten of schreeuwen van z'n lastgevers. En als zo-iets in de Kamer wat meer gebeurde, zou ik misschien niet nodig gehad hebben dit Idee te schryven.
Bezoek. Myn whister en myn biljartspeler:
- Ziedaar een aardige zaak. Onze club is uitgenodigd te Haarlem, om daar te biljarten en te whisten om den prys. Hoe vindt ge dat?
- Hoe luidt het voorstel?
- Zy vragen of we genegen zyn twee onzer beste whistspelers en onzen besten biljartspeler af te vaardigen.
- 't Is my wel, maar laat me met rust. Ik schryf iets over afgevaardigden, en hoe die moeten gekozen worden.
- Dat komt net van pas. Dan zult juist gy ons kunnen zeggen hoe wy onze afgevaardigden moeten kiezen, opdat ze te Haarlem de club geen schande aandoen.
- Ja... zo! Wie spelen het best van ons allen? De beslissing is moeilyk...
- Wel, dat's zo moeilyk niet. Laat ons eerst onderling spelen om 't meesterschap. De winners gaan naar Haarlem.
- Goed. Maar ik ga in geen geval mee, al won ik. Ik schryf Ideeën, en kan dus niet naar Haarlem gaan. Maar ik wil gaarne vanavond 'n ogenblik komen om toe te zien en boek te houden van de zaak, want er hangt veel van af dat we goed kiezen.
's Avonds kwam ik. Waarom weet ik niet, maar er werd bepaald dat alles zou beslist worden door één partie liée, bill art zowel als whist. Ik hield boek, en uit myn aantekeningen bleek: dat A en B den robber whist hadden gewonnen tegen C en D; dat E den robber biljart had gewonnen tegen F.
Naar Haarlem moesten dus A en B om te whisten, E om biljart te spelen.
Zy moesten de eer van den club ophouden.
Maar ik bleef beweren dat C, D en F beter speelden, méér kans boden op eervollen uitslag dan A, B en E. En dat zeiden velen. Uit myn eigen boekhoudery echter bleek dat A, B en E den robber hadden gewonnen. Die rekening kan niet goed zyn.
Hadden de winners in 't whisten, geluk gehad door betere kaarten of meer honneurs? Neen, de honneurs tellen niet in onzen club. Wy tellen alleen levées. En 't geluk in 't kaartkrygen was van een wanhopige gelykheid geweest. Daaraan lag 't dus niet. Had E op 't biljart gelukstoten gemaakt? Niet meer dan F. Ik had alles genoteerd.
Waren de verliezers, in beide spellen, gehinderd geweest door 't een of ander? Waren er oorzaken van buken die hen, beter spelers, 't spel deden verliezen aan spelers van minder kracht? Neen, zyzelf verklaarden dat ook dáárin niet de reden lag van hun verlies.
Toch hadden zy de robbers verloren. Die rekening kan niet goed zyn!
Den volgenden dag zou de hele club onze tot ‘geachte spelers’ gekozen medeleden uitgelei doen. Wy vergaderden aan de station. A, B en E hadden iets deftigs in hun voorkomen, iets kerks, iets zondagachtigs, een tint van afgevaardigdheid, iets wat ge te zien krygt op de gezichten en in den gang van dorpsdominees, als er grote Nutsvergadering is - lees niet: grote-nutsvergadering - te Amsterdam.
C, D en F zagen er uit als miskende genieën.
- Die rekening kan niet goed zyn, mompelde ik. Maar 'k weet niet of ik dit mompelde over onzen club, of over onze natie. Het is onmogelyk dat die rekening goed is!
Als 'n ander dan ikzelf had boekgehouden by die laatste verkiezing, zou ik misschien gedacht hebben aan... iets heel lelyks, aan valsheid. Maar ik was overtuigd van myn nauwkeurigheid en goede trouw.
Ik zag onze afgevaardigden kaartjes nemen, instappen, wegryden... ik zag de niet-gekozenen terugkeren naar huis... ik voelde dat dezen de club hadden behoren te vertegenwoordigen, en niet de anderen die de robbers wonnen, ik voelde dat we niet goed hadden gekozen... arme club, die rekening kan niet goed zyn! Hoe 't afliep met de uitdaging van de Haarlemmers, zal ik u later verteilen. In 'tzelfde Idee zal ik trachten u te bewyzen dat onze Tweede Kamer niet vertegenwoordigt het Volk van Nederland, en dat C, D en F naar Haarlem hadden moeten gaan in plaats van A, B en C.