Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
1058c.
De Deugd! Het besef onzer Verstand-en-hart-schryvers gaat in dit artikel niet boven de teeldelen. Daarin studeren ze. Daarmee pronken ze. Daarmee werken ze. Daarop beroepen zy zich. Daarvan leven ze Daarmee onderwyzen ze Vorsten en Volken. Daar draaien ze hun ‘knopen’ van. Daarop speculeren ze. Daarmee prikkelen zy...
Hefbomen en werktuigen van den waren Dichter zyn: Verbeelding, Gevoel en Moed!
... daarmee prikkelen zy hysterische gevoelighedens. Daarmee bedekken ze hun lafhartigheid die, terugschrikkend voor de verkondiging van het ware, steun zoekt... zoal niet in 't oordeel van Publiek, noch zelfs in z'n smaak, dan toch in z'n bedorven moraliserende zinnelykheid!
De hele litteratuur van deze soort, evenals de byna uitsluitend op 't geslachtsleven gegronde zedelykheids-idee van 't Publiek, die door haar gevleid wordt, is één doorgaande leerschool van zelfbevlekking.
Sla ze maar na, de duizenden en duizenden ‘oorspronkelyke’ romannetjes die er geschreven werden en worden naar de prototype der Pamela's, der Clarisse Harlowe's, der Grandison's, der Willem Leevend's, der Susanna Bronkhorsten, der Sara Burgerhart's, en let er op of niet de hele veredeling van ‘Verstand en Hart’ tenslotte neerkomt op zo'n kittelend: zal ze... zal ze niet? Is ze wel... is ze niet?
Wordt niet gedurig en telkens de hele heldinnigheid der vrou-
*
welyke deugdmodellen saamgeperst tot de vraag: of de jongejuffrouw tot het laatste blaadje toe - by onze Machteld met inbegrip zelfs van bruiloft en huwelyk! - inderdaad, anatomisch gesproken, jongejuffrouw gebleven is? Bemerkt ge dan niet, lezers, dat de schryf-moralisten uw hele litteratuur-deugd tot 'n onderwerp van vroedkunde hebben gemaakt? Stuit u de plompheid niet, waarmee zulke theorieën - ook uit 'n oogpunt van Kunst zo bitter armoedig! - aandruisen tegen mensenwaarde, tegen karakter, tegen ontwikkeling? Zult ge dan nooit u verzadigd afwenden van de grofheid der ficelles waarmee men uw belangstelling heensleept naar dat ene éne punt? Naar dat onderdeel van 't menszyn? Moogt ge langer de belediging dulden van de overal blykende mening dat uw aandacht slechts te mynen is door 't goochelen met 'n deugdzaamachtigheid, die geen anderen prikkel kent dan 't heen-en-weer zeulen van den ‘knoop’ der telkens uitgestelde tot de uiterste grens van wellust opgeschroefde hoerery?
En de kinderachtigheid! ‘Ei kyk, hy heeft 'n meisje gezoend!’ Of... ‘niet gezoend!’ 't Is eigenlyk volkomen om 't even hoe zúlke ‘knopen’ ontward worden.
En de Onwaarheid! Elke fout komt op leugen neer. Ieder schryver en ieder lezer wéét toch immers hoe 't inderdaad toegaat in de wereld? Waartoe dan dat onophoudelyk pronken met voorgewende onnozelheid, veel viezer tenslotte - en gevaarlyker vooral - dan 't ruwst priapismus?
Waartoe? Wel, daarin zoeken de kunstenaars van bilderdyksrang hun ‘knopen’. Daarmee brengen ze toeschouwer en lezer in: ‘spanning en ontroering’. Daarin ligt de taktiek van 't métier. ‘Verstand?’ Eilieve, om 't verstand bezig te houden, is... verstand nodig. ‘Hart?’ Maar... wie kan tot het hart spreken, zonder eerst zelf iets in 't gemoed te voelen dat de moeite van 't uiten waard is? Lager dus, lager! Zo zakken ze af, de heren kunstmoralisten, en met al hun deugdgepronk zien ze niet in - of weten ze 't? - dat zy zich precies op één lyn stellen met de schryvers die franchement... ontuchtig zyn... op den moed na! Zo'n De Sade beschreef... 't een-of-ander. Deugdzame schryvers vertellen lang en breed hoe dat een-of-ander... niet gebeurde.
Het verschil is ten nadele van de braafheidsventers. Zy huichelen. Zy verraden. En... ze prikkelen oneindig sterker dan hun erkend-onfatsoenlyke collega's.
Dat varen onder valse vlag schaadt evenzeer de kunstwaarde - m'n oud thema! - als de zedelykheid. Met valse gegevens brengt men nooit iets goeds voort, al werkt men dan ook, op z'n bilderdyks, terdege ‘met God’.
Dit ‘met God’ zelf is oorzaak, uitvloeisel en kenmerk van de Leugen. Geloof en hysterie, 't speculeren óp geloof en 't speculeren óp hysterie, gingen te allen tyde hand aan hand. De teeldelen-deugd in onze romans heeft dezelfde strekking als de onverstoorbare jonkvrouwelykheid der ‘Moeder Gods’ en van de islamse paradys-houri's. Rykdom van verbeelding schynt niet juist de hoofdeigenschap van godverkondigers geweest te zyn. Ze copieerden elkaar, en durfden hoogstens zich bezondigen aan de variant van 'n beetje transpositie. 't Positief prentje waarop 'n ruw - doch natuurlyk! - priapismus getekend stond, verhanselden ze ‘met God’ in 'n negatief beeld van sterker kittelende - niet natuurlyke! - onthouding. Als symbool van alles verterende wellust, is Origenes sprekender figuur dan alle Aspasia's van de wereld... al waren ze zelfs gekleed. De naakten zyn volkomen onschadelyk, en misstaan niet, noch als kunstprodukt, noch uit 'n oogpunt van zedelykheid, terwyl Origenes... teken maar uit, lezer! Evenals Bilderdyks taal dienen kon om langs z'n denkbeelden en kunstbesef af te dalen in 't hol waar z'n zedelykheid huisde, zullen de lynen van die pop u den weg wyzen naar den afgrond van immoraliteit die door zo'n verminkt kerkmonster wordt voorgesteld. Alles is in alles!
Alles in alles! De laaghartige bedoeling waarmee het stuk ‘Floris’ geschreven werd, is mede-oorzaak dat de figuur van graaf Floris mistekend werd, en in 't boelen met Publieks mooiheidsbegrippen vinden wy de aanleiding tot het omknoeien van die Machteld in 'n onmogelyk wanschepsel.
Teken ons 'n ‘Floris V’ wordt er geroepen. ‘Dat kan ik niet!’ mompelt de onbekwame werkman. Maar de leugenaar wacht zich wel dit openhartig te bekennen. Te onhandig, te valsvoornaam en te kleinzerig om metselen te leren of de straat te vegen...
Zulke wezens achten zich, godbetert, daartoe te goed! En m'nheer Publiek die uit overmaat van God en Kuisheid geen verstand van verdienste heeft, steunt hen in die malingre verwaandheid. ...te lui en te ondichterlyk om na lange moeilyke studie - er moet gewerkt zyn, heren! (1002, 1003) - door zes dikke eeuwen heen te boren, en 't oude potentaatje met z'n deugden, fouten en eigenaardigheden, voor 't oog van den Ziener te dagen, tracht de bedrieger 't met z'n klanten op 'n akkoordje te gooien, en tekent ‘met God’ 'n preutse kostschool-jongejuffrouw, zonder 't minste vlekjen op haar jurk. Dit lykt nu wel niet op Floris, maar... 't poppetjen is deugdzaam... ‘met God’. En - ‘met God’ altyd! - wryft-i die deugd zolang heen en weer, tot het hem gelukt de klanten zelf - ook ‘met God’ natuurlyk - in 'n... spanning te brengen, die hun doet vergeten welke figuur ze eigenlyk besteld hadden.
‘Teken ons ridders, wordt er geroepen, 'n ridder!’ De kunstigheid hokt weer. Een ridder, zegt ge? Hm!
Onze fabrikant huurt 'n catechiseermeester tot model, legt hem ‘met God’ wat ouwewyvenpraat in den mond, en... klaar is z'n ridder!
‘Teken ons 'n Edelvrouw uit de middeleeuwen!’ Daar zit weer onze knoeier. Maar... ‘met God’ en de nodige teeldeel-taktiek zal 't wel lukken, meent hy. Uit armoed aan Kunst, zweept-i z'n kreupele verbeelding aan tot het uitdenken van 'n nieuw kunstjen op 't gebied zyner afgezaagde echtkoets-poëzie, en ‘met God’ verkracht hy 't getrouwde schepsel tot 'n maagd! Prikkeling, spanning en bedrog als boven. M'nheer publiek is volkomen tevreden. Z.Ed. gaat allergodsvruchtelykst geonaniseerd naar huis. Wat wil men meer?
Vindt ge my ruw, lezer? Goddank dan! Op 'n harden knoest, 'n scherpe byl! De Baäls-profeten uit I Koningen 18 zullen waarschynlyk den ouden Elia ook niet beschuldigd hebben van zachtzinnigheid. Goddank, nog eens! En gy, lezer, dank ook gy uw God, dat er eens eindelyk iemand opstond, die den moed had... Hoe staat er ook?
‘En hy voerde hen af naar de beek Kison, en hy slachtte ze aldaar.’
Ik deed wat ik kon. Maar m'n taak is niet afgelopen. Er wande-len nog altyd veel profeten rond, die gespysd werden - en worden! - van Jezebels tafel, en die 't in speculatie op valse deugd verder brachten dan Bilderdyk. Ook zelfs in dit vak muntte de man niet uit. Z'n Kunst was armoedig tot in de kunstjes toe. Ik zal dit later door 't aanhalen van voorbeelden uit andere godzalige schryvers bewyzen, en hoop by diezelfde gelegenheid de middelen op te geven, waardoor we verlost kunnen worden van de liederlyke kuizighedens die als 'n nachtmerrie liggen te ronken op ons opvoedingssysteem. Dìt zeg ik nu reeds: als m'n middelen niet eenvoudig zyn, deugen ze niet.
Dat ik ditmaal me zo in 't byzonder bezighield met Bilderdyk, was omdat z'n ‘Floris’ my uitstekend voorkwam als model van beroerdheid. Erkent de lezer niet dat de stof ryker bleek dan-i aanvankelyk meende?
Bovendien, is niet Bilderdyk 'n ‘Prins der Dichteren?
A tout Seigneur tout honneur! Dat z'n prachtige ‘Floris de Vyfde’ in vuiligheid tekortschiet by sommige produkten van z'n concurrenten en navolgers, was geen reden om niet hém het eerst te slachten. De goede wil om ‘met God’ z'n Publiek zo laag mogelyk aan te vatten, ontbrak niet. En ik vond zyn: in pessimis voluisse, voor m'n tegenwoordig doel volkomen sat.
Wie over de laatste hoofdstukken ontevreden is, wordt verzocht z'n denkbeelden over taal, poëzie, kunst, zedelykheid en godsvrucht, enigszins anders in te kleden dan met de betuiging dat ik zo'n ‘byzonder slecht mens’ ben, of met de zeurige klacht over 't brandmerken der ‘Vaderen.’
Ik ben 'n zeer goed mens, en juist daarom gloei ik van verontwaardiging by 't opmerken hoe die ‘Vaderen’ zich door kwakzalvers lieten bedriegen. Naar myn opvatting der plichten van 't Vaderenschap moeten ze 't goedvinden dat ik hun Nakroost waarschuw.
Doch al ware dit zo niet! ‘Vaderen’ of geen ‘Vaderen’, ik ben zo vry te zeggen wat ik voor waarheid houd. Dit is myn godsdienst, myn P.G. En ik vervloek van ganser harte ieder die zich veroorlooft 'n ándere religie aan te kleven.
Dachten de ‘Vaderen’ of denken de Neven daarover anders, dan dachten en denken die Vaderen en die Neven verkeerd, en 't wordt hoog tyd dat de Neven van gedachten veranderen.
*
Er is nog altyd ruim plaats by de beek Kison, voor valse profeten zowel als voor de drekgoden die ze in leven houden om... in 't leven te blyven.
Op de zotte beschuldiging dat ik ‘alles aanval’, antwoord ik met verwyzing naar 253. Zeker, myn Godsdienst schryft me voor, alles aan te vallen wat er spyst aan Jezebels tafel.
En wie dáárover klaagt...
Zou ik niet gerechtigd zyn tot het vermoeden dat de zodanige gewoon is in die restauratie z'n middagmaal te gebruiken?
Wien de schoen past... enz.
Als nu voortaan zekere schryvertjes du jour blootsvoets lopen, is 't hun eigen schuld.