Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
679.
Om 'n voorbeeld van dat willekeurig uitbreiden en aanvullen te geven, 'n voorbeeld waarvan de waarde door ieder gemakkelyk kan worden berekend, wys ik hier op het leven van Jezus. Ik kies hém, om te voorkomen dat men zich verschuile achter onbekendheid met mogelyk bestaande andere bronnen dan de algemeen aangenomene, gelyk men wellicht doen zou indien ik Alexander den Grote, Plato, Socrates of dergelyke historische personen had aangevoerd.
Behalve de Katholieken, dien 't geoorloofd is wetenschap te putten uit traditie en kerkelyke uitspraak, zal ieder erkennen dat we van Jezus niets weten dan wat in de Evangeliën over hem wordt meegedeeld. Met verwyzing naar 678 waar de betekenis verklaard wordt die hier aan 't woord echt moet worden toegekend, neem ik nu voor 'n ogenblik aan dat die Evangeliën echt en geloofwaardig zyn. Dan was Jezus iemand van zeer byzondere gaven. Op z'n twaalfde jaar leraarde hy in den tempel. Na ruim dertig jaren levens bezegelde hy zyn meningen met den marteldood. Tussen die beide uitersten in, vinden wy verbazingwekkende wonderen, om nu niet te spreken van zyn gelykenissen, zyn omwandelingen, zyn redevoeringen, toespraken, enz. Alles saamgenomen, erkennen wy alzo dat z'n levensloop belangryk moet geweest zyn, doch... deze erkentenis grondt zich meer op 't analogisch besef van wat wy niet weten, dan op kennis aan de voorvallen die z'n levensbeschryvers hebben te boek gesteld. Dit
*
namelyk is zeer weinig. De vier Evangeliën, door weglating van herhalingen, door uitsluiting van onmogelyke varianten, tot één gebracht, vormen een zeer, zéér klein boekje, dat ternauwernood de volledige beschryving zou kunnen bevatten van wat menigeen in één maand levens ondervond. Alles nu wat we meer van Jezus menen te weten, dan in zo'n klein bundeltje zou kunnen vervat zyn, is... prekery.
Onder schryvers en redenaars, die armoed aan bouwstoffen bedekken met weelde van gewaagden kommentaar, bekleedden te allen tyde de geestelyken een eerste plaats. Ze maakten er een kunstje van, hun God het ‘scheppen uit niets’ na te doen, en daaraan hebben wy preken en verhandelingen te danken, die allerlei dromige uitbreiding of leugenachtig verzinsel, brutaal in de plaats stellen van 't gebeurde feit. Dit geschiedt weliswaar ook in andere vakken dan theologie, doch misschien niet in zo hoge mate.