Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
Een lang hoofdstuk met korten titel: ‘waarom Louis-Napoleon koning van Holland is geworden.’
1053.
Pennewip had de fameuze ‘komedie waarin driemaal gestorven wordt’ in den huize Pieterse achtergelaten. De juffrouwen stelden zich aan of ze 't lazen, maar Wouter deed meer nog dan lezen. Met den ernstigen wil om te begrypen, bestudeerde hy 't stuk. En dit gelukte hem ten dele, maar hy slaagde volstrekt niet in de voorgeschreven opgetogenheid. Hy bleef Glorioso mooier vinden. En 't peruaans geschiedenisjen ook. En zelfs dat arme Roodkapje.
Om rechtvaardig te zyn jegens den auteur van dat sterfstuk, moeten wy erkennen dat de manier waarop men hem by 't kind had ingeleid, niet zeer geschikt was om de schoonheden te doen uitkomen, die sommigen gewoon zyn de dichterlyke te noemen. De meester had door z'n taalkundige opmerkingen 't genieten vry moeilyk gemaakt, en aldus in dezen kleinen kring vry nauwkeurig de rol vervuld die onze scholen spelen in de klassieke litteratuur. We zouden van de antieken meer geleerd en genoten hebben, wanneer ze ons niet waren vergald geworden door scholastiek. Toch beweer ik niet dat het boekske waarmee men voorgaf Wouters hongerige ziel te spyzigen, heel veel verloor aan dat vooropstellen van komma's in de lucht en dergelyke merkwaardigheden. De auteur verdiende niet beter. Pennewip zou 'n lofwaardig werk hebben gedaan, indien hy met verontwaardigd sarkasme dezelfde zotternyen had voor den dag gebracht, die nu slechts uitvloeisels waren van z'n nuchtere schoolmeestery.
De lezer kan reeds weten dat het werkje waarmee onze Wouter zich moest bezig houden, de meer of min bekende ‘Floris de Vyfde’ van Bilderdyk was.
Van Bilderdyk!
Die man behoorde gedurende zeer langen tyd onder de voornaamste voorgangers van 't Nederlandse volk. Tydgenoten en zelfs mededingers noemden hem: de meester. Hoe hoog hy aangeschreven stond, blykt niet het onduidelykst uit de tegenwerking die hy ontmoette. Hy werd vervolgd en gesmaad, uitgestoten, afgesneden, veroordeeld - of gedwongen althans - tot ballingschap en gebrek lyden. Wat wil men meer?
Hy heeft dan ook ‘school’ gemaakt.
Bilderdyk oefende alzo invloed uit op het Volk, een invloed die nog voortduurt.
Evenals 'n rechtvaardig rechter onderzoek doet naar de opvoeding die den misdadiger ten deel viel - of onthouden werd - behoren wy ons tot taak te stellen, de bronnen op te sporen, waaruit het verkeerde voortvloeide dat we dagelyks voor ogen zien. Vraagt ook niet de arts die by 'n kranke wordt geroepen, welke spyzen deze onlangs gebruikt heeft, om te kunnen oordelen of daarin misschien iets kan geweest zyn dat de ziekte veroorzaakte? Enige jaren geleden was 't m'n voornemen een analytische schets te leveren van de Nederlandse Letterkunde in de eerste helft der 19de eeuw, en 'n betoog van den verderfelyken invloed dien ze op het volkskarakter heeft uitgeoefend. Bezig met het verzamelen van bouwstoffen, werd ik door de omstandigheden waarop ik in den vorigen bundel doelde, daarvan beroofd. De gevolgen van 't bedrog dat Nederlandse ‘vrienden’ aan my pleegden, noodzaakten my 'n vry belangryke bibliotheek weg te geven voor minder geld dan de kisten gekost hadden, waarin ze gepakt was geweest. In de hoop dat God me niet aan m'n woord houdt, bid ik hem vurig om vergiffenis voor die ‘vrienden’.
En ook de lezer heeft reden tot zo'n gebed. Want hy heeft er schade by, dat ik nu niet in staat ben zo nauwkeurig als anders 't geval zou geweest zyn, de hoofdoorzaken aan te wyzen van de verstandelyke, zedelyke en politische nederlandse volkomenheden, waarop heel Europa zich blind staart. Evenals de scheikundige uit 'n vrucht of plant besluit tot de bestanddelen van den grond, en omgekeerd, had ik willen aantonen hoeveel delen Helmers, Feith, Van der Palm of Bilderdyk er waren nodig geweest, om voort te brengen wat men, beleefd sprekende, zou kunnen noemen: ‘het hedendaagse volkskarakter’.
't Is dan ook alleen daarom dat ik 't verlies van die boekverzameling betreur. Overigens houd ik niet van boeken, en sedert vele jaren lees ik zo weinig mogelyk.
Bezig met het nasporen der grondstoffen die de bestanddelen leverden voor Wouters ziel...
Ik druk me hier gebrekkig uit, doch zal dit later herstellen.
...in verband daarmee, neem ik me voor, van tyd tot tyd 'n enkel stuk te behandelen van de schryvers die invloed hadden op zyn ontwikkeling, en op die van z'n tydgenoten.
Niet zonder doel koos ik ditmaal dien ‘Floris de Vyfde’ van Bilderdyk, en wel omdat ik daarin, naast de letterkundige... waarde, tevens bydragen vind tot de zedelyke... hoogte waarop zo'n verzenmaker staat. Bovendien... Bilderdyk was 'n zeloot in den gelove. Wel dringt zich z'n misselyke genadeleer van een ‘vrymachtbren’ God, in dit stuk niet zó op den voorgrond, als in z'n meeste andere werken - op Ridder Sox na! - maar toch, geheel en al ontbreken de sporen van dordrechtery niet. Schoon God niet onder de dramatis personae genoemd wordt, speelt hy in 't stuk mee niet alleen, maar vervult zelfs daarin de hoofdrol. In 't vyfde bedryf namelyk, draagt Floris hem enige politische werkzaamheden op, die zeer lang na 't vallen van de gordyn behoorlyk zyn ten uitvoer gelegd, gelyk we zien zullen.
En ook in andere opzichten heeft de auteur zich niet onbetuigd gelaten in staatkundige theologie. Hy doet ons 'n blik slaan in de reglementen der hemelse Rechtsbedeling. Met de voorgeschreven christelyke zachtmoedigheid verzoekt hy de ‘hardheid van de slagen’ waarmee Holland moet gestraft worden te ‘matigen’. Meer schynt hy niet te durven vragen.
‘...want ik weet, Uw recht gedoogt het niet
Dat strafloos Vorstenmoord en Staatsverraad geschied’.
Pennewip was opgetogen over dat afsnydingsteken. En ik ben het over de zeer eigenaardige verplichtingen van 't Opperwezen omtrent Vorsten en Staten. Een paar dozyn burgerlyke laagheidjes zoud-i met wat goeden wil door de vingers mogen zien, maar op hoogpolitiek terrein schynt zy'n recht van gratie nogal beperkt. 't Zal wel waar zyn, want de auteur legt de vermaning in den mond van iemand die 't officieel weten kon, van 'n ‘Vorst’. 't Was zo dom niet van Floris, z'n prerogatieven by deze gelegenheid eens uitdrukkelyk en a governo ter spraak te brengen. Met de bekende goddelyke menskunde zal de Heer wel begrepen hebben aan wien die avis au lecteur eigenlyk geadresseerd was. En met behulp van myn menskunde zal de lezer dit straks ook weten. Heel diep zit de zaak niet, maar toch schynt ze de aandacht van de meesten der beoordelaars van Bilderdyk ontgaan te zyn.
*
Hoe de vromen dat misbruiken en mismaken van hun ‘Heer’ kunnen rymen met den eerbied dien ze voorwenden, mogen zyzelf verantwoorden. Van hun eigen standpunt beschouwd, zyn ze godslasteraars. Wat is dat voor 'n God, die zich door graaf Floris laat voorschryven wat hy doen en laten moet? En, let wel, Bilderdyk stelde hem als by uitstek gehoorzaam voor. Maar we zyn nog zo ver niet.
Het gehele stuk zou eigenlyk in allen opzichte beneden kritiek zyn - d.i. niet vatbaar voor ernstige beoordeling - indien niet juist dáárin de eigenaardigheid van die kritiek gelegen was. M'n tekst is: met zúlke vodden hebt ge u gevoed, o Nederlanders, en evenals Trui of Petró riept ge: ‘zeker, zeker, meester, 't is mooi, heel mooi!’
In alle opzichten beneden kritiek?
De taal is slecht.
De versificatie is slecht.
De historische voorstelling is slecht.
De ontwikkeling der karakters is slecht.
De knoop is slecht.
De ontknoping is slecht.
De strekking is... infaam.
Heel veel meer opzichten zyn er niet. Ik zal waarschynlyk genoeg bewezen hebben, als ik die zeven punten toelichtend behandel.