Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
X
Er is treurigheid in de lucht. In weerwil van kermissen met poffertjes en genade-kramen, van scherpschuttersfeesten, van congressen, van byeenkomsten onder den bloten hemel tot verbreiding van 't godsryk... in weerwil van dit alles is er treurigheid in de lucht, en als ik geen vyand was van geykte frases die geen zin hebben, zou ik zeggen dat het met Holland ten einde liep. Overal heerst malaise, ontevredenheid...
- Zelfs in uw causerie, markies!
- Jammer genoeg. Maar le moyen om opgeruimd te blyven by zovele blyken dat we slechte dagen tegemoet gaan.
- Geen zorgen voor den tyd!
- Dat laat ik gelden, maar de tyd is al slecht...
- Broomnatrium!
- Ik voorzie treurige gebeurtenissen...
- Garnalen!
Deliberante senatu... ging Saguntum verloren. De senaten, hier en elders, delibereren alsof men Saguntums te veel had, en de nieuwe grote Senaat in Nederland, - d.i. na de opheffing van 't zegel op de dagbladen, iedereen - maakt hierop geen uitzondering. By het lezen der couranten bevangt ons zeker gevoel van weeheid, en na enigen twyfel of we dit te wyten hebben aan de advertentiën of aan de leading-articles, komen we gewoonlyk tot het resultaat dat zowel redacteuren als ambiërende fatsoenlyke pégé-juffrouwen schuldig zyn aan den moord onzer stemming.
Een paar pretense hoofdzaken nemen de polemiek onzer dagen in Anspruch, en wie daarover niet medespreekt, wordt niet aangehoord. Die hoofdzaken schynen, volgens de dagbladen, te zyn: de onderwyskwestie, de godsdienst en, voor zoverre men zich met Indië bemoeit, de zogenaamde agrarische wet, alles in ver-band natuurlyk met obligaat gewawel over behoud en liberalisme.
Een intelligente kop uit de 15de eeuw zoude zich innig verheugd hebben, indien men hem hadde kunnen voorspellen tot welke industriële hoogte de drukpers zich verheffen zou. Ik stel my voor hoe hy menen zou dat de gemakkelykheid waarmede elke gedachte kan worden gepubliceerd, leiden moest tot verspreiding van licht, tot handhaving van waarheid en derhalve tot algemeen geluk. Want - en dit blyft waar, al zou die intelligente kop zich overigens vergist hebben - de oorzaak van alle maatschappelyke kwalen is: leugen.
Ja, hy zou zich vergist hebben in zyn vreugde. Een hogere intelligentie dan de zyne, een genie, zou hebben ingezien dat de choc des opinions vaak verwarring teweegbrengt.
De dagbladen zyn niet de stem des volks. Hoogstens kan men ze beschouwen als de symptomen van de kwalen waaraan dat volk lydt. Het gebedel om brood met fatsoenlyke behandeling (P.G.), de hoofdartikelen met staatswysheid, agrarische wetten en verontwaardiging over de vervloekte tegenparty die alles glad mis heeft... dit alles is smartkreet of idioten-geleuter - om 't ergste niet te noemen, want kwakzalvery en bedrog spelen een grote rol - maar afspiegeling of weerklank van wat er inderdaad leeft en zich beweegt in dat volk, uitdrukking der wezenlyke behoefte van dat volk is het niet.
Men verhaalt van een Engelsman die te Calais aan wal stapte, dat hy zich by den eersten den besten bekende informeerde waar nu Mr Paul de Kock was. Deze schryver representeerde hem Frankryk. Een even verbaasd gelaat als die reiziger ten antwoord kreeg, zou waarschynlyk den onnozele aanstaren, die Nederland bezoekende, zich na en door zyn dagbladlectuur en pays de connaissance wanen zou. Public spirit bestaat hier niet, en schoon ik toestem dat ook in het buitenland de toon der dagbladen enige octaven hoger gestemd is dan de indrukken van het volk, of der party die zy zeggen te vertegenwoordigen, nergens ter wereld is de gaping tussen het geschreven ‘men’ en de personen die gezamenlyk dat men zouden moeten uitmaken, wyder dan hier.
Gelyk de diplomaten van tyd tot tyd een ‘question’ oprakelen - meestal om de aandacht af te leiden van zaken die men liefst op den achtergrond houdt - leggen de courantenschryvers zich toe op het ontdekken van geschilpunten die stofleveren tot lange artikelen. De concept-wetten van De Waal leveren iets. De aanspraken der katholieken op betere gelykstelling leverden meer. De onderwyskwestie is en blyft nog altyd de ware goudmyn die 't meest levert.
Het is voor iemand die zich toelegt op Wysbegeerte, op nasporing van de waarheid, niet gemakkelyk de opgedrongen vraagstukken te schiften van de ware. Eén kleine handeling staat hem ten dienste: hy zoeke de maatschappelyke geschilpunten welker oplossing de taak is van den denker, onder die vragen welke in de volksvertegenwoordiging niet ter tafel gebracht, en door de dagbladen slechts terloops behandeld worden.
Dit is iets gewonnen. Doch tussen het aanwyzen van de soort der ziekte en de genezing, ligt vaak een afgrond. En het: Toulon est là! van den artillerie-officier Bonaparte zoude nooit tot ons gekomen zyn, indien niet werkelyk Toulon ten gevolge dier aanwyzing genomen ware.
Het is een verdrietige ondervinding, sedert jaren tevergeefs te hebben aangedrongen op het behandelen der ware kwestiën van den dag.
Wat my betreft, ik heb 't nog niet eens zo ver weten te brengen dat zy die inderdaad het goede willen, bondgenoten van vyanden leerden onderscheiden. De klank van 't woord liberaal oefent nog immer een verderfelyken invloed uit en leidt tot de zotste inconsequentiën.
Vryheid van onderwys! Zeker... behalve voor hen die iets anders willen doceren dan de moderne halfheid van den dag. Vryheid van onderwys! Gewis... onder voorwaarde dat ieder beboet wordt die 't wagen zou een school te openen zonder gestempeld te zyn met het officiële merk van bekwaamheid. Men is geschikt of ongeschikt tot het mededelen van wysheid, de par le Roi! Indien ik 't waagde een cursus te openen ter behandeling van wat het ook zy, Nederlandse taal, staathuishoudkunde, Indische land- en volkenkennis, ja al ware 't van de eerste beginselen der schryf- en spelkunst, men zou my vervolgen als een misdadiger. Troostryk blyft het denkbeeld dat ik lotgenoten hebben zou in Aristoteles, in Plato, in Pythagoras, in Socrates, in Christus, wanneer die voorgangers, verlokt door den klank: vry, het wagen zouden terug te keren ter verspreiding hunner denkbeelden. Het afschaffen der gilden en de gelykstelling der standen worden aangevoerd als behorende tot de grootste veroveringen die de hedendaagse begrippen op middeleeuwse bekrompenheid behaalden, en onder 't juichen over die verbetering, voert men een nieuwe ‘vryheid’ in, die meer dan ooit de maatschappy aan banden legt en in klassen verdeelt. Wie een tafel of kast maken kan - en zelfs wie die dingen niet kan maken - mag zich etablisseren als schrynwerker. Wie iets weet, mag 't niet mededelen op de natuurlykste wyze, d.i. door jongelieden om zich te verzamelen, school te houden, en zodoende - indien hy inderdaad kasten en tafels maken kan - school te vormen. De afgelegde examens - wy weten wat examens zyn! - beslissen levenslang over de vraag of men zwygen moet of spreken mag, en verdelen de maatschappy in doctoren en gedoceerden. Met edele zorg voor het gezond verstand der natie heeft men een paar anomalieën in het leven geroepen die ons bewaren zullen voor een al te katholiek geloof aan de onfeilbaarheid der doctoren.
- M'nheer, ziehier uw diploom, uw bul. Gy zyt bekwaam bevonden in allerlei Rechten, in Staathuishoudkunde, in Natuurlyke en Bespiegelende (ietwat onnatuurlyke) Wysbegeerte... prosit! Ge kunt nu de verkregen kennis vryelyk mededelen aan wie er om verlegen is. Wy zullen u handhaven in uw monopolie tegen ieder die 't wagen zou te beunhazen in geleerdheid. Op u rust de taak het jonge Nederland op te voeden en bekwaam te maken tot Staatsburgers. Leer hun de instellingen van hun land liefhebben, toepassen, ontwikkelen. De tyd zal komen dat van hun inzichten het wel of wee des Vaderlands afhangt. Gy hebt te zorgen dat zy eenmaal in staatsburgerlyke mondigheid de vruchten van uw onderwys kunnen ten toon spreiden by de stembus. Daar zal 't blyken dat de zaden door u gestrooid...
- Lieve hemel, ware 't niet eenvoudiger dat ik zelf naar de stembus ging?
- Die eis is onbescheiden.
Ander voorbeeld. M'nheer X wordt doctor in allerlei dingen. Officiëel is hy erkend als weter. By 't promoveren had hy bitter medelyden met Y die als onbekwaam werd afgewezen, want Y was een ‘goede jongen’ op de akademie, die z'n groot vermogen ‘fideel’ besteedde. Gelukkig dan ook dat hy leven kan zonder post. Ja, meer nog. Hy is zo ryk dat hy den toon geeft in de stad zyner inwoning. Alle winkeliers lopen hoog met hem. Y is een respectabel man. Waarom zou hy niet ‘met de meeste onpartydigheid de belangen van het district kunnen voorstaan’? Y wordt naar Den Haag gezonden als afgeknipt staal van 't lapje burgerzin der winkeliers in zyn district. Misschien ook wordt Y lid in de Eerste Kamer. Waarom niet? Op den staat der aangeslagenen volgt hy onmiddellyk na Prins die of grondeigenaar zo. Hoe 't zy, Y komt in evidentie. Heel toevallig zyn Y's opiniën bruikbaar. De man wist kort geleden niet dat hy staatkundige opiniën had, maar als men de helft van z'n tyd in Den Haag doorbrengt, dan komen die dingen vanzelf. Er is een nieuwe minister nodig. Hy moet katholiek zyn. (Men schreeuwt zo hard in Noord-Brabant en Limburg.) Of hy moet goede relatiën hebben. Y is gehuwd met de nicht van dezen of genen. Of is er behoefte aan specialiteit. In militaire zaken? Y is majoor by de schuttery. In industrie? Y's vader had een yzergietery. In landbouw? Y bezit uitgestrekte goederen waarvan de pachters hem driemaandelyks de huur thuis brengen. In buitenlandse politiek? Y deed reeds drie maal een reis langs den Ryn, en is zelfs in Zwitserland geweest. By een parade te Wenen, waar hy verscheen als Nederlandse schutter-officier, heeft keizer Frans Jozef hem aangesproken [*] Historisch!. In koloniale kwestiën? Y heeft - als de juffrouw wier opinie over Indische zaken zo massgebend was voor Droogstoppel - een neef in ‘de Oost’.
Ja, er is behoefte aan een specialiteit. Hoe zou 't met ons land gaan, als men dien goeden Y niet had?
Gedurende al den tyd dien hy nodig had om zo vreselyk speciaal te worden, wurmde de arme X voor 't dagelyks brood, en by wat meer ruimte dan myn causerie toelaat, gaf ik gaarne een schetsje van de ontmoeting der twee akademie-vrienden by een audiëntie, waar de officiëel bekwaam verklaarde zeer deemoe-dig staat te buigen voor den kameraad met wien hy zo'n medelyden had toen-i droop.
En nog een voorbeeld. Twee personen leggen zich met gelyken yver en gelyke bekwaamheid toe op 't verkrygen van kennis. De eerste kiest tot onderwerp van zyn weetlust zaken die onder zyn begrip vallen, byv. rekenkunde, mathesis of zo iets. De ander...
Na enigen tyd menen zy bekwaam te zyn hun verkregen kennis aan anderen mede te delen. De par le Roi alweder wordt de mathematicus geëxamineerd. De Regering wil weten wat de man in z'n schild voert. Hy mocht eens doceren dat 2 × 2 = 5 is! Tegen zo'n gruwel waakt de autoriteit.
- En gy mannetje, wat hebt gy te vertellen?
- Ik heb gestudeerd in God, en ben redelyk wel geslaagd. Ik weet nu en zal 't myn leerlingen trouw inprenten dat we hem niet begrypen, en dat 3 × 1 = 1 is. Ik wil me etablisseren als katechiseermeester of dominee.
- Ga je gang. Gy hebt geen diploom nodig.
Ik zou lang kunnen doorschryven, indien ik al de ongerymdheden wilde in 't licht stellen, die uit de tegenwoordige begrippen omtrent de plichten van den staat in de zaak van het Onderwys voortvloeien. Maar ik beroep my liever op Idee 269, en wens myn lezers een gezegenden perenoogst. De zotterny...
- Très bien, marquis. Maar waar ligt nu Toulon?
- Toulon ligt in de waarheid. Ministers, kamerleden, grondwet-makers en krantenschryvers moesten alle leugens vermyden. Wie de oplossing ener kwestie met ernst wil, volge den schoolknaap die zyn rekenkunstig voorstel juist opzet voor-i overgaat tot de ontwikkeling. Wil men licht verspreiden over de zaak die aan de orde is, dan noeme men die zaak by den waren naam. Het woord ‘Vryheid van Onderwys’ toegepast op een wet die alle vryheid belemmert, is een onwaarheid, en verlokt velen die te traag zyn tot nadenken tot onverdiende toejuiching. De te behandelen vragen behoorden aldus te worden gesteld:
Behoort de staat zich in te laten met de verstandelyke en zedelyke ontwikkeling der burgers?
Misschien is het antwoord hierop ontkennend, en in dat geval zoude de ware vryheid van onderwys bestaan in de intrekking van alle wetten, waarby dat onderwys behandeld wordt.
Mocht men evenwel de officiële bemoeienis met het onderwys willen gehandhaafd zien, dan volge deze andere vraag:
Wordt de Vryheid van Onderwys verkregen door alleen denzulken het doceren toe te staan, die door een officiële commissie van onderzoekers bekwaam zyn bevonden?
Hierop zal niemand ja durven zeggen, en het zal dan aan de regering staan of zy de tyrannie over het onderwys - alsdan by den waren naam genoemd - tegenover het volk durft verdedigen.
In weerwil dezer beschouwingen erken ik dat de wyze waarop heden ten dage die Regering haar dwingelandy uitoefent, betere vruchten zal opleveren dan het oude stelsel. De hogere burgerscholen - wat 'n zotte naam! - beloven meer dan de vorige instituten van de mesjeus. Maar deze verbetering is een gevolg van de tegenwoordige toepassing der wet - een precaire troost! - niet van de wet zelf. De leraren die hun toelating te danken hebben aan de autoriteit, zullen immer van die autoriteit afhankelyk blyven, en wanneer de tydgeest eenmaal weder de orthodoxie op 't kussen zal gebracht hebben, zou 't den behouders niet euvel te duiden zyn, indien zy, gebruik makende van de door ‘liberalen’ geprepareerde middelen van tyrannie, slechts leermeesters van hun eigene richting stempelen tot officiële verkondigers der waarheid.
Indien het thans den gelovers niet vry staat hun denkbeelden op de scholen te verkondigen, zal het niet te verwonderen, noch te wraken zyn, wanneer zy van hun kant het ongeloof weren, zodra zy het gevest in handen krygen van 't zwaard waarmede men hen uit de school jaagde.
De thans heersende begrippen zyn van waar liberalisme even ver verwyderd als de meest achterlyke middeleeuwse gewetensdwang, en... moeilyker te verdedigen.
Het compelle intrare der gelovers heeft zekeren grond in de consequentie dier mening. Er is volgorde in den gedachtenloop die de kennis aan bovennatuurlyke dingen verbindt men den ‘dwang om in te gaan’. Indien my iets bekend ware van een pa-radys, zou ik niet rusten voor 't vol was. Maar zy die voorgeven aan 't bestaan van zo'n paradys te twyfelen, zy die dat bestaan bepaald ontkennen zelfs en allen gewetensdwang verafschuwen, mogen het voorbeeld niet volgen van de yveraars welker yver zy uitkreten voor dwingelandy.
Niet zonder toespeling op de wyze waarop Karr zyn mening uitte over letterkundig eigendom, door de verklaring: la propriété littéraire est une propriété, wens ik de onderwyskwestie van den dag samen te vatten in de woorden: Vryheid van Onderwys is - dat heet: zou behoren te zyn - Vryheid van onderwys.
Wie nu uit de letters v.r.y.h.e.i.d. verkiest te spellen: dwang, kan voortgaan met het bestuderen der hoofdartikelen in de couranten over dat onderwerp.
En de godsdienst! Deze kwestie van den dag brandt nog niet, ze gloort slechts, maar voor 't minst dat de dagbladen gebrek hebben aan stof, zal ze weldra ontvlammen en belooft een flink vreugdevuurtje. De katholieken steken 't hoofd op - wie durft het hun kwalyk nemen, na alles wat ze te verduren hadden na 1618? - en de Protestanten... protesteren. Dat is een onvruchtbare arbeid, vooral wanneer de protesten zowel broeders gelden als vreemden. Er heerst onder de ware gelovigen een vreselyke afkeer van de modernisatie der begrippen. Dat Luther, Zwinglius, Calvinus enz. in de zestiende eeuw zich veroorloofden iets te willen veranderen aan 't versleten kostuum der zielen van die dagen, was geoorloofd, plichtmatig, braaf. Standbeelden voor die heren! Helden waren zy, ware helden, vooral Calvyn die door 't verbranden van Servet toonde dat de oude manier van bewysvoering hem na aan 't hart lag. Maar... hervormers in 1869? Dat mag niet. Het non possumus van den paus is bespottelyk. Het non possum van dominee Dordtenaar moet geëerbiedigd worden. En 't ergste is dat die protesterende protestanten zodanig de overhand nemen dat er weldra Conciliën zullen nodig wezen - in 't protestants heten zulke dingen synoden - om de kwaal te bezweren.
Anderen echter hebben gemeend een meer practischen weg te moeten bewandelen. Op een vergadering van rechtzinnig gereformeerden te Amsterdam is besloten den koning in den arm te nemen om een eind te maken aan de kettery die 't protestantismus - de grootste kettery - dreigt te verslinden. Die heren hebben zich tot Z.M. gewend met het verzoek om de kerken te zuiveren van de hedendaagse wanbegrippen. Let wel: de kerken. De Kerk zal dan vanzelf wel opgeknapt worden, menen die heren. Het slot van bedoeld adres luidt:
‘dat zy U.M. smeken die wet van 2 Juli 1619 [*] Bedoelde wet heeft (volgens opgave der adressanten. Ik heb 't niet nageslagen) de door de Synode van 1618 vastgestelde leer bevestigd en bekrachtigd, en bepaald dat de belyders van die leer, met uitsluiting van andersdenkenden de Kerken in eigendom zouden bezitten. te willen handhaven, en hen in hun rechten te herstellen, dewyl de thans bestaande Hervormde Kerk wel de kerken bezit, maar de gereformeerde leer niet belydt noch handhaaft, en de opvolgende regeringen sedert 1795 zich hebben onttrokken aan de uitvoering der voormelde wet.’
Men moet een barbaar zyn - of rechtzinnig griffermeerd - om 't die Regeringen sedert 1795 kwalyk te nemen dat ze die zaken blauw blauw hebben gelaten.
Myn vriend Mr W.F. Schook te Utrecht verwyt den opstellers van dit adres hun onkunde, wyl zy niet schynen te weten, dat Z.M. volgens de grondwet geen kerken te begeven of te ontnemen heeft. De gissing dat de vrome adressanten Z.M. zo mir nichts dir nichts zouden willen overhalen tot meineed, verwerpt hy als al te kwaadaardig.
Er is iets naiefs in de mening dier aanhangers van het oude. Zeker hebben zy de Athalie gelezen en willen zy den koning tot een soort van Joas maken die den tempel zuivert. Ik wil niet weten of Z.M. in zyn recht wezen zou volgens de grondwet - ik bederf altyd myn styl als ik iets van Thorbecke lees, en durf 't daarom niet opzoeken - maar ik hoop dat het hem uitdrukkelyk verboden moge zyn. Verbeeld u een koning die des Zondags zo tegen elven, gewapend met een zweep - Joh. 11:15 - de kerken bezoekt om de rechtzinnigheid van de preek te proeven. Welk een verantwoording! Hoe diep ervaren moet de ongelukkige vorst wezen in de spitsvondigheden der theologie! En wat al opschudding indien hem blykt dat de speaker van den dag een valse herder is! En welke inspanning om al die schapen te verja-gen die ten onrechte plaats namen in de gewyde kooi! Zo'n arme koning!
De adressanten beroepen zich op de wettigheid van het regeringsbesluit van 2 Juli 1619. Zeer wel. Maar wat moet nu de koning doen, indien de katholieken hem even wettige besluiten van vroegeren tyd voorleggen? Wat moet hy doen, als de erfgenamen der ontwerpers en bouwers van die kerken hem komen manen om restitutie? Dat de aanhangers van geloof met steenkool hun recht hebben verbeurd op de gebouwen die vroeger toegewezen werden aan geloof tout pur, geef ik toe. Maar vóór dat geloof heerste er een andere overtuiging. De materialen der kerken en de gelden tot opbouw, werden byeengebracht door benauwde katholieke zielen die daarvoor katholieke schuld-vergiffenis te goed hebben. Was dit besluit van 1619 geen onverantwoordelyk ingrypen in de boekhouding der zaligheid?
En hoe eindelyk moet er gehandeld worden als een rechtverkrygende van de Druïden, aanspraken voor den dag brengt op 't Haagse bos?
- Heel aardig, markies. Maar alweder vraag ik: waar is Toulon?
- Schaf de begroting voor Eredienst af. De Staat zy inderdaad godsdienstloos als botanie of rekenkunde, en dan zal 't niemand invallen de Regering tot inquisiteur te maken. Kwestiën over stoffelyke bezittingen behoren voor de gewone rechtbanken. Zodra de Staat door de intrekking van bezoldigingen van priesters en dominees, zal getoond hebben dat de afscheiding van kerk en staat ernst is, zal er een einde komen aan de dwaasheid die achttien eeuwen lang het mensdom in zyn ontwikkeling belemmerde. Nooit zouden wy van een officiëel Christendom hebben gehoord, indien niet Constantyn de Grote daarvan een regeringszaak had gemaakt. De zaak zal ineenvallen zodra men ophoudt die als regeringszaak te beschouwen. De intrekking der Ministeriën van Eredienst, met behoud van 't budget voor Eredienst, is een der middelen, waarmee de mannen van 1848 het volk zand in de ogen hebben gestrooid. Dat ieder gelove wat hy wil, al ware 't het ongelooflykste. Dat ieder zyn God diene naar indruk, overlevering of luim. Maar... men vordere niet dat de Jood bydrage in de kosten ter verering van een profeet dien hy niet aanneemt. Men dwinge den Protestant niet tot het schragen ener eredienst die hy beschouwt als niet veel beter dan afgodery. Men vordere geen offers van den Katholiek tot het ondersteunen van kettery. En eindelyk - deze wens is de billykste van alle, dunkt my - men ontlaste den vrydenker van alle bydragen tot onderhoud van dat alles tezamen. Is 't billyk dat zy die in de geestelykheid van welke kleur ook, een vyand zien van algemene welvaart, gedwongen worden tot onderhoud van wat hun schadelyk voorkomt? By intrekking der officiële bescherming zouden de zogenaamd godsdienstige gezindheden óf blyven bestaan, óf te niet gaan. In het eerste geval bleek er dat zy geen staatshulp nodig hebben. In 't tweede, dat die hulp slecht besteed was. In beide gevallen, weg daarmee!
De ‘agrarische’ wetten!
Och, ik weet er zo weinig van! Ik geloof my te mogen uitgeven voor niet onbevoegd tot het beoordelen van Indische zaken. Zodra ik er toe kom in een myner causerieën een monografie te leveren over de zo misbruikte woorden: competentie en specialiteit, hoop ik aan te tonen dat bevoegdheid uit meer elementen bestaat dan kennis en bekwaamheid alleen.
Daartoe is o.a. hart nodig.
- Die agrarische wet moet in de Kamers behandeld worden. Ook dáár ligt dus, volgens u, Toulon niet. Zou Mr le Marquis de goedheid willen hebben ons te wyzen waar Toulon wél ligt?
- De ware kwestie van den dag, de question brûlante ligt in het verlangen der massa's naar beter voedsel, minder arbeid, meer levensgeluk...
Er zyn Jacquerieën in de lucht, hier, ginds, overal. Of zy die niets hebben, daarby zullen welvaren, betwyfel ik, maar zeker is het dat de bezitters by die gelegenheid minder ‘zalig’ zullen wezen dan 't spreekwoord beweert.
De Wetgevende Vergaderingen zwygen daarover, of behandelen iets anders, gemaakte kwestiën.
De dagbladen... nu ja, dat hebben wy gezien: vryheid van onderwys, agrarische wetten, etc.
Ministers? Och, 't zal hun tyd wel uithouden.
En Koningen?
Koningen zyn onschendbaar.
't Is my wel. Ik hoop van harte dat ze 't blyven kunnen, maar dát zal inderdaad een kwestie zyn!