Volledige Werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
Aleid Twee onafgewerkte bedryven uit een onvoltooid blyspel
1197.
Er is my gebleken dat sommige ‘redenaars’ op 't antwerpse kongres zich hebben schuldig gemaakt aan zekere verwarring van denkbeelden, die van zeer oude dagtekening is, en telkens opnieuw 't hoofd opsteekt. Men schynt nog altyd niet te weten wat 'n artist is, en verwart hem gedurig met 'n catechiseermeester. Deze dwaling is wel zeer nederlands, zeer schoolmeesterlyk, zeer theologisch, en dus zeer ónartistiek, maar... ze bestaat, en haar wortels groeien onzen tegenvoeters in de zolen. Dat ze ook op dat congres teken van leven en bloei gegeven heeft, spreekt vanzelf. Dáár, byv. is de vraag geopperd, of men indruk maken zou op 't ‘Volk’ wanneer men een slabbetje: ‘simmezet’ noemt?
Neen, heren, met 'n ‘simmezet’ maakt men geen indruk op het ‘Volk’. Men maakt indruk door Waarheid, onverschillig of ze al dan niet gehaald is uit het Woordenboek der Neder...landse taal. Of liever, de indruk dien men teweeg brengt, hangt niet af van zúlke dingetjes. Gyzelf die zo terug schrikt voor simmezet, hadt gy ooit te klagen over bovenmatig succes der werken wanneer ge van een chemisette spraakt? Waarom toch zou 't pretenslelyke zo'n vreselyk effekt hebben op zedelykheid en schoonheidsgevoel, wanneer ge met het pretens-mooie geen enkele ziel uit de hel weet te halen, noch op kunstgebied iets voort te brengen, dat de verfoeilyke middelmatigheid te boven gaat?
Nog eens, niet in zúlke zaken zoekt de artist z'n kracht. Niet over zúlke beuzelingen struikelt z'n talent. Niet aan zúlke onderzoekingen besteedt hy z'n gaven. 't Is zyn roeping niet - en vooral niet z'n begeerte - om op te treden als verkondiger van 'n dogma, als leraar van schoolkennis. De maatschappy is overvol van ánderen, van niet-artisten, die geroepen en meer-of-min geschikt zyn tot het vervullen van zulke ondergeschikte taakjes. Gy die vreest dat de auteur wiens ‘bergtoppen door de wolken boren’ verkeerde begrippen zal zaaien over de hoogte der bergen, over de substantie van 'n wolk, en over de ware betekenis van 't woordeke: boren...
Genoeg! Leest eens in Huet's ‘Litterarische Fantasieën’ - 'n énig prachtwerk in onze letterkunde - wat er, byv. aan dominee Koetsveld ontbreekt om 'n artist te zyn, en houdt op met uw vragen: ‘of men zó of dús invloed uitoefent op het Volk?’ Wanneer Jan Steen zo onwys ware geweest als gy, zouden wy 'n zeer groot kunstenaar minder hebben gehad, een der grootsten. Hy kon - om iets te noemen - 't satyn missen, en de juwelen, en 't scherp lichtverschil, dat zelfs een Rembrandt nodig voorkwam om 't budget van z'n gedachten te onttrekken aan ál te nauwkeurige narekening.
Het zoeken naar rechtstreekse lering in kunstproducten, bederft de ware lering die de kunst aanbiedt. Een beschonken vrouwspersoon van Jan Steen, zit daar niet met wyduitgestrekte knieën op den hoek ener herbergbank - zie, ze laat 'r kind vallen! - om te doceren: o, gy vrouw, wees niet beschonken, en houd vooral je kinderen vast...
Ik geloof dat sommige vrouwen en moeders dit wel weten zonder Jan Steen!
...de kunstenaar levert 'n schets van de indrukken die hem de buitenwereld te aanschouwen gaf. Hy verlost van den drang om Moeder Natuur na te streven, onverschillig wat ze voortbrengt. En zyn moraal is: de oprechtheid van z'n streven. Zyn kracht: het samengrypen van 't heterogene. Zyn triumf: de heerschappy over de brokkelige gegevens die hy rangschikt tot één geheel. Zyn loon...
Nu ja, daarover sprak ik reeds in den derden bundel. Sla dien eens op, lezer, en beoordeel dán hoe zonderling het 'n artist moet voorkomen, wanneer-i verneemt dat honderden volwassen personen... congrediëren, om uit te maken of 'n schryver mag spreken van ‘simmezet’. Zo vraagt 'n rekruut of 't den Maarschalk vrystaat iets te doen, wat hém verboden is door z'n korporaal. Wie zich oefenen wil in 't beoordelen van dergelyke zaken, wien het te doen is om verwyding van gezichtshoek, verzuime vooral niet die ‘Litterarische Fantasieën’... van buiten te leren, had ik byna gezegd. Nu ja, men doe het! Dit zou veel ‘belangryke redevoeringen’ op congressen uitwinnen. Gedachte is alles, en daaraan is groot gebrek. Wie aandachtig leest, zal ze vinden in dat werk, waaraan veel arbeid is ten koste gelegd. Dat kibbelen over de wyze van inkleding, over 'n onderdeel van den vorm, doet denken aan den bedelaar die 't vraagstuk opwerpt, of-i z'n goud in 'n beurs of in 'n portemonnaie bergen zou... als-i goud had! My dunkt, de man kon deze moeite sparen tot er iets te bergen wezen zal. En wanneer hy zó ver gevorderd is, zal de keus hem licht vallen. Misschien ook vergeet hy dan de hele kwestie, uit blydschap over z'n verrassende welvarendheid.
Zoekt - door zeer vlytigen arbeid, o kunst-adepten! - inhoud machtig te worden. De vorm zal u toegeworpen worden. (1065) Meent echter niet dat het redeneren óver dien vorm - en nog wel over de nietigste onderdelen daarvan - op zichzelf beschouwd, 'n arbeid is. De rekruut van zo-even wordt geen krygsman door z'n zotte vragen naar de plichten van 'n Maarschalk.