Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
634.
Maar anderen - zéér klein is hun getal! - richten zich op. Hun liefde is eindeloos, byna volkomen. Ze zien in, dat het hún schuld is, indien ze niet verstonden, niet begrepen.
En, opnieuw aan den arbeid!
Eindelyk meent de kunstenaar geslaagd te zyn. De stof sprak tot zyn geest. Kleur, vorm, beweging, betrekkelyke stilstand zelfs... alles is taal geworden!
Juichend wil hy den minnebrief tonen, den eersten die z'n standvastigheid wist af te persen van 't zo moeilyk te treffen hart der geliefde...
Eerbied voor die onbescheidenheid, gy die slechts in achterbuurten... niet overwint.
...hy wil den lonk dien ze hem ten geschenke gaf, uitbeitelen in steen. Hy wil dien vereeuwigen op het doek. Hy wil dien vertolken in akkoorden, uitspreken in een der kindertalen waarmee wy mensen ons moeten behelpen...
En - zyt ge voldaan, o Zeuxis? - stikkend van woede over 't mislukken der baring van de vrucht die ontvangen was en gedragen werd met zóveel smart, werpt hy...
De sponsgeschiedenis is nu afgedaan. Ik hoop daarin een en ander gezegd te hebben, dat den bezoekers van museën, den lezer van sommige werken... niet zo gedurig voor den geest staat. Ik ben te beleefd om te veronderstellen dat ze 't niet wisten.
En ook wat er nu volgt, zal wel niet nieuw zyn. De lezer - oplettend als gewoonlyk - zal hebben opgemerkt dat ik onder de elementen van épiciers-haat, 'n paar nummers gal heb overgeslagen. En tevens, dat ik dit met Zeuxische kunst doen moest om te zyner tyd, na 't werpen van myn spons tegen ‘Publiek’ enigszins geleidelyk terug te keren tot normale stemming. J'y suis!