Volledige Werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
1022.
Maar ook zy schreef geen Ideeën, en liep dus geen gevaar uitgefloten te worden omdat ze 'n forse gedachte durfde uiten op 'n manier die daarby past, iets dat in kunstenaars zo vreemd niet is.
- Joengen, iek zou oe roaden d'r moar flienk op ien te sloan, hoor ik onzen Cleerens zeggen, tot wien ik nu terugkeer.
Dat zal ik beproeven.
Hy zat me voor te tekenen hoe hy met z'n kolonne gemanoeuvreerd had, en hoe Dipo Negoro, 't hoofd der opstandelingen, hem telkens wist te ontsnappen. 't Kwam goed uit, dat ik in de streken waar de stryd hoofdzakelyk gevoerd was, twee jaren had doorgebracht, en dus beter was voorbereid om de verhalen van den ouden krygsman te begrypen, dan misschien anders 't geval zou geweest zyn. Met genoegen merkte Cleerens dit op. Juist hy had het eerst vasten voet gekregen in de stelling te Kedong-Kebo, het tegenwoordig kampement by Poerworedjo, de hoofdplaats van Bagalen, waar ik in '47 en '48 'n paar jaren heb doorgebracht.
- Ga koent oe gien begriep moaken van de zoenderlienge bewegiengen van dien Dipo Negoro. Telkens als we mienden hum te vangen, of althans euver den rivier te driengen...
- Neen, generaal, dát kon niet.
- Wat? vroeg hy. Koen-i niet euver den rivier goan?
- Neen, generaal, hy kon niet over die rivier gaan. Dat mocht-i niet.
En hier vertelde ik iets aan Cleerens, dat nu bekend is aan elken Delftsen student voor de Indische dienst, maar hem nieuw was. 't Spreekt vanzelf dat z'n bedryvig leven hem niet de gelegenheid had gelaten, zich te wyden aan ethnologische of geschiedkundige studiën.
De arme Dipo Negoro dan, was in z'n strategische bewegingen altyd jammerlyk belemmerd geworden door 'n... bui van pudeur, waaraan eenmaal een zyner voorouders zich had schuldig gemaakt. Zekere Soeltan Agoeng, aldus luidt de legende, bevond zich eens met groot gevolg op reis in centraal Java. De stoet naderde een rivier die, volgens de vastgestelde richting van den tocht, behoorde overgetrokken te worden. Agoeng vroeg naar den naam van dien stroom. Het was de Bogowonto.
De betekenis van dit woord - naar ik meen, gegrond op den vorm van 'n rots waaruit een der hoofdbronnen van de rivier ontspringt - is...
Ik zei 't den generaal in 't hollands. We waren beiden meerderjarig, en ik ben dit nog, maar...
't Water dan heet naar die rots. En die rots heet zo, omdat ze in vorm...
Sakkerloot, ik wou dat al m'n lezers oude generaals waren, of meerderjarig althans!
Soeltan Agoeng vond dien naam onbehoorlyk, en zei dat-i zich te deftig achtte, 'n water over te steken, dat naar zyn inzien niet geschapen was om door 'n fatsoenlyken prins van keizerlyken huize bevaren te worden. Hy deed 'n eed zich daarvan levenslang te onthouden, en strekte dien tot al z'n nakomelingen uit. Dipo Negoro die er een van was...
- Gedeumi, ga heb gelaak! riep Cleerens.
Hy zocht al z'n nota's en tekeningen van dien tyd by elkaar, verzamelde z'n herinnerings-vermogen, krabde zich peinzend het voorhoofd, en nog eens:
- Gedeumi, joenge, ga heb gelaak! Den Dipo Negoro ies nooit euver den Bogowonto getrokken!
Op eenmaal scheen 't of den ouden krygsman veel werd opgehelderd, dat hem vroeger duister voorkwam. Hy erkende nu, dat de vyandelyke aanvoerder hem dikwyls ontsnapt was, omdat-i altyd geheel anders manoeuvreerde dan men verwachtte. Meermalen was men van drie zyden op hem ingedrongen, ten einde hem te dwingen de provincie Bagalen te verlaten. Doch telkens als men meende dat-i nu wel genoodzaakt wezen zou, een schuilplaats te zoeken aan gene zy van den Bogowonto, had hy zich onverwachts rechts of links gewend, en zich doorgeslagen op punten die hem, naar 't onzen bevelhebbers toescheen, nu juist niet de beste kansen aanboden om te ontkomen. Soms ook scheidde hy zich in benarde ogenblikken van z'n troep af, en liever dan met haar de vervloekte rivier over te steken, doolde hy byna onverzeld in de wildernis rond, tot-i 'n plek wist te bereiken, waar die stroom een anderen naam aanneemt. Dáár liet hy zich dan overzetten...
Dipo Negoro eerbiedigde in de meest gevaarlyke omstandigheden, den door een van z'n voorouders uitgesproken eed.
Was die eed kinderachtig? Wie zal 't ontkennen. Lag er in de piëteit waarmee ze werd in acht genomen, iets bekrompens? Zeker! De vraag is, of er velen zyn die door hoger opvatting van eer en plicht, het recht hebben laag neer te zien op den armen dweper? Men behoeft niet ver te zoeken om tegenhangers te vinden, zo niet van Dipo Negoro's trouw, dan toch van z'n onnozelheid. Die trouw is en blyft aandoenlyk.
Dit vond Cleerens ook wel, maar de strategische gevolgen van 't zonderling vooroordeel hielden hem langer bezig. Hy besteedde een gansen avond aan 't opdiepen van gebeurtenissen die hem vroeger duister waren, en nu konden worden opgehelderd. Telkens vond hy de waarheid myner vertelling opnieuw bevestigd door toetsing aan zyn herinneringen, en nog altyd klinkt my de trouwhartig-vlaamse tongval in de oren, waarmed-i my den volgenden dag goeden-morgen wenste:
*
- Ga heb gelaak, ga heb gedeumi gelaak... den hoofdmeutelieng 'n mucht den Bogowonto nie euver! Doar heb iek noe vannacht alwieder 'n dwoazen sprong van hum eutgevonden... kaak! Altaad rechts of lienks eut de flank, zoedroa hum dien curieuzen rivier noaderde! Dat moet hum zwoar gevallen zaan, mient ga nie?
- Zeker, generaal. Maar dat kon de Bogowonto niet helpen. Die zotte sprongen...
Ei zie, daar ben ik aangeland by 1015, dat nog altyd op 'n behoorlyk slot wachtte.
De heer Post wordt vriendelyk uitgenodigd een voorbeeld aan dien ouden generaal te nemen, en uit de polemische kramptrekkingen van zekere ‘hoofdmuitelingen’ op te maken, of hun de Bogowonto dien ze zo halstarrig weigeren over te trekken, inderdaad niet zou bekend zyn?