Multatuli.online


1279.

Wees gerust, lezer. Noch Mr Churchill, noch de Disraeli dien ik hier bedoel, zullen uw maagden komen opeten. Die heren zyn dood. Maar wees toch ook niet ál te gerust. Hun ras leeft nog, en houdt het débouché voor uw bewondering en uw lauwerkransen zo wyd open, dat ons ganse landje - met volksroem en al! - wel eens op den stroom van uw geestdrift zou kunnen afdryven.

Nu zal ik u m'n nieuwe gasten voorstellen. Ze zullen 't voor lief moeten nemen als ik ze met wat minder omslag behandel, dan er zeker gemaakt zou zyn wanneer ze aan 't Huis Ten Bosch waren afgestapt. Men gelieve te bedenken dat de Natie niet aan my representatiegeld betaalt voor 't ophouden van de nederlandse eer, en dat ik dus wel genoodzaakt ben de tering van m'n receptie naar de sobere nering van m'n bewondering te zetten. Deze heer Churchill werd geboren in 1731, en begon z'n beminnelyke loopbaan... heb ik u al gezegd dat-i 'n genie is? Nu dan, hy droop by z'n admissie-examen voor de universiteit te Oxford. Wat wil men meer? Hyzelf schynt méér gewild te hebben. Hoor maar: - Ja, 't wondert me dat ik na die prouesse niet terstond 'n aanstelling tot hollands professor kreeg.

- Edele vreemdeling, uw verwondering is gegrond. Het is u vergund te veronderstellen dat m'n landgenoten op dat ogenblik in aanbidding verzonken lagen voor dezen of genen Laplander die evenals gy te hoog stond om 't beetje latyn en grieks machtig te worden dat er nodig is om leerling aan 'n akademie te worden.

- I am a genius.

- Ongetwyfeld! Dat staat ook in 't Conversations-lexicon.

- Inderdaad? zeggen ze dat van me?

- Letterlyk niet, maar waarschynlyk bleef die betuiging achterwege omdat het vanzelf spreekt. Er staat dat ge mehr lebhaften Geistes waart - 'n zeldzame hoedanigheid in schooljongetjes! - dan von anhaltendem Fleiss. Dit laatste komt dan ook niet te pas by iemand die voorbeschikt is, wat te betekenen in de wereld.

- I am a genius.

- Zeker, zeker! En 'n wereldberoemde! Dat ik 't niet wist en u niet eens by naam kende, ligt in de eerste plaats daaraan dat ik... niet de hele wereld ben, en vervolgens aan m'n vaste gewoonte, iederen vreemdeling voor 'n genie te houden tot op 't ogenblik dat ik hem op 'n beetje kennis van zaken, oordeel, smaak en integriteit betrap. Ik behoefde u dus niet persoonlyk te kennen, om te weten met wien ik te doen heb. Wat er aan m'n waardering uwer verdiensten ontbrak, is nu aangevuld door dat Lexicon. Wilt ge dat ik u voorlees wat het van u zegt? Ik wil 't artikel met plezier voor u vertalen, want ik begryp dat ge in hoedanigheid van buitenlandse beroemdheid geen andere taal verstaat dan die van je mama.

- Quite overbodig. I am a genius.

- Dat zegt het Lexicon ook, doch - om uw zedigheid niet te kwetsen, zeker - in enigszins andere bewoordingen. De hoofdindruk namelyk van de halve bladzy die 't aan u en uw werken besteedt, komt hierop neer dat je 'n lui, liederlyk sujet, en van 'n heel gemeen karakter waart.

- I am a genius.

- Precies! En meer nog, ge zyt genioloog, geniograaf. Ge weet, en hebt bepaald, waar genieën kunnen en mogen opschieten, groeien, bloeien...

- Overal, Sir, overal!

- De vergunning is allerliefst. Maar laat me voortgaan. Bedenk dat ik maar 'n Hollander ben, veel onderzocht, hard gewerkt, en ingetogen geleefd heb. Daar ik dus geen genie ben, zoudt ge my licht van de wys brengen. Ge hebt alzo de goedheid gehad, te bepalen waar genieën mogen geboren worden, en in uw gulle opvatting van de zaak noch 't zweetkamertje te Oxford, noch zelfs Holland uitgesloten. Wie verstand van waarderen heeft, ziet in u den Keppler van 't vernufts-firmament, den Linnaeus van 't zielenstelsel, den Cuvier van de aesthetiek, den Columbus der transcendentale anthropologie, den blyboodschaps-commissionnair van de kraamkamer...

- Hè?

- Nu ja, van pool tot pool zyn de dames u dankbaar voor de ontdekking dat ze niet juist telkens naar Engeland hoeven over te steken, om te mogen bevallen van iets dat de moeite van 't kramen waard is. En nu sprak ik nog niet eens van al uw andere verdiensten. Ge zyt, ge hebt, ge schreeft...

De lezer gelieve na te slaan wat er over den man in bibliografische woordenboeken vermeld staat. Ik erken dat dit geenszins voldoende wezen zou om hem te leren kennen, indien 't ons om 'n juisten maatstaf van z'n verdiensten te doen ware, doch wel is 't genoeg om in te zien dat onze genioloog in allen geval niet tot de sommiteiten op 't gebied van kennis, letterkunde en wysbegeerte behoort. Lust om hem - uit z'n werken dan - nader te leren kennen, heb ik niet, en we willen ons op 't ogenblik niet langer met hem bezig houden. 't Is al verdrietig genoeg dat-i straks onder geleide van z'n vriend Disraeli terug komen zal om my met dikke bundels hollandse schrifturen om de oren, en dood te slaan.

- Neem me niet kwalyk, m'nheer Disraeli, dat ik uw kameraad wat onhoffelyk behandelde. - Heb ik den lezer meegedeeld dat ik zo vry was den heer Churchill den trap af te werpen? Nu dit deed ik, helaas! - Als-i zich verwaardigen wil Het Loo met 'n bezoek te vereren, zal men hem ruimschoots schadeloos stellen. Nu ik me wel herinner, heb ik hem niet eens verzocht my te schoppen, de geringste uitspanning toch waarop 'n vreemdeling die boeken gemaakt heeft, in Nederland behoort onthaald te worden.

- Uw verzuim zy u ditmaal vergeven.

- Dit zou waarlyk al te vriendelyk zyn, indien ik niet 'n verschonende omstandigheid kon aanvoeren. Uw goedigheid fluisterde u zeker de opmerking in, dat we ook in óns land wel eens jongetjes gezien hebben, die in genieën overgingen omdat ze te lui waren om hun lessen te leren, en wy de weelde niet kunnen bekostigen premiën te zetten op zo'n niet zeer ongebruikelyke gedaanteverwisseling.

- Volkomen juist. Ge hadt evenwel moeten bedenken dat ge te doen hadt met...

- Met 'n vreemdeling? Jawel, jawel, dáárin ligt m'n fout. En als-i terugkomt... doch mag ik vragen met wien ik de eer heb te spreken? Is m'nheer premier, grootkakelaar, opper-parlements-harlekyn, eerste equilibrist op de slappe koord der politiekery... 'n groot man alzo?

- Dat alles is m'n zoon Benjamin, m'nheer. Ik ben maar z'n vader Izaak.

- 'n Genie toch?

- Zeker, zeker! Ik schreef...

- Dilettantenwerk, zoals de boze wereld van uw zoon zegt?

- Wie is zó onbeleefd?

- Dat Conversations-lexicon alweer. Ik mag niet meespreken omdat ik van uw zoon alleen den Coningsby las, en óver hem zoveel ophemelary in hollandse tydschriften, dat m'n licht ontvlambaar gemoed begon te branden van 'n allervurigste begeerte om de rest onaangeroerd te laten. Doch zeg me nu, vererenswaardige buitenlander, onder welke namen zyn de vruchten van uw genie aan 't mensdom te genieten gegeven? Zyt ge misschien de goddelyke schryver van Risler ainé?

- O neen, maar toch, ik schreef allerlei fraaie dingen, o.a. de Curiosities of Litterature [*] Door z'n loftuitenden levensbeschryver, zekeren Doctor W.C. Taylor, wordt dat bundeltjen uitgemaakt voor: the work by which the elder Disraeli will allways be best known, because it is the work which has made the deepest impression on the mind of the age. Straks zal den lezer blyken hoe goedkoop men in Engeland aan impression on the mind of the age geraken kan. Om in zó'n land niet beroemd te worden, moet men waarachtig wel 'n gelofte van geestelyke abstinentie hebben afgelegd.
(1877)
die ge reeds zo-even genoemd hebt.

- Ik was zo vry. Hier zyn ze. Gewone mensen zouden bezwyken by de gedachte aan zó'n arbeid! Ge hadt geld genoeg om aan 't banquet de la vie mee aan te zitten, zonder uw deel te dragen in de kosten van inspanning die van sommige anderen gevorderd wordt. Dit alleen reeds kenmerkt den fatsoenlyken man. Ook bezat ge een zeer grote bibliotheek, en, trots alle hindernissen - waaronder spitsvondiger volkje dan waartoe ik behoor, ook de schaamte rekenen zou - hebt ge kans gezien met behulp van duizend boeken 'n duizend-en-eerste te maken. Hoeveel halzen hebt ge?

- Een.

- Jammer! Aan 'n dozyn hadt ge niet te veel om alle omhelzingen in ontvangst te nemen die u hier in Holland wachten. Ik hoop toch dat er palmtakken op den weg lagen, tapyten op de rails, toen ge Holland bezocht?

- Och, neen! Men strooide zelfs geen zuigelingen voor m'n wagen.

- Wat moet uw edelmoedig buitenlands hart wel van m'n landgenoten gedacht hebben! Maar, laat ons billyk wezen... hierop hebben zelfs Hollanders aanspraak! Zeker zal 't winter geweest zyn, en de groenigheid wat schraal, toen ge hun land bezocht. Ook bestonden er in dien tyd nog geen spoorwegen, en 't plaveien met zuigelingen - hoe plichtmatig ook! - wordt wat kostbaar op den duur, vooral wanneer de markt van buitenlandse beroemdhedens wat overvoerd is... zoals wel-eens gebeurt. Misschien had men zo-even z'n geestdrift ópgebruikt aan Irokezen die versjes hadden gemaakt, of aan 'n wiskunstigen Kaffer die 'n nieuwen regel van drieën had uitgevonden. Bovendien, bedenk dat ge nog maar 'n schooljongetje waart toen men u naar Leiden zond, waar ge ‘the larger part of your education’ zoudt in ontvangst nemen. [*] Zie alweer Dr Taylor's Levensbeschryving van onzen held.
(1877)
Met den laaghartigsten wil kon men u op dat ogenblik nog niet vereren als den grootcompilateur die later zo verrassend uit u zou opschieten. Bedenk dit alles, edel buitenlands genie! Zoudt ge, na eenmaal u verwaardigd te hebben nederlandsen grond te betreden, om daar het aleph beth gimel daleth - en vooral de nederlandse Letterkunde! - te leren kennen, nu verstoord zyn omdat men in 1780 nog niet wist hoe mirobolantelyk ge van plan waart in die plannen te slagen? De Hollanders...

De edele vreemdeling zei hierop een-en-ander over de Hollanders. 't Was 'n herhaling van z'n opstelletjen in de Curiosities. Nu, 'n curiositeit is het! Maar ik had ongelyk hem compilateur te noemen. Uit het stukje van zyn hand dat straks volgt, zal de lezer ontwaren dat-i ook wel eens iets oorspronkelyks geleverd heeft. We zullen daarin vinden... nu ja, grote belezenheid ook - voornamelyk op 't gebied van Nederlandse Letterkunde - maar toch ook opmerkingen en oordeelvellingen die vooral dáárom z'n onbetwistbaar eigendom zyn, omdat het geen welgeschapen mens in 't hoofd zal komen hem dat eigendom te betwisten. De hollandse auteur die, met dát model van overzees wélschryven voor ogen, niet in staat is achtste wonderen voort te brengen, heeft het zichzelf te wyten wanneer latere Disraeli's hem en z'n gebrek-aan-geest-verwanten voor idioot en geestelyk-ontmand zullen uitmaken.

Maar ik bedenk daar dat ook dit navolgen zelf, aanleiding - en grond - zou kunnen geven tot de buitenlandse mening dat we hoogstens goed zyn voor...

Als 'n bliksem komt de gedachte in my op, dat m'n bezoeker - hy was de zoon van 'n ‘Koopman te Venetië’ en we weten dat de handelsliefhebbery kruipt waar ze niet gaan kan! - dat onze vriend wel eens 'n makelaar in dienst van turkse haremhouders zou kunnen wezen, die zich heeft laten wys maken dat er in ons land met weinig moeite 'n brigade kastraten kan worden aangeworven. Misschien ook maakt hy 't anderen wys, om de markt te drukken...

Al namen allen, allen, allen er genoegen mee, ik niet, ik niet, ik niet!