Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 8. Brieven en dokumenten uit de jaren 1820-1846

Voorbericht

Nota

De familie Douwes Dekker

Kwartierstaat van Eduard Douwes Dekker

Aantekeningen en dokumenten

Dekkers jeugd

[2 maart 1820 Geboorte van Eduard (Douwes) Dekker]

[Bijlage betreffende het huis Korsjespoortsteeg 10]

[28 augustus 1823 Geboorte van Willem (Douwes) Dekker]

[Bijlage betreffende de huizen Korsjespoortsteeg 10 en Haarlemmerdijk 94]

[7 mei 1827 Eduards vader koopt het huis Haarlemmerdijk]

[maart 1832 Inschrijving van Eduard in het Album van de Latijnse school]

[20 juli 1832 Huwelijk van Eduards zuster Catharina]

[1832 Eduards broer Pieter Engel wordt student]

[Bijlage betreffende Abraham van de Velde en zijn gezin]

[1838 Gedicht: Mijn Schaatsen]

[8 maart 1838 Eduard voorgesteld als lid van het Nut]

[26 april 1838 Eduard lid van het Nut]

[1838 Lidmaatschapskaart van het Nut]

[20 juni 1838 Gedicht: In den Vriendenrol van A.C. Kruseman]

[21 juni 1838 Gedicht van Abr. des Amorie van der Hoeven]

[28 juni 1838 Eduard draagt voor bij het Nut]

[26 juli 1838 Eduard neemt een spreekbeurt aan]

[30 augustus 1838 Eduards spreekbeurt wordt afgeschreven]

[22 september 1838 Afscheidsgroet van Eduard aan P.G. te Winkel]

Dekkers eerste Indische jaren

[4 januari 1839 Aankomst van Dekker te Batavia]

[Bijlage betreffende Batavia en omgeving]

[Bijlage betreffende de bevolking van Batavia]

[14 februari 1839 Dekker werkzaam bij de Rekenkamer]

[1 maart 1839 Dekker klerk bij de Rekenkamer]

[28 maart 1839 Akte van toelating in Ned.-Indië]

[10 april 1839 Missive van de Rekenkamer aan de G.-G.]

[11 april 1839 Staat van dienst van Dekker]

[17 april 1839 Dekker benoemd tot klerk]

[17 april 1839 Akte van benoeming]

[26 april 1839 Akte van eedaflegging]

[31 januari 1840 Missive van de Rekenkamer aan de G.-G]

[6 februari 1840 Dekker benoemd tot tweede kommies]

[6 februari 1840 Akte van benoeming]

[21 februari 1840 Dekkers broer Willem verdrinkt bij Ierland]

[1841 Losse bladen uit het dagboek van een oud man: Het Schoone, Geluk]

[20 januari 1841 Brief van Caroline Versteegh]

[voorjaar 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[voorjaar 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[voorjaar 1841 Brief van pastoor Scholten]

[15 april 1841 Brief van de heer Versteegh; fragment]

[april 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[29 april 1841 Brief van de heer Versteegh; fragment]

[mei 1841 Gedicht van Dekker voor Caroline Versteegh]

[14 juni 1841 Brief van Caroline Versteegh]

[16 juni 1841 Brief van Dekker aan Caroline Versteegh]

[4 juli 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[22 juli 1841 Huwelijk van Dekkers broer Pieter]

[2 augustus 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[28 augustus 1841 Dekker te Batavia katholiek gedoopt]

[28 augustus 1841 Dekker ontvangt het H. Vormsel]

[3 september 1841 Brief van Caroline Versteegh]

[8 oktober 1841 Brief van Caroline Versteegh; fragment]

[23 juni 1842 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[23 juni 1842 Dienststaat, bijlage bij het rekest]

[9 juli 1842 Dekker benoemd tot controleur tweede klasse]

[9 juli 1842 Akte van benoeming]

[15 juli 1842 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[19 juli 1842 Beslissing van de Dir.-Gen. van Financiën]

[19 juli 1842 Missive van de Inspecteur van Financiën aan Michiels]

[24 augustus 1842 Brief van de heer Versteegh]

Dekker als bestuursambtenaar op Sumatra

[7 oktober 1842 Aankomst van Dekker te Padang]

[10 oktober 1842 Advies van Michiels aan Weddik]

[7 november 1842 Weddik plaatst Dekker te Natal]

[10 november 1842 Missive van Weddik aan Michiels]

[24 november 1842 Missive van Michiels aan de G.-G.]

[25 november 1842 Dekker dient een declaratie in]

[30 november 1842 Overdracht functie van vendumeester]

[30 november 1842 Missive aan Weddik inzake overdracht functie]

[Bijlage betreffende Natal, door E. Francis]

[1 december 1842 Dekkers eerste dienstbrief te Natal]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake buskruit]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake terugzending van stukken]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake vervoer van bannelingen]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake zout]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Pakhuismeester te Aijer Bangies inzake zout]

[5 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake papier en pennen]

[6 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake geldkistjes]

[7 december 1842 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling inzake deurhengsels]

[7 december 1842 Missive van Dekker aan Goldie inzake een wissel]

[11 december 1842 Missive van Dekker aan Mil. commandant]

[14 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake een proces-verbaal]

[14 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake een circulaire]

[14 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake boekwerken]

[14 december 1842 Weddik vraagt inlichtingen over geld uit 1835]

[15 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake rijst]

[20 december 1842 Weddik zendt Dekker papier en pennen]

[23 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake geld uit 1835]

[23 december 1842 Missive van Dekker aan de Kapitein te Loender inzake rijst en zout]

[23 december 1842 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake tamarinde-pitten]

[23 december 1842 Agent NHM. te Padang vraagt opzending adviesbrief]

[25 december 1842 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling inzake godsdienstoefeningen]

[25 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik]

[25 december 1842 Missive van Dekker aan Weddik inzake beboeting van fuselier Spiess]

[27 december 1842 Missive van Dekker aan de Ass-Res. van Mandheling inzake zout]

[27 december 1842 Missive van Dekker aan de Ass-Res. van Mandheling inzake gevluchte pandelingen]

[29 december 1842 Antwoord van Weddik inzake geldkistjes]

[2 januari 1843 Dekker zendt Weddik een wissel]

[4 januari 1843 Huwelijk van Caroline Versteegh]

[6 januari 1843 Weddik vraagt Dekker inlichtingen inzake zout]

[6 januari 1843 Weddik keurt rijstverkoop goed]

[7 januari 1843 Weddik vraagt rapporten inzake gevangenen]

[7 januari 1843 Weddik geeft opdracht de zoutmaten te verifiëren]

[9 januari 1843 Missive van de Ass.-Res. van Mandheling inzake godsdienst]

[10 januari 1843 Antwoord van de Ass.-Res. van Mandheling inzake pandelingen]

[14 januari 1843 Weddik vraagt Dekker inzending van beantwoording]

[15 januari 1843 Weddik antwoordt Dekker inzake boete]

[15 januari 1843 Weddik vraagt Dekker opzending van een wissel]

[16 januari 1843 Weddik vraagt Dekker verantwoordingsstukken]

[18 januari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zout]

[18 januari 1843 Missive van Weddik inzake godsdienst]

[21 januari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[21 januari 1843 Ass.-Res. van Mandheling vraagt bezending zout]

[23 januari 1843 Missive van Weddik inzake amfioenpacht]

[25 januari 1843 Weddik vraagt opsporing van Jan Potan]

[28 januari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zout]

[31 januari 1843 Secr. van Aijer Bangies bericht dat er stukken zoek zijn]

[3 februari 1843 Missive van Dekker aan Godin inzake vrijheidsberoving]

[4 februari 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake zout]

[4 februari 1843 Ass.-Res. van Mandheling vraagt kopergeld]

[6 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[7 februari 1843 Secr. Van der Ven zendt zout en wenst stipte meting]

[10 februari 1843 Weddik vraagt inlichtingen over gevangenen]

[14 februari 1843 Missive van Weddik inzake pepertuinen]

[14-15 februari 1843 Michiels te Natal wegens de zaak-Si Pamaga]

[15 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[15 februari 1843 Van der Pool vraagt Dekker inlichtingen inzake post]

[17 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zout]

[17 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake de reis van Michiels]

[19 februari 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake geld]

[19 februari 1843 Missive van Dekker aan Van der Pool inzake post]

[20 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake een verzoekschrift]

[22 februari 1843 Weddik vraagt opgave inzake vagebondage]

[25 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake ziekte]

[25 februari 1843 Missive van Weddik inzake verzoekschrift]

[25 februari 1843 Missive van Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[26 februari 1843 Antwoord van Godin inzake vrijheidsberoving]

[27 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake gevangenen]

[28 februari 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake het zoutpakhuis]

[28 februari 1843 Wissel van Dekker inzake amfioenpacht]

[28 februari 1843 Kwitantie van Dekker inzake amfioenpacht]

[2 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zoutmeting]

[3 maart 1843 Weddik vraagt naar inkomsten en uitgaven uit 1840]

[3 maart 1843 Weddik zendt acht zilveren knoppen]

[4 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake prauwhuur]

[4 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake rijst]

[4 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[4 maart 1843 Weddik vraagt opzending van kettinggangers]

[5 maart 1843 Weddik geeft Dekker machtiging betreffende klerk Hesselink]

[6 maart 1843 Missive van Weddik inzake het zoutpakhuis]

[7 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verzoekschrift]

[7 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake Inkomende en Uitgaande rechten]

[7 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zoutvervoer]

[7 maart 1843 Missive van Dekker aan Agent NHM. te Padang inzake een wissel]

[7 maart 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Padang inzake een wissel]

[8 maart 1843 Missive van Weddik inzake kasrekening over februari]

[8 maart 1843 Weddik vraagt opzending rapport zoutmeting]

[8 maart 1843 Missive van Weddik inzake prauwhuur]

[9 maart 1843 Weddik zal Dekker rijst zenden]

[9 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake inkomsten en uitgaven 1840]

[10 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake kettinggangers]

[10 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake herstel na ziekte]

[10 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake gewenst ontslag van een datoe]

[10 maart 1843 Weddik geeft opdracht betreffende kapitein Langkap]

[11 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zoutmaten]

[12 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake vagebondage]

[12 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake vagebondage betreffende klerk Hesselink]

[12 maart 1843 Missive van Weddik inzake ontslag van een datoe]

[13 maart 1843 Missive van Dekker van Weddik inzake scheepspapieren]

[13 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake verantwoordingsstukken]

[15 maart 1843 Dekker vraagt Weddik instructies betreffende Hesselink]

[15 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zilveren knoppen]

[15 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake prauwhuur]

[16 maart 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Tapanoeli betreffende onderhorigen]

[16 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake pepertuinen]

[16 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake toezicht zoutpakhuis]

[16 maart 1843 Weddik zendt model proces-verbaal inzake zoutmaten]

[17 maart 1843 Weddik zendt rijst]

[18 maart 1843 Rapport van Michiels aan de G.-G. betreffende Si Pamaga]

[20 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik betreffende kapitein Langkap]

[20 maart 1843 Missive van Weddik inzake zoutpakhuis]

[20 maart 1843 Missive van Weddik inzake prauwhuur]

[21 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake zoutmaten]

[21 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake de pepertuinen]

[21 maart 1843 Missive van Dekker aan Weddik inzake de pepertuinen]

[22 maart 1843 Agent NHM. te Padang meldt het terugvinden van een adviesbrief]

[24 maart 1843 Resident Weddik door Michiels geschorst]

[26 maart 1843 Weddik vraagt opzending van de zoutmaten]

[27 maart 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake zout]

[28 maart 1843 Missive van Weddik inzake pepertuinen]

[30 maart 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake gelden]

[3 april 1843 Dekker ontvangt nieuwe zoutmaten]

[3 april 1843 Missive van Weddik inzake lijfstraf]

[4 april 1843 Ass.-Res. van Padang vraagt opzending inlander]

[10 april 1843 Van der Ven neemt het ambt van Weddik over]

[13 april 1843 Van der Van vraagt opzending van een betalingsbewijs]

[14 april 1843 Missive van Dekker aan Michiels betreffende inlandse Hoofden]

[15 april 1843 Beslissing van Michiels inzake prauwhuur]

[16 april 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake geld]

[18 april 1843 Van der Ven vraagt opzending van verantwoordingsstukken]

[20 april 1843 Klerk Hesselink komt te Natal aan]

[20 april 1843 Van der Ven vraagt opgave van kosteloze leveringen]

[21 april 1843 Van der Ven vraagt opgave van kosteloze leveringen inzake zegelstaten]

[21 april 1843 Missive van Van der Ven inzake opsporingen]

[22 april 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende Krijgsman en Hesselink]

[25 april 1843 Missive van Dekker aan de controleur te Baros betreffende een inlandse vrouw]

[25 april 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. te Pontjang inzake gelden]

[26 april 1843 Missive van Dekker aan de Ass.-Res. van Mandheling inzake gelden]

[26 april 1843 Missive van Van der Ven aan Dekker betreffende Hesselink]

[28 april 1843 Kwitantie van Dekker inzake amfioenpacht]

[1 mei 1843 Van der Ven vraagt opnieuw opzending van de zoutmaten]

[1 mei 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[1 mei 1843 Missive van Van der Ven inzake lijfstraf]

[2 mei 1843 Van der Ven vraagt inlichtingen over gelden uit 1840]

[3 mei 1843 Dekker schrijft een wissel van f 8931.92 en boekt f 6825,92]

[Facsimile A. De berekening]

[Facsimile B. De wissel]

[Facsimile C. Het wisselregister]

[5 mei 1843 Missive van Van der Ven inzake amfioenpacht]

[6 mei 1843 Missive van Michiels aan Van der Ven over Dekker]

[11 mei 1843 De controleur van Baros antwoordt betreffende inlandse vrouw]

[14 mei 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[16 mei 1843 Dekker zendt geld naar Mandheling]

[17 mei 1843 Ass.-Res. van Mandheling antwoordt inzake gelden]

[22 mei 1843 Van der Ven geeft opdracht inzake verstrekkingen aan militairen]

[22 mei 1843 Missive van Van der Ven betreffende Gout]

[23 mei 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake een wissel]

[25 mei 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[29 mei 1843 Ass.-Res. van Mandheling meldt dat f75 zoek is]

[31 mei 1843 Kas-memoriaal van Dekker over de maand mei]

[3 juni 1843 Van der Ven te Natal]

[6 juni 1843 Ass.-Res. van Mandheling vraagt opsporing van kinderen]

[9 juni 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels over Dekker]

[12 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende Gout]

[12 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende Hesselink]

[13 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende Hesselink inzake rijst]

[14 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende inzake vogelnestjes]

[15 juni 1843 Van der Ven vraagt storting van geld voor schoten]

[16 juni 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[17 juni 1843 Hesselink overlijdt ten huize van Dekker]

[1843 Prozatekst van Dekker: Nog eens ‘Graven’]

[17 juni 1843 Van der Ven zendt declaratie terug]

[17 juni 1843 Ontvanger geeft inlichtingen inzake vogelnestjes]

[17 juni 1843 Van der Ven meldt zending van rijst]

[18 juni 1843 Missive van Dekker aan Postkommies te Padang]

[21 juni 1843 Van der Ven zendt instructies inzake nalatenschap]

[24 juni 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels betreffende Dekker]

[24 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake verantwoordingsstukken over mei]

[24 juni 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[25 juni 1843 Natal verzendt f 3750 naar Mandheling]

[26 juni 1843 Aan Van der Ven wordt een wissel gezonden]

[26 juni 1843 Bericht aan Van der Ven inzake wissels]

[26 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake transportloon]

[26 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake herstelkosten]

[26 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake prauwhuur]

[26 juni 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[26 juni 1843 Verzoekschrift van de Hoofden van Natal aan Michiels]

[28 juni 1843 Aan Van der Ven worden gedrukte stukken gevraagd]

[30 juni 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels betreffende Dekker]

[2 juli 1843 De Militaire Commandant vraagt arrestantenlokaal]

[2 juli 1843 Dekker stelt civiel arrestantenlokaal ter beschikking]

[3 juli 1843 Beslissing van Michiels betreffende Dekker]

[3 juli 1843 Antwoord van Van der Ven inzake transportloon]

[3 juli 1843 Antwoord van Van der Ven inzake herstelkosten]

[4 juli 1843 Van der Ven geeft opdracht inzake zoekgeraakt geld]

[6 juli 1843 Van der Ven vraagt opnieuw inlichtingen inzake gelden uit 1840]

[6 juli 1843 Verantwoordingsstukken eerste halfjaar 1843 worden ingezonden]

[8 juli 1843 Verantwoordingsstukken eerste halfjaar 1843 worden ingezonden over juni 1843]

[10 juli 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling inzake geld]

[11 juli 1843 Betalingsbewijzen worden ingezonden]

[11 juli 1843 Verzoek aan Van der Ven inzake postgelden]

[11 juli 1843 Missive van Dekker aan de Wees- en Boedelkamer te Padang]

[13 juli 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[13 juli 1843 Missive van Van der Ven inzake verantwoordingsstukken betreffende Jan Potan]

[15 juli 1843 Rapport van Michiels aan de G.-G.]

[18 juli 1843 Missive van Dekker aan Burg. Stand Aijer Bangies]

[18 juli 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake de boedel-Hesselink, met bijlage]

[18 juli 1843 Missive van Dekker aan Van der inzake gelden uit 1840]

[18 juli 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling betreffende kinderen]

[18 juli 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels betreffende Dekker, met bijlage]

[21 juli 1843 Dekker ontvangt posttarieven]

[22 juli 1843 Missive van Van der Ven inzake zoutmaten]

[22 juli 1843 Van der Ven vraagt boedelstaten uit 1836-1838]

[22 juli 1843 Besluit van Michiels tot overplaatsing van Dekker]

[27 juli 1843 Voor Natal worden twee pakhuisbedienden toegestaan]

[27 juli 1843 Van der Ven vraagt verantwoordingsstukken eerste en tweede kwartaal]

[27 juli 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. Mandheling betreffende inlandse kinderen]

[27 juli 1843 Opzending van een proces-verbaal inzake zoutvervoer]

[28 juli 1843 Mil. Commandant vraagt inlichtingen inzake vervoer]

[28 juli 1843 Antwoord van Dekker aan de Mil. Commandant]

[28 juli 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven betreffende Jan Potan]

[31 juli 1843 Verzending van zout naar Mandheling]

[2 augustus 1843 De aangifte van Hesselinks overlijden wordt geretourneerd]

[2 augustus 1843 De bijlagen inzake Hesselinks boedel worden geretourneerd]

[4 augustus 1843 Huwelijk van Dekkers broer Jan]

[4 augustus 1843 De verantwoordingsstukken over juli worden ingezonden]

[4 augustus 1843 Bericht aan Van der Ven inzake een wissel]

[7 augustus 1843 Bericht aan Van der Ven inzake een wissel]

[9 augustus 1843 De zoutmaten worden aan Van der Ven gezonden]

[9 augustus 1843 Verzoek aan Van der Ven om schrijfbenodigdheden]

[9 augustus 1843 Opgave aan Van der Ven inzake boedelstaten]

[11 augustus 1843 Missive van Dekker aan de Mil. Commandant inzake stormschade]

[12 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake stormschade]

[15 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake afschrijvingen]

[17 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake pakhuisrekening 1842]

[17 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[17 augustus 1843 Missive van Dekker aan Mil. Commandant inzake post]

[20 augustus 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling inzake geld]

[20 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake geld]

[20 augustus 1843 Missive van Dekker aan Ass.-Res. van Mandheling inzake geldkist en zadels]

[22 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake declaraties]

[23 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake verantwoordingsstukken]

[23 augustus 1843 Missive van Michiels aan Van der Ven inzake amfioenpacht]

[24 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake prauwhuur]

[24 augustus 1843 Inzending van de beantwoording betreffende maart-juni]

[24 augustus 1843 Van der Ven zendt papier enz.]

[25 augustus 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake stempels]

[27 augustus 1843 Schuldbekentenis van Dekker aan de Toeankoe Bezaar]

[28 augustus 1843 Vendutie van Dekker]

[28 augustus 1843 Vendutie-bewijs van Dekker aan zichzelf]

[28 augustus 1843 Ontvangstbewijs inzake vendutie]

[31 augustus 1843 Proces-verbaal van overdracht van functie]

[2 september 1843 Certificaat van ophouding van betaling]

[2 september 1843 Missive van Dekker aan Van der Ven inzake rijst]

[september 1843 Gedicht van Dekker: Vaarwel aan Natal]

Dekkers kastekort en zijn schorsing

[3 september 1843 Klacht van Tin Aijon tegen Dekker]

[13 september 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake amfioenpacht]

[14 september 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake Dekkers particuliere schulden]

[15 september 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake Dekkers verantwoordingsstukken]

[15 september 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake posten ten laste van Dekker]

[15 september 1843 Aantoning van posten]

[Bijlage betreffende Padang en omgeving]

[25 september 1843 Missive van Michiels aan Van der Ven inzake kastekort]

[25 september 1843 Missive van Michiels aan de G.-G. inzake ambtelijke verhoudingen]

[25 september 1843 Missive van Diepenhorst aan Van der Ven inzake pakhuis]

[26 september 1843 Michiels vraagt Van der Ven inlichtingen inzake klacht]

[29 september 1843 Michiels zendt de Resident van de Padangse Bovenlanden inlichtingen betreffende Dekker]

[2 oktober 1843 Michiels vraagt Van der Ven inlichtingen inzake wissels]

[2 oktober 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake pakhuis]

[2 oktober 1843 Missive van Michiels aan Dekker, hem verplichtende te Padang te blijven]

[2 oktober 1843 Besluit van Michiels betreffende Dekker]

[3 oktober 1843 Missive van Dekker aan Michiels inzake verantwoordingsstukken]

[3 oktober 1843 Beantwoording van Dekker inzake verantwoordingsstukken]

[3 oktober 1843 Resident van de Padangse Bovenlanden verzoekt Michiels, Dekker niet te zenden]

[4 oktober 1843 Missive van Michiels aan Dekker inzake zegelgelden]

[7 oktober 1843 Missive van Michiels aan Van der Ven inzake Dekkers vendu-administratie]

[7 oktober 1843 Michiels stelt proces-verbaal in handen van de comptabiliteit]

[10 oktober 1843 Ass.-Res. van Padang vraagt Michiels toestemming inzake wissel voor Dekker]

[10 oktober 1843 Besluit van Michiels inzake Dekkers vendu-acceptatie]

[14 oktober 1843 Missive van Michiels aan Direkteur Producten inzake zout]

[14 oktober 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake venduacceptatie]

[14 oktober 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake klacht, met drie processen-verbaal]

[16 oktober 1843 Van der Ven zendt Michiels lijst van wissels]

[17 oktober 1843 Michiels antwoordt de Resident der Padangse Bovenlanden]

[19 oktober 1843 Besluit van Michiels inzake zout en rijst

[20 oktober 1843 Missive van Dekker aan Mr. Van Hemert inzake uitstel]

[20 oktober 1843 Van Hemert vraagt Michiels: uitstel of gijzeling]

[24 oktober 1843 Missive van Michiels aan Van Hemert inzake uitstel]

[24 oktober 1843 De G.-G. keurt Michiels' maatregelen van 25 september goed]

[26 oktober 1843 Missive van Michiels aan de G.-G. betreffende Dekker]

[27 oktober 1843 Missive van de ambtenaar der comptabiliteit aan Michiels]

[3 november 1843 Het pakhuis te Natal stort in]

[4 november 1843 Michiels geeft toestemming tot uitbetaling van een wissel]

[5 november 1843 Kolonel Michiels ontvangt bericht van bevordering tot Generaal-Majoor titulair]

[7 november 1843 Michiels vraagt Van der Ven inlichtingen betreffende Dekker]

[9 november 1843 Brief van Diepenhorst aan Dekker met vendurol]

[17 november 1843 Missive van Van der Ven aan Diepenhorst inzake de wissel van 3 mei]

[19 november 1843 Missive van Dekker aan Michiels inzake vendutie]

[20 november 1843 Mr. Van Hemert vraagt Michiels inlichtingen inzake vendutie]

[24 november 1843 Missive van Diepenhorst aan Van der Ven inzake de wissel van 3 mei]

[26 november 1843 Missive van Michiels aan Van Hemert]

[28 november 1843 Missive van Van der Ven aan Diepenhorst inzake dokumenten]

[30 november 1843 Missive van Dekker aan Michiels inzake vendutie]

[4 december 1843 Besluit van Michiels inzake de voorgaande missive]

[6 december 1843 Missive van Diepenhorst aan Van der Ven inzake dokumenten]

[8 december 1843 Van der Ven meldt Michiels ontvangst vendu-gelden]

[15 december 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake de wissel van 3 mei]

[16 december 1843 Missive van de Ass.-Res. van Padang aan Michiels inzake Dekkers salaris]

[18 december 1843 Michiels zendt Van der Ven Dekkers bewijs van ophouding van betaling]

[18 december 1843 Missive van Michiels aan de Ass.-Res. van Padang inzake Dekkers salaris]

[23 december 1843 Missive van Van der Ven aan Michiels inzake gelden]

[30 december 1843 Missive van Michiels aan de Fiskaal inzake gelden]

[30 december 1843 Missive van Michiels aan de G.-G. betreffende Dekker]

[1843-1844 Prozaschets van Dekker. Losse bladen uit het dagboek van een oud man: Jongelingsdroomen]

[4 januari 1844 De deurwaarder krijgt opdracht inzake de wissel van 3 mei 1843]

[6 januari 1844 Verslag van de deurwaarder aan de Fiskaal]

[6 januari 1844 Missive van Dekker aan Michiels inzake de wissel van 3 mei 1843]

[8 januari 1844 Besluit van Michiels om Dekker te schorsen]

[15 januari 1844 Tweede verslag van de deurwaarder]

[16 januari 1844 Missive van Dekker aan Michiels inzake een reis naar Natal]

[18 januari 1844 Missive van de Fiskaal aan Michiels inzake de wissel van 3 mei 1843]

[18 januari 1844 Gouvermentsbesluit inzake zout en rijst]

[20 januari 1844 Besluit van Michiels inzake de wissel van 3 mei 1843]

[20 januari 1844 Missive van Michiels aan de G.-G. betreffende Dekker]

[29 januari 1844 Missive van de Dir. Producten inzake zout en rijst]

[3 februari 1844 Missive van de NHM. te Natal aan Diepenhorst inzake de wissel]

[9 februari 1844 Advies van de Dir.-Gen. van Financiën aan de G.-G. betreffende Dekker]

[16 februari 1844 Advies van de Raad van Indië]

[29 februari 1844 Van der Ven zendt Michiels dokumenten inzake de wissel]

[1 maart 1844 Advies van de Dir.-Gen. van Financiën betreffende Dekker]

[11 maart 1844 Consideratiën van de Raad van Indië en besluit van de G.-G.]

[22 maart 1844 De Alg. Secretaris meldt Michiels opzending van dokumenten]

[25 maart 1844 Missive van Diepenhorst aan Res. van Tapanoelie inzake Dekkers vendutie]

[4 april 1844 Begeleidingsbrief en Rekest van Dekker aan Michiels]

[12 april 1844 Resident van Tapanoelie zendt Diepenhorsts missive aan Michiels]

[26 april 1844 De Alg. Rekenkamer zendt Michiels dokumenten]

[28 april 1844 Missive van Michiels aan de Resident van Tapanoelie]

[29 april 1844 Missive van Michiels aan de President van de Raad van Justitie te Padang]

[25 mei 1844 Michiels stelt dokumenten in handen van de Fiskaal]

[28 mei 1844 Missive van de Fiskaal aan Michiels inzake criminele of civiele procedure]

[29 mei 1844 Missive van Michiels aan de Fiskaal inzake civiele procedure]

[6 juni 1844 Vonnis van de Raad van Justitie, die zich onbevoegd verklaart]

[14 juni 1844 De Fiskaal deelt Michiels het vonnis mee]

[19 juni 1844 Missive van Michiels aan de G.-G. betreffende Dekker]

[19 juni 1844 Rekening-courant, bijlage bij de voorgaande missive]

[11 juli 1844 De Fiskaal krijgt ongevraagd ontslag]

[18 juli 1844 Advies van de Raad van Indië inzake de missive van Michiels]

[21 juli 1844 Besluit van de wnd. G.-G.]

[2 augustus 1844 Gouverneur-Generaal Merkus overlijdt]

[16 augustus 1844 De Alg. Secretaris vraagt de Rekenkamer advies inzake missive van Michiels]

[16 augustus 1844 De Alg. Secretaris geeft Michiels opdracht, Dekker naar Batavia te doen gaan]

[18 september 1844 Missive van Michiels aan Ass.-Res. van Padang inzake Dekkers vertrek]

[20 september 1844 Missive van Ass.-Res. van Padang aan Michiels]

[± 25 september 1844 Dekker vertrekt van Padang naar Batavia]

Dekker wachtende op herplaatsing

[1 oktober 1844 Advies van de Alg. Rekenkamer aan de G.-G. inzake de missive van Michiels van 19 juni]

[12 oktober 1844 Adviezen van de Raad van Indië]

[13 oktober 1844 Dekker richt zich tot de Directeur-Generaal van Financiën]

[20 oktober 1844 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[23 oktober 1844 Besluit van de wnd. G.-G. betreffende Dekker]

[29 oktober 1844 Besluit van de Algemene Rekenkamer]

[1 november 1844 Besluit van de G.-G. inzake Dekkers passage-kosten]

[9 november 1844 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[15 november 1844 Bericht van de Alg. Rekenkamer inzake Dekkers rekest van 20 okt.]

[25 november 1844 Adviezen van de Raad van Indië inzake Dekkers rekest van 20 okt.]

[30 november 1844 Beschikking van de wnd. G.-G.]

[4 december 1844 Adviezen van de Raad van Indië]

[10 december 1844 Missive van de Dir.-Gen. van Financiën aan de G.-G. met bijgevoegd rekest van Dekker van 9 november]

[14 december 1844 Besluit van de wnd. G.-G. betreffende Dekker]

[26 december 1844 Adviezen van de Raad van Indië]

[1 januari 1845 Gedicht van Dekker: Nieuwjaar 1845]

[5 januari 1845 Beslissing van de wnd. G.-G. betreffende Dekker]

[21 februari 1845 Missive van de Alg. Rekenkamer aan de G.-G.]

[11 mei 1845 Missive van Michiels aan de Alg. Secretaris; met bijlagen]

[14 juni 1845 Gouvernementsbesluit om Dekkers wachtgeld te verlengen]

[4 augustus 1845 Aankomst van Everdina Huberta van Wijnbergen in Indië]

[16 augustus 1845 Missive van de Dir.-Generaal van Financiën aan de G.-G.]

[18 augustus 1845 Dekker en Everdina van Wijnbergen officieus verloofd]

[10 september 1845 Besluit van de wnd. G.-G. betreffende Dekker]

[13 september 1845 Benoeming van Dekker tot tijdelijk ambtenaar te Krawang]

[26 september 1845 Officiële verloving van Dekker en Tine]

[28 september 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[30 september 1845 G.-G. Rochussen aanvaardt zijn ambt]

[2 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

Tine's familie

[Bijlage Geboorte-akte van Tine]

[2-11 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[14 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[19-22 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[24-27 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[29 oktober 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[1 november 1845 Missive van de Directeur-Generaal van Financiën aan Michiels]

[5-8 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[10-12 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[15 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[15-19 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[20-22 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[27 november 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[30 november - 3 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[7-10 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[10-13 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[15 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[17-20 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[19 december 1845 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[22-24 december 1845 Brief van Dekker aan Tine]

[vóor 31 december 1845 Dekker stort in 's lands kas f 2106]

Opnieuw wachtende op herplaatsing

[11 januari 1846 Beslissing van de G.-G. inzake twee rekesten van Dekker]

[17 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[18-19 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[19-20 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[20-22 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[25 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[25 januari 1846 De echtgenote van Dekkers broer Jan overlijdt]

[26-29 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[29 januari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[30 januari 1846 Jan P. van der Hucht overlijdt te Parakan Salak]

[31 januari 1846 Dekker op audiëntie bij de G.-G.]

[1 februari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[2 februari 1846 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[4 februari 1846 Dekker opnieuw op audiëntie bij de G.-G.]

[5 februari 1846 Tweede rekest van Dekker aan de G.-G.]

[12 februari 1846 Besluit van de G.-G. tot wederplaatsing van Dekker te Krawang]

De laatste verlovingsweken

[28 februari 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[4 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[6-7 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[9 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[10-11 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[13-14 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[ong. 18 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine, in het Frans]

[19 maart 1846 Dekker en Tine te Tjiandjoer ondertrouwd]

[23 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[24-25 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[26-27 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[29 maart 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[30 maart 1846 Twee brieven van Dekker aan Tine]

[1 april 1846 Brief van Dekker aan Tine]

[Bijlage betreffende Tjiandjoer en omgeving]

[10 april 1846 Huwelijksakte van Dekker en Tine]

[10 april 1846 Huwelijksadvertentie van Dekker en Tine]

[5 mei 1846 Dekkers moeder overlijdt te Amsterdam]

[Bijlage Testament van Dekkers moeder]

[mei 1846 Advies van H.J. Hoogeveen, lid van de Raad van Indië, betreffende Dekker]

[18 mei 1846 Akte van Dekkers benoeming tot kommies in de residentie Bagelen]

[31 juli 1846 Overlijden van Tine's zuster Sophia]

[6 augustus 1846 Huwelijk van Tine's zuster Henriëtte]

Biografische aantekeningen

Verklaring

Verbeteringen


[30 november - 3 december 1845
Brief van Dekker aan Tine]

* 30 november - 3 december 1845

Brief van Dekker aan Tine. (Brieven I, blz. 279; Brieven WB I, blz. 181)

Poerwakarta 30 Nov. 1845.

Mijn plan om nog gister avond aan u te schrijven is mislukt, lieve Everdine; ik had er op gehoopt doch ben door den resident aan de praat gehouden. Ik bemin u onuitsprekelijk lieve Everdine, en toch is het mij alsof ik u nooit genoeg bemin, ik neem het mij kwalijk als ik een oogenblik mijne gedachten met iets anders bezig houd, en ik ben verdrietig over de onvolkomen menschelijke natuur die ons belet geheel en al als engelen lief te hebben. In 1841 schreef ik eens:

Wat zoekt ge, liefde en min...? Mistrouw haar zoet genot:

Geen liefde is als van God, bestendig, rein, verheven,

Het stoflijke is te zeer met ons bestaan doorweven,

Gij vindt beneden niet, wat slechts bestaat bij God.

Hebt gij het ook wel eens dat gij u ontevreden gevoelt met uwen stand als mensch? Onlangs op Batavia had mijn broeder, die natuurlijk doorgaande zeer ernstig gestemd was, in gezelschap met eenige jongelui mede gesproken en gelagchen. Het discours bragt mede dat wij opgeruimd werden en eenigszins vrolijk. 's Avonds was Jan zeer somber en sprak niet, eindelijk brak hij zijn zwijgen af met de woorden: Wat zijn wij menschen toch ellendige schepsels, wij zijn zelfs niet in staat om smart te bewaren, daar heb ik gesproken en gebeuzeld over allerlei nietige onderwerpen en op het oogenblik misschien, ligt mijne arme Mine te sterven. Het gesprek was heel onschuldig geweest, maar het griefde Jan dat hij zich een oogenblik had laten afleiden van het eenige punt dat zijns inziens waarde voor zijne gedachten hebben moest. Ik geloof niet dat iemand daarvan uitgesloten is; en het is wel een zeker bewijs van onze onvolkomenheid dat wij nooit geheel en al ongelukkig kunnen wezen, dat wij niet in staat zijn eenige smart zoo diep te gevoelen, of er blijft altijd nog plaats voor de nietigste aandoeningen over. Hier zoude ik nog vrede mee hebben, maar dat het ligchaam zoo luid spreekt, kan mij hinderen. Bij de hoogste smart, en het grootste genot van het hart, blijven de ligchamelijke behoeften altijd hunnen eisch houden. Het voorbeeld dat ik wil aanhalen klinkt burlesque, maar ik geloof dat het juist is. Laat iemand bij het sterfbed van een teeder bemind voorwerp met een speld prikken, dan heeft op dat oogenblik de smart van het ligchaam de overhand, evenzeer als wij het hoogste genot van het hart vergeten om eene dergelijke ligchamelijke pijn. Is dat niet bedroevend? Moest de ziel niet meer overwigt hebben op het ligchaam? Moesten de banden die ons aan het stof binden niet losser, en de behoeften van den geest ons niet dierbaarder wezen? Er zijn geleerden die uit eene dusdanige ontevredenheid het eeuwig leven bewijzen. Ik geloof vast aan eene eeuwigheid, maar ik vind hierin geen bewijs. (Ik vind nergens bewijs). Dat de behoefte bestaat aan volmaking is ontegenzeggelijk, nog niet eens bij allen! Er zijn menschen die het niet vreemd vinden dat ze aan dezelfde natuurwetten onderworpen zijn als een beest, een plant of een steen; maar die behoefte sluit de zekerheid nog niet in zich dat dezelve zal bevredigd worden, want er zijn meer behoeften waaraan niet voldaan wordt.

Zoo even zeide ik: ik vind nergens bewijs. Om uw godsdienstig gevoel niet te kwetsen zal ik hier de gebeurtenis herhalen die eens met Bellamy voorviel. (Ik heb het u reeds eens verteld.)

Bellamy was student in de theologie, en oefende zich met Ockerse in het disputeren. B. moest het bestaan van god bewijzen en O. het tegendeel. De laatste was gevatter of meer ervaren in logica, althans elk bewijs dat B. bijbracht werd door hem weggecijferd. Bellamy was driftig van gestel en konde in weerwil van de goede bedoeling van O. die alleen tegensprak omdat hij disputeren moest, niet bedaard blijven, nu hij zijne dierbaarste overtuiging zoo koel hoorde wegredeneren. Het was slecht weder en er brak een hevige onweersbui los juist op het oogenblik dat B. in zijne bewijsgronden verward was, en niet meer wist wat hij zoude aanvoeren. Moest hij nu de zaak verloren geven, dat kon toch niet, daartegen kantte zich zijn gevoel aan. Hij opende het venster, stak onder het rollen van den donder de hand omhoog en riep: Ik zweer dat er een God is, - zoo gij meent regt te hebben, sta op en zweer het tegendeel!

Ik denk te goed over mijne lieve Everdine om te meenen dat zij deze passage zoude vergeten hebben, ik heb dezelve hier maar herhaald omdat ik het een schoon voorbeeld vind van de voortreffelijkheid van ons ingeschapen gevoel, tegen over de onvolledigheid onzer verstandelijke vermogens. Ik zeide het reeds in een mijner eerste brieven dat wij zoo oneindig meer gevoelen dan begrijpen konden. Gaarne zoude ik over dergelijke onderwerpen doorschrijven maar dan blijft uw lieve brief weder onbeantwoord en dat mag niet.

Ik heb uw haar gekust, Everdine. Het zoude iemand die minder bemint bespottelijk schijnen, maar ik vind het zoo natuurlijk! Dit bragt mij op het denkbeeld een lokje op te zoeken dat ik van Caroline had. Ik leide het naast elkander. Blond en bruin, en ik vond nog meer.

Gij zegt: ‘ik hecht ook zeer veel aan haar.’ Dat ik er aan hecht, spreekt vanzelf, want ik verzocht er u om. Ik wil de roomschheid die er in het bewaren van relieken gelegen is, nu eens ter zijde stellen, en dan moet ik u zeggen dat mij bij het nakijken van mijne souvenirs vele gedachten voor den geest kwamen, heel veel! Bij zulk eene gelegenheid denk ik er dan dadelijk bij: die aandoeningen behooren mijne Everdine, ik moet haar daarvan verslag doen. Bovendien heb ik u geschreven dat ik u alles zoude mededeelen wat er ooit met mij was voorgevallen, maar... ik zie er tegen op!

Ik heb een onbegrensd idee van de vertrouwelijkheid die men in de liefde aan elkander verschuldigd is. Het was daarom van den beginne af aan mijn voornemen om u mijne lotgevallen, waarvan gij het voornaamste slechts weet, naauwkeurig mede te deelen. Daar behoort moed toe. Halve openhartigheid verdient men niet in vergelding van zooveel opregtheid als de uwe, maar lieve beste om billijk te zijn moet men ook in aanmerking nemen dat het een zedig braaf meisje veel gemakkelijker valt, alles wat er ooit in haar omgeving voorviel medetedeelen, dan een jong mensch die van zijn 19e jaar af op zich zelven staan moest. Gij hebt niets kwaads te verbergen, en ik...

Het is heel moeijelijk. Denk nu hierom niet dat ik anders of slechter ben geweest dan anderen, want evenzeer als ik u al mijne misslagen wil mededeelen ben ik er op gesteld niet te slecht door u beoordeeld te worden. Eigenliefde zal ik wel overwinnen, maar ik stuit telkens op het moeijelijke om aan een meisje scènes medetedeelen die moeijelijk onder kiesche woorden te brengen zijn. Ik vraagde u onlangs om verlof u over alles te schrijven, en gij hebt mij daarop zeer fijn geantwoord: ‘dat gij op mijne kieschheid vertrouwdet, en dat ik u dus alles mogt schrijven wat ik voor u nuttig oordeelde.’ Ik ben nu nog even ver, en daarom lieve engel antwoord mij bepaald op de volgende vragen:

Gelooft gij niet dat het mijn pligt is u alles mede te deelen wat er met mij is voorgevallen?

Moet ik zulks doen, ook al komen daarin voorvallen die onkiesch zijn?

Wat weet gij van de levenswijze van jongelui in het algemeen. Is het u bekend dat er een groot onderscheid van zeden bestaat tusschen meisjes en jongelieden?

Vindt gij het beter dat ik mijne confessie uitstel tot na ons huwelijk?

Gij zult wel zeggen dat dit wel naar een verhoor gelijkt met al die vragen, maar geloof toch, lieve beste, dat ik er redenen voor heb u die vragen te doen. Wat ik u bidden mag, antwoord mij duidelijk en loop vooral over de derde vraag niet vlugtig heen. Schroom niet te zeggen wat gij weet, want ik moet mij rigten naar het punt waarop gij staat, en laat toch vooral de opregtheid niet aan delicatesse gesacrifieerd worden. Gij weet mijne denk-beelden over onnozelheid. Ik zoude u minder moeten achten als ik u voor onnozel hield, want onschuld uit onnozelheid is eene negatieve deugd die volstrekt geene waarde heeft. Ik zal het als eene schoone triomf uwer liefde aanmerken, en tevens van het verstand, als gij uwe beschroomdheid als meisje op zijde zetten kunt en mij over dit onderwerp uitvoerig schrijven durft. Denk dat wij als God wil spoedig man en vrouw zullen wezen. Anderen zouden dit niet van u vorderen, maar anderen zouden het zich ook niet tot een pligt rekenen alles te biechten en voor ik dit doen kan moet ik immers wel weten of ik u ook krenk door mijne vertellingen.

‘Weet gij wel dat gij een beetje hooghartig zijt?’ Ei...! Mag ik mijn lief meisje wel eens vragen of dit eene vraag is, of eene opmerking, of eene reprimande, of eene vermaning, of eene louange? Is het een uitroep van verbazing, vreugde of misnoegen? Neen, lieve, ik weet wel hoe gij het bedoelt. Gij prijst eene gepaste hooghartigheid, en keurt stugge trots af. De vraag is nu maar onder welke rubriek mijne bedoelde hoedanigheid behoort, en het antwoord daarop is niet gemakkelijk te geven, daar de eigenliefde zoo gaarne als gepast wil doen voorkomen wat door anderen met grond wordt afgekeurd. Wat hiervan zijn moge, dit is zeker dat ik op dit punt niet in de gewone termen val, want mijne ouders maakten dikwijls aanmerkingen op dit punt schoon zij niet regt wijs uit mij konden worden, evenmin als ik zelf. Bij v.d. Velde waar ik van mijn 15e jaar op het kantoor ben geweest, tot ik naar Indië ging, verzocht men mij dikwijls buiten, en ik ging niet gaarne omdat ik als kleine jongen, die bovendien in eene afhankelijke positie vis à vis hen stond, in het rijtuig achteruit moest rijden, hetgeen ik eens ronduit zeide. Op het kantoor ging ik 's morgens naar het postkantoor, om de brieven aftehalen; daar stond een arme Jood die stalen pennen en potlooden verkocht; die man had vroeger in betere omstandigheden verkeerd, en was vrij beschaafd (hij had ten minste meer litteratuur dan de zoons van mijn patroon). Op zekeren morgen kwam de oudste zoon die buiten's huis woonde aan het postkantoor, en vond mij in drok gesprek met dien jood. Tehuis komende kreeg ik er van langs. Ik gooide mij weg, heette het, dat paste niet; en al vond ik er voor mij niets in, dan moest ik het om hunnentwil laten, daar ik hun bediende was, enz. ‘Dat was nu diezelfde jongen die onlangs niet achteruit wilde rijden!’

Het is waar dat ik mij in vele betrekkingen niet onderdanig schikken kan, en reeds als kind gaf dit aanleiding tot vele berispingen. Noch de omstandigheden mijner familie, noch hunne zwakheid zijn oorzaken dat ik een beetje fier ben, en ik beschouw het dus als een ingeschapen karaktertrek die wel gewijzigd maar niet vernietigd behoeft te worden. Mijn vader die niet begreep hoe ik aan den toon kwam dien ik voerde, meende dat ik bij v.d. Hoeven aan huis bedorven werd, en heeft eens een geruimen tijd verboden met Bram omtegaan. Dit was echter ten onregte, want hij was de zachtheid zelve, en bij zijne familie ademde alles zachtzinnigheid. Ik had eene zucht voor onafhankelijkheid die tot het bespottelijke ging. Mijne moeder wist mij vrij goed te regeren, omdat zij mij dagelijks zag, maar mijn vader die zeer op autoriteit gesteld is, kon zich niet begrijpen dat een kleine jongen zooveel ‘tegen den dienst durfde te morren,’ en dat gaf altijd verdrietige scènes. Zooals ik zooeven verhaalde van dat achteruitrijden en het spreken met dien jood, zou ik u honderde voorbeelden kunnen aanhalen waar schijnbaar hoogmoed en nederigheid met elkander in strijd waren, doch die nederigheid was de echte niet, zooals gij nu wel begrijpt. Het streelde mijnen trots een air protecteur te mogen aannemen. Hoe ik echter aan dien trots kwam, hetzij dan dat dezelve zich in een stouten toon of in eene quasi nederigheid openbaarde begrijp ik nog niet, want mijn stand noch mijne opvoeding leidden er toe.

(Lees bij deze gelegenheid nog eens de geschiedenis van het mutsje dat naast de hoogesluis gewaaid was, en let er eens op hoe juist die historie met het bovenstaande overeenstemt.)

Cateau is nog altijd op Poerwakarta. Zij wacht op eene gelegenheid naar Batavia, die zich zeer zelden voordoet. In den laatsten tijd was zij vrij erg gebrouilleerd met de familie waar zij woont, zoo zelfs dat men haar verzocht had het huis hoe eerder hoe liever te verlaten. ‘Wat heb ik dan toch gedaan?’ vraagde zij. ‘Niets, was het antwoord, maar ik haat je.’ Eens 's avonds hadden wij gewandeld en toen zij tehuis kwam had men zeer op haar geknord en gezegd dat men niet verkoos dat zij met mij sprak. Ik kreeg een briefje van haar waarin zij mij verzocht 's avonds aan haar venster te komen. Dit verzoek was te romanesque om afteslaan, te meer daar ik er het grootste belang in stelde haar te spreken. Zij deelde mij mede, dat men haar zoo brusque het huis ontzegd had, doch verzocht mij om harentwil niet te laten blijken dat ik er van wist, want men had haar verboden het mij mede te deelen ‘omdat Permentier bang voor mij was.’ Zij was heel verdrietig. Naar Batavia kon zij niet uit gebrek aan gelegenheid, en in huis had zij het heel onaangenaam. Ik vraagde of het haar niet een groot genoegen wezen zoude als Mevr. P. weder wel tegen haar was? Natuurlijk ja! Nu zeide ik binnen drie of vier dagen zal zij vriendelijk tegen u zijn. Raad gij nu eens hoe ik dat bewerkte? Luister kindlief. Het analyseren van alles wat ik zei kwam mij hier uitmuntend te pas. Ik had bij Mevr. P. gevonden eene hooge mate van coquetterie (om geen gemeener naam te bezigen). De man is een flaauw karakterloos wezen die zich geheel door haar laat leiden. Nu had ik opgemerkt dat Mevrouw P. stil en stug werd naar mate ik meer met Cateau sprak. Ik plaagde Cateau dikwijls, en eens was zij een weinig geraakt geweest en had mij bits geantwoord. Toen ik haar een oogenblik later vriendelijk aansprak, zeide Mevr. P. ‘ik begrijp niet hoe gij u nog met haar kunt occuperen, nadat zij zoo bits geweest is.’ 's Avonds toen ik van mijne italiaansche venster-audientie terugkwam haalde ik mij alles voor den geest (ik had nog meer dergelijke opmerkingen gemaakt) en de zaak was mij duidelijk. Den volgenden dag ging ik er 's namiddags heen, groette Cateau heel flaauw en noodigde Mevr. P. om te wandelen (het regende, ik kon het dus gerust doen) toen schold ik op den regen, en ging naast haar zitten praten, zonder van Cateau de minste notitie te nemen. Ik hield dat eenige dagen vol, en ik kan u verzekeren dat het arme meisje nu weder zeer in de gratie is, zoo zelfs dat men haar gevraagd heeft om nog een paar maanden te blijven, hetgeen zij natuurlijk heeft afgeslagen. Als Mevr. P. eene andere dame was, zoude ik u deze historie niet vertellen, daar ik vreezen zoude gij mij van te veel inbeelding en fatuiteit zoudt verdenken, maar lieve, het is eene vrouw wier goede opinie volstrekt geene waarde heeft, en ik maak er mij eer schande dan eer uit dat zij een beetje op mij gesteld schijnt te wezen. Ook geloof ik dat hare predilectie niet mij zoozeer geldt als alle jongelui die zij ontmoet, en die een weinig minder lam en flaauw zijn dan haar man. Van Cateau houd ik heel veel, en het is mij waarlijk het eenige genoegen dat de plaats mij oplevert nu en dan met haar te praten. Om verder disharmonie voor te komen vermijd ik het echter mij veel met haar te occuperen. Meisjes zijn toch altijd... meisjes! Zij heeft mij nauwkeurig gevraagd hoe gij er uitziet.

Drie December. Uit uwen laatsten zie ik dat gij het goed hebt opgenomen dat ik zooals gij het noemt ‘het air van echtgenoot’ aanneem. Ik verwachtte dit van mijne Everdine; ik vind het aardig dat gij mij zoo ondeugend vindt en toch genoegen in mijn schrijven schept.

Van de beantwoording der vragen die ik u in dezen brief deed zal het afhangen of ik aan het vertellen kan gaan, tenzij gij dit onnoodig oordeelt. Ik herinner mij dat er in een uwer brieven staat: ‘Ik vind dat men zijne eigene gebreken niet moet openbaren etc.’ In elk ander geval is daarvan wel iets waar, maar ik acht mij een beetje bezwaard het te verzwijgen, hoe ik geheel en al jeune homme ben geweest. Laat u dit niet verdrietig maken. Ik heb er geen idee van hoe men zonder dat wijs kan worden, ten minste als men zeven jaar heeft rondgezworven. Mijn broeder Jan is anders geweest. Hij heeft niet die losheid, die ligtzinnigheid, die jeugd gehad, en hij had toen hij trouwde niets te biechten. Toen hij de laatste keer in dit land was, bragt ik hem 's avonds naar de Harmonie. Eerst speelden we biljart, toen gingen wij met andere jongelui zitten praten. Tegen tien ure werd het stil, ieder ging naar huis, en wij bleven zitten. Ik wist wel dat hij veel van mij hield, maar de onderscheiden zienswijze omtrent onze pligten, bragt altijd eene soort van spanning tusschen ons. Hij wist zeer goed dat ik dingen uitgevoerd had die hij hoogst afkeurde, maar het regte wist hij niet. Dien avond werden wij vertrouwelijk, ik vertelde hem alles zonder menagement voor mij zelven. Dikwijls zag ik de verwondering op zijn gezigt alsof hij zeggen wilde: ik wist niet dat het in de wereld zoo toeging. Hij erkende dat ik ouder was dan hij, ofschoon drie jaren na hem geboren, en toen wij 's nachts om twee uur einde-lijk opstonden, zeide hij: Ik heb niet zooveel kwaad gedaan als gij, Eduard, maar ik moet bekennen dat ik niet in die verzoekingen ben geweest. Ik zie nu duidelijk dat het gemakkelijk is zich rein te houden als men niet in de wereld is, en ik geloof dat ik in uwe positie het er niet zoo goed zou hebben afgebragt.’ Misschien hebt gij er op gelet dat Jan in dien brief welken ik van Anjer van hem ontving schreef: Ik zal moeder zooveel van u vertellen dat zij in plaats van zich te bedroeven, trots op haren jongsten zoon zijn zal.’

Bedenk u eens goed, lieve, hoe gij over eene complete biecht denkt, en of die nu of later moet geschieden. Indien gij oordeelt dat ik mijne openhartigheid te ver drijf, zeg het mij dan, schoon ik in het vertellen, mij zelven waar het billijk geschieden kan, zal trachten te verschoonen, en over het geheel mij op eene volkomene onpartijdigheid toeleggen alsof ik van een ander sprak. De duidelijke beantwoording mijner vragen zal het mij veel gemakkelijker maken. Schrijf niet in puntjes, lieve Everdine, al kost het u moeite u uittedrukken.

Reeds lang geleden schreef ik u over schaamte. Indien eene vrouw onnozel was, keurde ik dit reeds af, maar hoeveel te meer is het in weerwil van alle etiquette, te berispen als zij zich onnoozel houdt. Is het niet direct huichelarij? Want die voorgewende onwetendheid is immers onmogelijk. Toen ik de kleine Bertha onlangs romans zag lezen, heb ik daarover lang nagedacht. Ik wil nu eens vooronderstellen dat het lieve meisje niet begrijpt wat het is als zij leest van ontrouw in het huwelijk bijvoorbeeld, van het verleiden van een meisje enz. enz. Ik wil dit gelooven zeg ik, maar ik geloof niet dat zij 's avonds slapen gaande niet daarover nadenkt en peinst, en in dat geval is het onmogelijk dat zij hare onkunde lang bewaart. Immers als zij de hoofdgebeurtenissen waarover een roman meestal loopt niet begrijpt, dan verliest de lectuur alle zamenhang, en zij zoude er niet zooveel genoegen in kunnen scheppen. Die tijd hebt gij ook gehad lieve Everdine. Is het niet zoo? Laat nooit het denkbeeld in u opkomen dat ik het vrouwelijk geslacht niet acht; ik heb waarachtig den hoogsten eerbied voor vrouwelijke waarde, maar toch weet ik heel goed dat vrouwen menschen zijn, dat heet dat ze hartstogten en driften hebben als wij, zelfs dikwijls sterker, omdat dezelve meer moeten onderdrukt worden ter bewaring van uitwendige zedigheid. Let nu goed op de volgende woorden: ik houd u voor een braaf deugdzaam meisje, niet omdat gij die sensaties niet gevoeld hebt, want dit zoude onnatuurlijk wezen, maar omdat gij de zedelijke kracht gehad hebt dezelve altijd te keer te gaan.

Die kracht nu is prijzenswaardig, als zij niet behoefde aangewend te worden zoude er geene deugd bestaan. Bij ons geslacht is men daarop niet zoo naauwziende, in het oog der wereld compromitteren wij ons niet door dezelfde zwakheden (misdaden?) die eene vrouw schandvlekken. Ik erken dat dit volgens eene zuivere moraal, heel onbillijk is, maar de opinie der wereld daaromtrent heeft toch eenige gronden. Wij worden geheel anders opgevoed, de gevolgen van... (daar schrijf ik nu zelf punttjes, ik durf nog niet anders) zijn voor ons niet zoo in het oog loopend, er bestaat dus voor ons niet die sterke drijfveer om ons rein te houden als bij meisjes. Menig deugdzaam meisje kan een groot gedeelte harer deugd op rekening schrijven van de vrees voor minachting der wereld. Bij ons integendeel heeft het een soort van eer in zich ‘een vrolijke jongen’ te zijn, zoo als men dat noemt. Ik weet wel, die eer is valsch, het is eigenlijk schande, maar toch het verlokt.

Gij hebt mij in een uwer brieven geroemd om mijne opregtheid, lieve beste thans geloof ik in waarheid uwe goedkeuring te verdienen, want het valt mij niet heel gemakkelijk u zoo volledig bekend te maken met het onderscheid tusschen de beide geslachten voor het huwelijk. Is het niet waar, als ik deze zaak geheel onaangeroerd had kunnen laten, dan waart gij misschien in den waan gebleven dat wij evenzoo zijn als gij, en de lieve meisjes die u omringen. Maar lieve, dan ware ik ons huwelijk met eene onopregtheid ingetreden, want iemand door stilzwijgen in eene valsche meening te laten is eene directe leugen, en dan hadden wij niet dien zegen gesmaakt die ik mij nu van een volmaakt vertrouwen in elkanders waarheidsliefde, voorstel. Het is waar, ik had u aangenamer mededeelingen kunnen doen, ik had u in plaats van mijne opmerkingen uit het leven zooals het is, fleurettes kunnen vertellen maar dan had ik eene groote les uit het oog verloren, die ik niet opvolg als ik met meisjes gekscheer, maar die ik niet mag verwaarloozen als ik spreek tot mijne aanstaande vrouw, die ik ernstig bemin: Rien n'est beau que le vrai! Toen ik die vragen deed was ik van plan hierover in dezen brief niet verder uit te wijden, maar bij het nalezen dacht ik het is toch beter dat ik mijne Eefje op den weg help, en dat heb ik, naar ik geloof, nu vrij duidelijk gedaan. Ten minste de vraag of het u bewust is hoe jongelui zijn, heb ik nu zelf reeds beantwoord, en gij zoudt het weten al wist gij het vroeger niet.

Uw gezegde: ‘gij hebt er wel slag van geëngageerd te zijn’ heeft mij heel veel genoegen gedaan, temeer omdat ik geloof dat ik ‘dien slag’ aan mij zelven te danken heb. Nooit heeft men er mij opmerkzaam op gemaakt, noch in boeken, noch in gesprekken dat het ‘vrijen’ (ik heb anders een afkeer van dit woord) eene wezenlijke zaak is. Neen, ik wil dit anders zeggen. Men is gewoon twee jonge lieden die huwen zullen digt bij elkander te zien zitten, elkander handjes geven, lonken en kussen, dit noemt men ‘vrijen’. Maar ten bewijze dat men er niet op gedacht heeft, dat er voor het huwelijk eene toenadering van denkbeelden moet plaats vinden, eene soort van wederzijdsche vatbaarmaking voor de aanstaande standverwisseling, eene opvoeding als het ware, van beide zijden, behoef ik slechts aan te halen dat men daarvoor geen woord heeft. Is het niet waar, Eefje lief, dat gij veranderd zijt sedert eenige maanden. Zijt gij niet meer vrouw dan Constance of Caroline? Welnu, die overgang waarvan ik onlangs sprak, schijnt men in de wereld niet te kennen, want dat wordt in geene taal (zoover ik weet) genoemd. Daar men nu met eigene uitvindingen altijd een beetje ingenomen is, ben ik er door gestreeld dat gij mijne idees goedkeurt, en mij een complimentje maakt over mijne uitvinding. Er zijn vele codes d'amour, maar dit is alles in eenen anderen lageren zin; nooit zag ik eene ‘Handleiding tot het wel voorbereiden van een gelukkig huwelijk’ geannonceerd, en dit zoude toch wel zoo nuttig wezen als de opgave hoe men iemand 's avonds moet aanzien, om hem of haar van ons te doen droomen.

Nu, lieve engel, waarschijnlijk zal ik dezen avond niet aan u kunnen schrijven. De weduwe van den vorigen resident, eene bejaarde dame, is hier gelogeerd. Gastheer en gastvrouw spreken niet, en het arme mensch verveelt zich doodelijk. Gisterenavond heb ik mij geëxcuseerd met te zeggen: het is morgen postdag, en vandaag zal ik het genoegen aan u te schrijven moeten opgeven uit eene soort van verpligting, om die vrouw een beetje gezelschap te houden. Hoe het zij, ik zal altijd aan mijne bruid denken.