Multatuli.online


1016.

Och, m'n geschiedenisjen is zo moeilyk te vertellen! In heel Nederland vindt men waarschynlyk geen talent genoeg... lieve god, dat zeg ik niet! Het wordt ons verweten door 'n Nederlands orgaan. Wie er boos om wordt, moet dat orgaan berispen.

Laat men dan liever zeggen dat ik ditmaal - by uitzondering natuurlyk! - talent tekort komen zal.

Post, beklaag me!

Om dit van harte te doen, moet ge u 't kinderspelletje herinneren, waarin 't verboden is zeker woord - ja of neen, byv. - uit te spreken. Wie 't over zyn lippen laat komen, wordt beboet.

Weet ge waarom kinderen zulke spelletjes uitdenken? Ze zyn onnozel, hebben weinig kennis, nog geen ‘geest’ en zelfs geen andere geestigheid, dan de zodanige die óm 't naieve, slechts kan genoten worden door wie niet naief zyn, door groteren of geheel volwassenen.

Zo ook vond de Maatschappy, om gelyksoortige redenen van pénurie, enige moeilykheden uit, waarvan het overwinnen ie-mand zou worden toegerekend als deugd... by gebrek aan beter. Zy verklaarde zekere woorden, welker gebruik nog al eens te pas komt, voor onbehoorlyk. Wie ze weet te vermyden, speelt het spelletje goed, en wordt toegejuicht, of althans niet berispt. Wie ze uitspreekt, moet pand geven.

Zo, byv. ben ik onlangs in den Spectator beboet, omdat Louise in Vorstenschool den schakel die al wat bestaat tot één geheel maakt, met 'n verboden naam aanduidde. Dat pand - m'n vriendelyke berisper eiste maar 'n half: de uitdrukking was wel niet plat, zeide hy, maar zondigde tegen den goeden smaak - dat halve pand dan werd me afgevorderd door... 'n artist! De weledele heer Kappelman appelleert a minima, en eist tien-, twintighonderdvoudige boete.

Lieve god, kinderen, bedenkt toch dat Louise niet ‘meedoet’ in uw spelletje!

Maar... ik ben Louise niet! Zy had gemakkelyk spreken, en kon mét de Zieners van 't Oude Verbond, ongestraft verheven zyn naar hartelust.

Ik moet wel ‘meedoen’. Als de kinderen my beboeten - m'n Ideeën taboe verklaren! - zou ik omkomen van honger. Cet âge est sans pitié! Daarom zou ik 't in een artist wat... artistieker gevonden hebben, als-i den kinderen geen aanleiding gegeven had hun spelregeltjes toe te passen op denkbeelden en personen die nu juist niet thuis horen in de kinderkamer.

Men moet... deugdzaam zyn. En de gemakkelykste manier om zich voor te doen alsof men aan dezen eis voldeed, bestaat in 't beoefenen van zulke kunstjes. Ik erken dat ik ze wat ontgroeid ben. M'n fout is misschien dat ik te spoedig 'n gelyke volwassenheid veronderstel in anderen.

In 't geschiedenisje dat ik verhalen wil, om op myn wyze toe te lichten waarom we zulke zonderlinge wendingen ontwaren in zeker soort van polemiek, komt zo'n verboden woord voor, en overslaan kan ik 't niet, omdat het 'n hoofdrol speelt in een voorval dat geschiedkundig behoorde te zyn. Ook uit 'n ethnologisch oogpunt is het van enig belang. Twee redenen, dunkt me, die my zouden verontschuldigen, al mag ik dan niet - als Louise - my beroepen op de verhevenheid van een standpunt, dat me ontheffen zou van bedacht zyn op kinderachtigheid van opvatting. Toch hebben Geschiedenis en ethnologie ook haar rechten, nietwaar? O zeker, als ik voor volwassenen schreef!

Ik zal m'n geschiedenisje vertellen, en me van dat moeilyke woord afmaken zo goed ik kan.

Ik zat dan op Batoe-Gadjah [*] Batoe-Gadjah = olifants-steen. Aldus heet, naar den vorm van een in de nabyheid gelegen rotsklomp, het verblyf van den Gouverneur der Molukse Eilanden, te Amboina.
(1872)
te praten met den goeden generaal Cleerens die me, zonder dat-i 't wist, les gaf in de krygskunde van z'n tyd. Hy verhaalde my van Suchet en Junot. En van Wellington. Den worstelstryd op 't Schiereiland leerde ik geheel anders kennen dan uit m'n ‘geschiedenisboekjes’. Ik zeg niet: beter, maar... ze werd me voorgesteld in een geheel ander licht. Minder boekerig.

Ik wist zeer goed dat Cleerens onder z'n kameraden niet doorging voor 'n feniks in de kunstjes van 't métier. Maar dapper was-i. Dit ontkende niemand. Het eigenaardig vuur van den sabreur bezielde hem nog, toen byna alle andere gloed in hem gedoofd werd, ja toen hy overigens nagenoeg kinds was. Zyn opmerkingen over ‘krygskunde’ droegen overal meer blyken van karakter en hart, dan van studie. In z'n laatste levensjaren nog, zou hy op elken vyand dapper hebben ingeslagen, en waarschynlyk zich van menigen krygskundigen tegenstander het verwyt op den hals gehaald hebben, dat-i hem op den kop had getikt zonder de voorgeschreven regels in acht te nemen.

Nu, zo dom was Napoleon ook, vooral toen-i nog Bonaparte heette.

Ik zag den goeden ouwerwetsen Cleerens enige malen in omstandigheden die me de mogelyke krygskundige waarde van zo'n infaam gebrek aan krygskunde deden inzien, en ik geloof een-en-ander van hem geleerd te hebben. Doch hy wist niet dat ik les nam. Hy verhaalde, praatte, tekende my de positiën voor... En ik luisterde!

De tiendaagse veldtocht was hem 'n doorn in het vlees. Dat terugtrekken van 't Hollands leger op kommando van Sir Robert Adair en van Belliard...

- Begut, joenge, 't was zoe hard veur me. Iek begont juust wat order ien m'n troep te kragen... en ze wulden wel vooreut. Die dertigduzend Fransen onder Gerard zoden uns gien kiend gemoakt hebben, mient ge wel?

Zo sprak Cleerens. Misschien vinden sommigen dat hy zich anders had behoren uit te drukken. Ik oordeel niet, en geef den nagalm uit 'n verleden en byna vergeten tydvak, zoals ik dien opving. De historieschryver heeft het recht niet, z'n poppen aan te kleden naar de mode van den dag...

Toch zit ik nog altyd in grote moeilykheid over het verboden woord dat weifelend in m'n pen hangt. Om wat moed op te doen...

De naieve oude generaal zou zeggen: ‘begut joenge, sloa d'r op ien!’

Hm... dit zou hy niet gezegd hebben. Civiele courage was z'n zaak niet! De man die gedurende de eerste helft van z'n leven, alle voorkomende moeilykheden slechts had leren kennen van de eenvoudigste zy, en niet begreep dat er ingewikkelder vraagstukken te behandelen zyn, dan 't kiezen tussen ‘terug’ en ‘vooruit’... hy die zelfs de spanning van deze keus niet kende, omdat-i eens-voor-al het laatste tot z'n wachtwoord maakte... Och, diezelfde man zat zo bitter in angst voor... papier! Ik heb hem byna krankzinnig gezien, by 't staren op 'n bundel besluiten van de Algemene Rekenkamer: ‘den Gouverneur der Molukse Eilanden, gewezen Resident der Preanger Regentschappen, ten fine van beantwoording en opheldering’.

- Koent ga me seggen, joenge, wat ze doch mienen met hoen ten fine? Doar en ies nieks faains ien, gedeumi, mient ge wel?

Ik heb hem zien sidderen by 't openen van officiële stukken die hem begroeven onder administratieve subtiliteitjes...

- Ga koent doch nie oal dien pinnelikkers oep den soabel roepen, mient ge wel?

Dát had-i graag gedaan, waarachtig!

Maar men zou hem geantwoord hebben met de vraag, op welk staatsblad-artikel zodanig voorstel tot... afdoening ener administratief-financiële kwestie berustte?

Och, 't is zo'n treurig gezicht, een held te werk gesteld te zien als kommies! Willem II, die zoveel van Cleerens hield - ze wa-waren uit één deeg! - had hem ánders moeten belonen voor z'n trouw in '30 en '31, dan door hem de keus te laten tussen een... suikerkontrakt en 'n residentsplaats! En Cleerens had anders moeten kiezen. Of beide verwerpen misschien! Want ook voor rykworder deugde hy niet.

Ach, hy wist niet wat het inhad: pékin te zyn! (402)

- Zou den Kazer oek zoeviel laast gehad hebben van dat verdoemelaken geschraaf? jammerde hy.

Zeker zou hy in de eerste helft van z'n loopbaan evenmin begrepen hebben, hoe moeilyk 't soms 'n schryver vallen kan... een geschiedenisje te verhalen aan zekere hoorders die niet gewoon zyn de snykamer te bezoeken, of die althans aan menskundige studiën nauwer terrein aanwyzen, dan ze durven vorderen voor anatomie.

Zou ook misschien hierin de oorzaak liggen, dat we verder in anatomie zyn dan in menskunde?

Om wat moed op te doen, laat ik m'n braven generaal even los, en ga eens in de leer by andere Geschiedschryvers.

Hoe maakten zy 't, wanneer ze geschiedenisjes te verhalen hadden, die... waarin...

Misschien vind ik iets dat me dient, in Tacitus.

't Is nu maar te hopen dat deze Meester - hoeden af voor hem! - den lezer fatsoenlyk genoeg zy.