Multatuli.online


965.

Ach, m'n arme cyfers! Herinnert zich de lezer, hoe ik in m'n derden bundel werd gehinderd door ossen en helden? Ik begin te geloven dat de goden jaloers op me zyn. Telkens hebben zy iets nieuws by de hand, om my te storen in m'n arbeid. Daar lieten ze nu Thorbecke sterven, alleen om my te plagen. Toen ik uit de couranten vernam dat de man ziek was, verheugde ik my met wysgerige hartelykheid. Ik hoopte namelyk by gelegenheid van z'n dood, nu eindelyk eens te weten te komen wat hy had uitgericht.

En zie, m'n uitzicht op dat beetje wetenschap is weer verydeld. Sedert weken las ik met de grootste aandacht allerlei toe- en aanspraken, en bleef even onwetend als tevoren. De brave Schager heeft wel gelyk! M'n onkunde is ingeworteld, onuitroeibaar... intens!

En... er wordt 'n standbeeld opgericht voor dien Staatsfeniks! Het nageslacht zal vragen, wat ik nu vraag: waarom?

En misschien zal het van zyn kant 'n standbeeld oprichten voor den man die duidelyk antwoord geven kan op deze vraag.

We zyn waarlyk niet vooruitgegaan sedert de dagen der eerste godenmakers!

De oude Krates in 't zevende sprookje van gezag, kón wat, dééd wat. Zeus donderde, en droeg heel Europa op z'n rug. Jehova vond kleermaken en decentie uit. St Eloy, die al te hoogmoedige hoefsmid, werd van z'n verwaandheid genezen door Jezus * 
zelf, die hem een duchtig lesje gaf in 't beslaan van paarden. Onze Thorbecke...

Kom aan, eerst iets over dien Eloy, ook 'n heilige! 't Onderwerp is minder vervelend.