Multatuli.online


Alphabetische lijst van verklaringen


De aanduidingen (I), (II) etc. verwijzen naar uitvoeriger omschrijvingen in een der voorgaande delen.

abacus (Lat.): speeltafel.
Abailard en Héloïse: middeleeuws liefdespaar, hij scholastisch theoloog (1079-1142), zij abdis; hun briefwisseling is een beroemde letterkundige vervalsing, in 1841 in het Latijn uitgegeven door Orelli.
à brûle-pourpoint (Fr.): op de man af, vlak in 't gezicht.
Académie Française: Franse maatschappij ter bevordering van letterkunde en wetenschap; gesticht in 1635.
Adair, sir Robert -: Engels diplomaat (1763-1855), ambassadeur te Wenen, Konstantinopel en Brussel.
ad collegium constituendum (Lat.): voor het vormen van een groep.
adhuc sub judice lis (Lat.): tot nu toe is het geschil nog onder de rechter; d.w.z. de rechter zal nog moeten beslissen.
ad usum delphini (Lat.): ten gebruike van de Franse kroonprins (Dauphin); bewerkt, gekuist, gecensureerd.
Aeschylus: Grieks toneelschrijver (525-456 v. Chr.), ontwikkelde de dramatische samenspreking en werd zo de eigenlijke schepper van het treurspel.
Aglaja (Gr.): naam van een tijdschrift (1848-1862), bevattende handwerken voor dames.
a governo (It.): tot richtsnoer; ter inlichting.
à la porté de tout le monde (Fr.): onder het bereik van iedereen.
Alcibiades: Grieks veldheer en staatsman (450-404 v. Chr.). (II)
Alexander de Grote: koning van Macedonië (356-323 v. Chr.) (III)
Almanach de Gotha: almanak met bijzonderheden van vorsten (II)
Aloysius van Gonzaga: Jezuïet (1568-1591), oudste zoon van een Noord-Italiaanse markgraaf, deed van zijn voorrechten afstand om zich aan het godsdienstige leven te wijden. Geldt als voorbeeld van kuisheid. In 1726 heilig verklaard, patroon van de studerende jeugd.
altera pars (Lat.): het andere deel, de wederpartij.
amarant: purperkleurig.
ambages (Lat.): dubbelzinnigheden.
ambire (Lat.): rondgaan; pogen een ambt te verkrijgen.
ambitio (Lat.): het rondgaan om een ambt te verkrijgen; eerzucht.
a minima (Lat.): appelleren a minima: in hoger beroep gaan, op grond van het minst belangrijke.
Anadyomene: bijnaam van Aphrodite, godin der liefde, nl. de (uit de zee) omhooggestegene.
Analaboe: plaats op Sumatra, in Atjeh.
à nos moutons, (revenons -): gezegde uit de Franse klucht Maistre Pierre Patelin (15de eeuw): laten we terugkeren tot onze hamels, d.w.z. om weer op ons onderwerp terug te komen...
antediluvium (Lat.): tijdperk vóór de zondvloed.
anthropofagie: menseneterij.
apofthegmisch (Gr.): als een spreuk, een gezegde.
à qui de droit (Fr.): voor wie er recht op heeft.
aristotelische eenheidsregels: volgens de Poëtica van Aristoteles moet een tragedie slechts één handeling bevatten, en zich op één plaats en binnen één etmaal afspelen.
arrondissering: afronding, uitbreiding.
artis et scientiarum magistra (Lat.): meesteres van kunst en wetenschappen.
Aspasia: vriendin van Perikles (geb. ± 470 v. Chr.), geestige en ontwikkelde vrouw.
Atjeh: de oorlog met Atjeh werd op 26 Maart 1873 verklaard en sleepte zich tot 1904 voort.
Augustulus, Romulus -: de laatste, zestienjarige keizer van West-Rome, in 476 door Odoaker ten val gebracht.
avanie (Fr.): hoon, moedwillige belediging.
baar: nieuweling, vooral in Indonesië; hiervan afgeleid: baars, en baarsheid. (V)
Bagelen: residentie op Midden-Java. (I)
Banjoemaas: plaats, district, afdeling en residentie op Java.
balé-balé (lndon.): rustbank van bamboe of hout.
Barbier van Sevilla: opera van G. Rossini (Il barbiere di Siviglia, 1816), naar een blijspel van Beaumarchais, waarin een slimme baardscheerder de gelieven bij elkaar brengt.
Beets, Nicolaas -: Nederlands theoloog en letterkundige; auteur van de Camera Obscura (1839) en van de opstellenbundel Verpoozingen (1856). (III)
bégueule (Fr.): preuts, nuffig.
Beka, Johannes de -: Nederlands kroniekschrijver, 14de eeuw, behandelde meer litterair dan historisch de geschiedenis van Holland en Utrecht tot 1346.
Bellamy, Jacobus -: Nederlands letterkundige (1757-1786). (IV)
Belliard, Augustin Daniel Graaf -: Frans generaal (1769-1832), maakte alle veldtochten onder Napoleon mee en organiseerde in 1831 het Belgische leger.
Benkoelen: residentie op de westkust van Zuid-Sumatra; met gelijknamige hoofdstad.
beo: vogel, afkomstig uit Indonesië en Zuid-Azië, die gemakkelijk leert spreken.
Berg, Ahasuerus van den -: Nederlands predikant en dichter (1733-1807), bevriend met de dichteres Elisabeth Maria Post (1755-1812); schreef voor haar anoniem verschenen boek ‘Het Land, in brieven’ een voorrede, waarin hij de sentimentaliteit van Feith verwierp (1788).
Beukels, Willem -: visser (1340-1397), wonende te Biervliet; vond in 1386 het haringkaken uit.
Bilderdijk, Willem -: Nederlands dichter en geschiedschrijver (1756-1831), was na 1795 als Orangist jarenlang balling, keerde tijdens Lodewijk Napoleon terug en stond bij deze vorst in de gunst. Zijn werk gold tot ongeveer 1860 als geniaal.
biologie: hypnotische kracht, waarmee iemand de wil van een ander aan de zijne onderwerpt.
Blitar: regentschap van de residentie Kediri, in Oost-Java.
Boekzaal der geleerde Wereld, De -: Nederlands tijdschrift, gesticht in 1692 door Petrus Rabus; het bestond in verschillende gedaanten tot 1865.
bogowontisch: niet oorbaar; opzettelijk vermeden. Een door Multatuli gevormde afleiding van de riviernaam Bogowonto, (II). Zie Idee 1022.
Bonische expeditie: Nederlandse militaire actie tegen Bone (of Boni), in het Z.W.-schiereiland van Celebes; Maart 1860.
Boro: plaats in de residentie Soerabaja (Java).
Bozzaris, Marco -: held uit de Griekse onafhankelijkheidsoorlog (1788-1823), gesneuveld bij Missolunghi.
Brantas: op een na de grootste rivier van Java, ook rivier van Kediri genaamd.
Brata Yoeda: schuilnaam van Agathon Marius Courier dit Dubekart (1839-1885).
bravo (It.): gehuurde moordenaar.
Brennus: legeraanvoerder der Galliërs, overwon de Romeinen in 378 v. Chr.
Brielse feesten: feestelijke, door de Roomsen gecritiseerde, herdenking (1 April 1872) van de inneming van Den Briel door de Watergeuzen, in 1572.
Brusselse Congresnaald: de 47 m hoge zuil, in 1859 opgericht ter herinnering aan het Nationaal Congres (1831), dat de Belgische Grondwet opstelde.
Bruyn Kops, J.L. de -: hoogleraar te Delft (1852-1887). (II)
Bulwer-Lytton, Edward George -: Engels schrijver en staatsman (1803-1873). Schreef o.a. de historische roman The last days of Pompeï (De laatste dagen van Pompeji, 1834) en het melodramatisch toneelstuk Night and Morning (1841), met de zinspreuk: Time-Faith-Energy (Tijd-Geloof-Werkkracht).
Buys, Johan Theodoor -: Nederlands staatsrechtsgeleerde (1828-1893). (II)
caetera desunt (Lat.): de rest ontbreekt.
Calatrava-orde: Spaanse ridderorde, gesticht in 1158.
Cambronne, Pierre -: Napoleontisch generaal (1770-1842). (V)
Camillus: Romeins veldheer, veroverde Veji op de Etrusciërs; gestorven 365 v. Chr.
cant (Eng.): fraze, geleuter.
captatio malevolentiae (Lat.): streven om de onwelwillendheid van anderen op te wekken; variant van: captatio benevolentiae. (I)
caramba: spaanse vloek.
Caroline Amalia Elizabeth: hertogin van Brunswijk, koningin van Engeland (1768-1821), gemalin van George IV. Het door de koning tegen haar uitgelokte proces wegens echtbreuk moest worden gestaakt, daar de openbare mening duidelijk te haren gunste sprak.
carte forcée (Fr.): kaart die men tegen wil en dank moet kiezen bij een kaartentruc.
ça sent l'enfermé (Fr.): dat ruikt muf.
castra (Lat.): legerkamp.
casus positiones (Lat.): veronderstelde, mogelijke gevallen.
Catharina de Grote: Duitse prinses van Anhalt-Zerbst (1729-1796), echtgenote van tsaar Peter III en na zijn gewelddadige dood als Catharina II keizerin van Rusland (1762-1796): despotisch en verlicht.
Catullus: Romeins lyrisch dichter (87-54 v. Chr.).
caveat (Lat.): hij hoede zich; laat hij oppassen!
cet âge est sans pitié (Fr.): deze leeftijd kent geen medelijden; kinderen zijn wreed.
ceux qui s'appliquent trop aux petites choses (Fr.): zij die zich te zeer op kleine zaken toeleggen... (blijken tot grote onbekwaam).
chassez-croisez (Fr.): plaatsverwisseling. (II)
châtelaine-keten: eig. ketting van de kasteelvrouw, dus met sleutels en dgl.
Chresos: hoofdpersoon van het tweede sprookje uit Multatuli's Minnebrieven. Zie deel II, blz. 104.
Christiania: vroegere naam van de Noorse hoofdstad Oslo.
Cimon: beroemd Atheens veldheer (gest. 449 v. Chr.).
circumspice (Lat.): kijk om u heen.
Clarissa Harlowe: roman van de Engelse auteur Richardson (1748).
claudite (Lat.): houdt op!
Claudius, Matthias -: Duits letterkundige (1740-1815), auteur van populaire gedichten en redacteur van het tijdschrift ‘Der Wandsbecker Bote’; pseudoniem: Asmus.
Cleerens, Johannes Baptista -: Nederlands-Indisch militair (1785-1850). (I)
Collatinus, Lucius Tarquinius -: voornaam Romein, echtgenoot van Lucretia.
commilitonen: medestrijders; mede-studenten.
compte-rendu (Fr.): samenvatting, verslag.
concordantie: overeenstemming; speciaal alfabetische lijst van bijbelplaatsen.
concussie: afpersing, knevelarij, knoeierij.
confiteor (Lat.): ik beken; aanhef van de R.K. schuldbelijdenis.
Constantijn: pseudoniem van M.P.W.C. Van der Does-Scheltema, die in 1871 het verhaal ‘Hilda’ schreef, een pleidooi voor de moderne theologie.
contritie: wroeging.
corpus juris (Lat.): documenten betreffende het Romeinse recht, op last van keizer Justinianus I (527-565) gerangschikt. (V)
coup de jarnac (Fr.): verraderlijke stoot. (V)
Courier dit Dubekart, Agathon Marius -: Ned.-Ind. bestuursambtenaar (1839-1885), schreef in 1869: Feiten van Brata Yoeda of Ned.-Indische toestanden (verschenen 1872). Wegens laster tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld.
coutumier du fait (Fr.): wie iets niet voor de eerste keer doet.
Cruikshank, Georges -: Engels tekenaar, vooral van caricaturen (1792-1878).
curavit et emendavit (Lat.): verzorgd en uitgegeven door...
curriculum vitae (Lat.): levensloop.
Daendels, Herman Willem -: Nederlands staatsman en militair (1762-1818), van opleiding advocaat en tijdens zijn ballingschap (1787-1795) te Duinkerken handelaar. (I)
Danaïden: dochters van Danaos die wegens moord op hun echtgenoten voor straf in de onderwereld water in een doorboord vat moesten scheppen.
Darwinisme: leer van Charles Darwin (1809-1882) over het ontstaan der planten- en diersoorten; van grote invloed op het natuurwetenschappelijk denken in de 19de eeuw.
deballotteren: door stemming een voorgedragen lid afwijzen.
deductie: afleiding van het bijzondere uit het algemene; afgeleide waarheid, gevolgtrekking.
Defoe, Daniel -: Engels letterkundige (1661-1731), bekend als de schrijver van Robinson Crusoë (1719). (IV)
Déjazet, Pauline Virginie -: Franse toneelspeelster (1797-1875), speelde voornamelijk travestie-rollen.
Deken, Aagje -: Nederlands letterkundige (1741-1804); schreef samen met Betje Wolff-Bekker o.a. de romans-in-brieven: Sara Burgerhart, en Willem Leevend.
Delftse School: Polytechnische school te Delft, in 1863 opgericht, en in 1905 uitgebreid tot Technische Hogeschool.
démarquer le linge d'autrui (Fr.): het merk wegnemen uit het linnengoed van een ander; een platte navolging leveren.
de mortuis nil nisi verum (Lat.): over doden niets dan de waarheid.
Dendera(h): een van de beroemdste Egyptische steden, ten Noorden van Thebe gelegen. In 1870 en vlg. verscheen hierover een vierdelig werk van de Franse geleerde A. Mariette.
desinit in piscem (mulier formosa superne -) (Lat.): een vrouw die mooi van boven is, eindigt met de staart van een vis. (Horatius, Ars poëtica), d.w.z. het slot beantwoordt niet aan het veelbelovende begin.
dialectisch: redeneerkundig, tot de kunst der wijsgerige bewijsvoering behorend.
diatomeeën: eencellige algen, kiezelalgen.
Dickens, Charles -: Engels romanschrijver (1812-1870). Sedert 1858 gaf hij voorlezingen uit eigen werk.
difficile epigramma non scribere (Lat.): het is moeilijk geen puntdicht te schrijven (variatie van Juvenalis' vers: difficile satyram non scribere, het is moeilijk geen satire te schrijven). (V)
difficulté vaincue (Fr.): overwonnen moeilijkheid.
digitaline: vergiftig geneesmiddel van het vingerhoedskruid, toegepast bij hartzwakte.
digitus dei (Lat.): de vinger gods.
diis faventibus (Lat.): indien de goden welwillend zijn.
Dipo Negòrò, Pangéran Anto Wirio -: Javaans vorst (± 1785-1855), en opstandeling. (I)
disert (Fr.): welbespraakt.
Dolland, John -: Engels opticien (1706-1781), uitvinder van de achromatische verrekijker.
Don Carlos: toneelspel van Schiller (1787); een der figuren hieruit, de Marquis van Posa, is drager van progressieve staatkundige denkbeelden, tegenstander van het despotisme.
Donna Lodovica de la Mancha: schertsende toespeling van Louise, in Vorstenschool, op Don Quichot de la Mancha (1605). (III)
Drutni (oudhoogduits): heer, god.
duitenplaterij: afleidingsmanoeuvre. Zie deel II, blz. 201. (I)
Dumas fils, Alexandre -: succesrijk Frans auteur (1824-1895). (III)
Duymaer van Twist, Mr Albertus Johannes -: Liberaal staatsman (1809-1887), G.-G. van Nederlands-Indië (1851-1856). (I, IV)
économie de bouts de chandelle (Fr.): verkeerde zuinigheid.
Eduard van Engeland: Eduard I (1239-1307), koning sedert 1272.
Egmont: toneelspel van Goethe (1787); de held is zeer gehecht aan het eenvoudige burgermeisje Klärchen.
Elmire: vrouwelijke rol uit Molière's Tartuffe; echtgenote van Orgon.
Eloy, Saint: Sint Eligius, bisschop van Noyon (588-660), geloofsverkondiger in de Nederlanden, oorspronkelijk goudsmid, vertrouweling van koning Dagobert I; patroon van ambachtslieden die de hamer als werktuig gebruiken.
en désespoir de cause (Fr.): ten einde raad.
Engels trompetter: iemand wiens geringe betekenis quasi wordt vergroot doordat hij buitenlander is; vgl. deel V, blz. 487.
entiérisme: een naar volledigheid strevende gezindheid.
entomologie: insectenkunde.
épicier (Fr.): kruidenier; droogstoppel.
épineus (Fr.): doornig, netelig.
e poi morir, Napoli vider - (It.): Napels zien en dan sterven.
eripuit sceptrum tyrannis (Lat.): hij heeft de scepter aan de tyrannen ontrukt.
Eschenbach, Wolfram von -: middeleeuws duits dichter (± 1170-± 1220); schreef o.a. het epos Parzival.
estote (Lat.): gebiedende wijs: weest!
étoffe moëlleuse (Fr.): zachte stof; citaat uit Molière's Tartuffe, IIIde bedrijf, 3de toneel.
eureka (Gr.): ik heb gevonden. Uitroep van Archimedes, toen hij een langgezochte natuurkundige wet ontdekte.
Euripides: Grieks toneelschrijver (480-406 v. Chr.), door zielkundige verdieping voorbereider van het modern drama.
ex ungue (leonem) (Lat.): aan de klauw kent men de leeuw.
facultas docendi (Lat.): geschiktheid om een bepaald vak te onderwijzen.
faire amende honorable, la torche au poing et la corde au cou (Fr.): vergiffenis vragen met de toorts in de hand en het touw om de nek.
fari (Lat.): spreken; dus infant: wie niet spreekt, het kind; infanterie: knapen, knechten, voetvolk.
faublasserie (Fr.): wuft gedrag op de wijze van Faublas, held van een roman van Louvet de Couvray (1760-1797).
Feringa, Dr Frederik -: Nederlands publicist (1840-1905). (III)
Figaro, Le -: Frans blad, opgericht in 1826.
Figaros Hochzeit: de bruiloft van Figaro, opera van Mozart (Le nozze di Figaro 1786, tekst van Da Ponte) naar een blijspel van Beaumarchais (1784). (I)
filiatie: afstamming, samenhang.
fille de marbre (Fr.): meisje van steen, ongenaakbare jonge vrouw; Filles de marbre is een toneelspel van Barrière en Thiboust uit 1853; in Nederland vertoond als: Marmeren beelden, ijskoude harten.
fin de non recevoir (Fr.): grond van niet-ontvankelijkheid.
flectere (Lat.): buigen, speciaal het verbuigen tot naamvallen.
Fliegende Blätter: humoristisch doch onpolitiek Duits tijdschrift, opgericht in 1844.
flos pulcherrimus rosa (Lat.): de schoonste bloem is de roos.
Frauenlob: bijnaam van Heinrich von Meissen, laatmiddeleeuws Duits dichter (± 1250-1318).
Fraunhofer, Josef von -: Duits opticien (1787-1826), hoogleraar te München, verbeteraar van de verrekijker.
Frédéric le philosophe: Frederik II van Pruisen (1712-1786), bijgenaamd de Grote.
Freischütz: Duitse romantische opera, muziek van Weber, tekst van Kind (1821).
garotten: knevelen, binden, met een halsijzer worgen.
Gassendi: eig. Pierre Gassend (1592-1655), Frans wijsgeer en natuurkundige.
geitouw: lopend touw, waarmee men een zeil inkort.
Gérard, Etienne Maurice Graaf -: Frans maarschalk (1773-1852), streed onder Napoleon I, verdreef de Nederlanders in 1831 uit België; was twee maal minister van oorlog.
Geyter, Julius de -: liberaal Vlaams letterkundige (1830-1907), die o.a. de Reinaert in het Nieuw-Nederlands bewerkte met behoud van het oude ritme. Vriend van Multatuli.
Glorioso: roversroman van Christian August Vulpius, (1762-1827); bekender nog werd zijn ‘Rinaldo Rinaldini’.
Gorkum, Wilhelm Johan van -: Nederlands opvoedkundige (1827-1888), superintendent van onderwijs in de Zuid-Afrikaanse Republiek, schoolopziener te Leiden en Goes; schreef o.a. over vraagstukken van Indisch staats- en bestuursbeleid.
Gott sei bei uns (D.): God zij bij ons, God sta ons bij. Uitroep om de duivel te verjagen, deswege aanduiding van de duivel zelf.
Götz von Berlichingen: Duits ridder ‘met de ijzeren hand’ (1480-1562), een der aanvoerders in de boerenopstand van 1525; held in een drama van Goethe.
Gracchus, Tiberius en Gajus: Romeinse volkstribunen. (IV)
Grandison, Sir Charles -: roman van Richardson. (I)
gratus, gratior, gratissimus: de trappen van vergelijking van het Latijnse woord voor: bevallig, aangenaam, dankbaar.
Griekse uitdrukkingen:
δόξη (dox): mening, leer.
ἔφη (efe): hij heeft gezegd.
ποίησις (poièsis): dichtkunst.
ῥ (rho): de letter r in het griekse alfabet.
υ (upsilon): de letter u of y in het griekse alfabet.
ὤδη τράγου (odè tragoe): eig. bokkenlied, primitieve magische maskerdans met zang, veronderstelde oorsprong van de Griekse tragedie. μόνη ἡ Πυϑιὰς οὔτε τι ϰατεψεύσατο ἀυτῆς, ϰαίπερ πιϰρότατα βασανισϑε῀ισα, ϰαὶ τέλος ὡς ὁ Τιγελλῖνος ἐνέϰειτο ἀυτῆ, προσέπτυσέ τε αυτῷ ϰαι ἐῖπε Καϑαρώτερον, ὦ Τιγελλῖνε τὸ ἀιδοῖον ἡ δέσποινα μου τοῦ σοῦ στόματος ἔχει (Dio Cassius LXII, 13 Ed. Bekker): alleen Pythias loog niet over haar, hoewel zij op de pijnlijkste wijze gefolterd werd, en tenslotte, toen Tigellinus heftig bleef aandringen, spuwde zij hem in 't gezicht en zei: Mijn meesteres heeft meer fatsoen in haar schaamdeel, Tigellinus, dan jij in je mond. - Aan welke uitgave Multatuli dit citaat, in ietwat andere vorm, ontleend heeft, is niet bekend. Het woord σωμα betekent: lichaam. Tacitus vermeldt dit voorval in zijn Annales XIV: 60.
Grooff, Jacobus -: eerste bisschop der Missie van Batavia (1800-1852), herhaaldelijk in botsing met de Ned. Indische regering en in 1846 met zijn assistenten verbannen.
Gustaaf Adolf: koning van Zweden (1594-1632), aanvoerder der Hervormden in de 30-jarige oorlog; gesneuveld bij Lützen.
guillemet (Fr.): aanhalingsteken.
habet sua fata (libellus) (Lat.): een boek heeft zijn lotgevallen; eigenlijk in het meervoud: habent sua fata libelli (Terentianus Maurus, Carmen heroicum, vers 258).
Hall, mr Jacob Nicolaas van -: Nederlands letterkundige (1840-1918), wethouder van Amsterdam; mede-oprichter van het Nederlands Toneelverbond, redacteur van het tijdschrift Het Nederlands Toneel en van De Gids. Vriend van Multatuli, een der eerste pleitbezorgers van ‘Vorstenschool.’.
Hall, Maurits Cornelis van -: Nederlands jurist, staatsman en letterkundige (1768-1858), auteur van lijkdichten, romans en een verhandeling over het hekeldicht.
Halma, François -: Nederlands drukker, uitgever en letterkundige (1653-1722), vriend en bewonderaar van Rotgans.
hamlark: vermoedelijk (zie Ts. LXIII (1944) blz. 302) een omzetting van de eerst door Multatuli gevormde samenstelling: lamhark. Eenvoudiger is het echter, dit woord van Von Schukenscheuer (Vorstenschool, eind derde bedrijf) te beschouwen als een comisch-zenuwachtige dooreenhaspeling van de scheldwoorden lam en hark.
Hartmann, Eduard von -: Duits wijsgeer (1842-1906), schrijver o.a. van Philosophie des Unbewussten (1869).
Hasebroek, Johannes Pieter -: Nederlands godgeleerde en letterkundige (1812-1896), predikant te Heiloo, schreef onder het pseudoniem Jonathan de bundel ‘Waarheid en Droomen’ (1840).
Haspels, Derk Jan -: Nederlands toneelspeler (1837-1903), creëerde in 1875 de rol van koning George in Multatuli's Vorstenschool.
Haspels, Jacob Marinus -: Nederlands toneelspeler (1829-1898), die voornamelijk karakterrollen vertolkte; hij richtte in 1874 met A.J. Le Gras en W. van Zuylen de Nieuwe Rotterdamse Schouwburgvereniging op. Creëerde in 1875 de rol van Van Huisde in Multatuli's Vorstenschool. Vriend van Douwes Dekker: regelde voor hem zijn voordrachtentournée's.
Hebel, Johann Peter -: Duits letterkundige (1760-1826), auteur van gedichten in Alemannisch dialect en van kleine vertelsels, verzameld in ‘Schatzkästlein des rheinischen Hausfreundes’ (1811).
Henri Quint: Henri Charles van Bourbon-Chambord, Franse troonpretendent (1820-1883), in 1830 te Bordeaux door zijn aanhangers als Hendrik V tot koning uitgeroepen; hij leefde in ballingschap.
hoc signo (Lat.): door dit teken, het teken van het kruis nl.
Hodges, Charles Howard -: portretschilder en graveur (1764-1837), geboren in Engeland. Later werkte hij in Nederland.
Hoevers, Willem -: Nederlands godgeleerde (1827-1884), predikant te Den Haag sedert 1862; in orthodoxe geest opgevoed, vrijzinnig, doch gematigder dan Zaalberg.
hofartig: door Multatuli gevormd Duits woord voor: hof-achtig, zo als het aan een hof behoort. Als verklaring van: hovaardig, is deze afleiding onjuist; de etymologie wijst: hoog en vaart als samenstellende delen aan.
Hoff, Malzextract van -: middel tegen aandoeningen der ademhalingsorganen (III).
Hölty, Ludwig -: Duits lyrisch dichter, (1748-1776) auteur van het populaire ‘Üb' immer Treu und Redlichkeit’.
Houbraken, Arnoldus -: Nederlands schilder en letterkundige (1660-1719), auteur van ‘Groote Schouwburgh der Nederlandsche Konstschilders’ (1718-1721).
Hubrecht, Paul François -: Nederlands rechtsgeleerde (1829-1902), secretaris-generaal bij het departement van binnenlandse zaken, lid van de Raad van State.
Humoristisch Album: Nederlands tijdschrift uit de 19de eeuw, verscheen sedert 1856.
Huydecoper, Balthazar -: gezagrijk Nederlands letterkundige en taalgeleerde, (1695-1778).
iam satis (Lat.): (dit is) al voldoende. Door Multatuli spottenderwijs gevariëerd tot: iam zatis.
Idus Martiae (Lat.): volgens de Romeinse kalender de 15e Maart; in 44 v. Chr. de dag waarop Julius Caesar vermoord werd; fig. gevaarlijk tijdstip, waarvoor men gewaarschuwd is.
imprimatur et legatur (Lat.): het (geschrift) worde gedrukt en gelezen. Formule voor het doen drukken en verspreiden van door de R.K. kerk goedgekeurde boeken.
index (librorum prohibitorum) (Lat.): lijst van door de R.K. kerk verboden boeken.
in duodecimo (Lat.): zeer klein, eig. boekformaat waarbij het vel in twaalven is gevouwen, zodat er 24 bladzijden zijn, en niet 16 zoals gewoonlijk.
in effigie (Lat.): in beeld, niet in werkelijkheid.
in extremis (Lat.): in het uiterste uur, in doodsgevaar.
iniek: onbillijk, onrechtvaardig, wederrechtelijk.
in pessimis voluisse sat est (Lat.): bij zeer slechte ondernemingen is de goede wil voldoende; ironische wijziging van het gezegde: in magnis enz.: bij grootse plannen.
in vili anima (Lat.): op een waardeloos leven.
ipecacuanha, uragoga -: wortel van een Braziliaanse plant, braakmiddel.
is cui prodest (Lat.): degeen die baat heeft bij het misdrijf (crimen)
ite, deae pelagi (Lat.): gaat heen, godinnen der zee!
Janus Secundus: Nederlands letterkundige, eig. Jan Everaerts (1511-1536), nieuw-latijns dichter, auteur van de bewonderde en door velen nagevolgde bundel minnedichten Basia (Kusjes; 1535).
Javase oorlog: vijandelijkheden tussen Nederland en Java (1825-1830) als gevolg van een door Dipo Negoro ontketende volksopstand.
Je sais qu'un tel discours de moi paraît étrange (Fr.): Ik weet dat dergelijke woorden van mij vreemd lijken; citaat uit Molières Tartuffe, IIIde bedrijf, 3de toneel.
Jobsiade: komisch heldendicht (1784) van Karl Arnold Kortum (1745-1824).
Jolles, Jolle Albertus -: Nederlands staatsman (1814-1882). (III)
Jonctys: Nederlands arts en letterkundige, eig. Daniël Jongtys Ewoutsz (1600-1654). Dichter van: Roseliins Oochies (1620-1623), een bewerking der nieuw-latijnse Ocelli van Lernutius, die op hun beurt een navolging zijn der Basia van Janus Secundus.
Jorissen, Eduard Johan Pieter -: Nederlands godgeleerde, rechtsgeleerde en publicist (1829-1912); aanvankelijk vrijzinnig predikant, o.a. te Groningen; legde dit ambt in 1868 neer; was als journalist werkzaam en vestigde zich in 1876 op uitnodiging van president Burgers in Zuid-Afrika.
Josse, Monsieur -: figuur uit Molière's blijspel L'amour médecin. ‘Vous êtes orfèvre, Mr Josse’ heeft de betekenis van: je spreekt in je eigen belang.
Juif errant, Le -: De wandelende Jood, bekende roman (1845) van Eugène Sue (1804-1857).
Junot, Andoche, Hertog van Abrantes -: Frans generaal (1771-1813), adjudant van Napoleon in Egypte, gouverneur-generaal van Portugal in 1807.
Kadmus: mythologische stichter van Thebe. (IV)
Kamertje van een wasmeisje, Het -: blijspel met zang in éen bedrijf, navolging van het Frans, door Carel Alexander van Ray.
Kampen, N.G. van -: Nederlands geschiedkundige en litterairhistoricus (1776-1839), hoogleraar te Amsterdam.
Karr, Alphonse -: Frans letterkundige (1808-1890); satiricus.
kassi api (Maleis): geef vuur! een lucifertje a.u.b.
Kattenburger doopsel: saus van water en azijn (deel III, blz. 115).
Kean, Edmond -: Engels klassicistisch toneelspeler (1787-1833), beroemd Shakespeare-vertolker.
Kedoengkebo: plaats in het district Poerworedjo, residentie Kedoe (Midden-Java).
Kerdijk, Arnold -: Nederlands opvoedkundige (1846-1905), ijverde voor sociale wetgeving en volksonderwijs; was o.a. schoolopziener in Zuid-Holland en liberaal kamerlid.
Knoop, Willem Jan -: Nederlands militair (1811-1894), in 1872 luitenant-generaal; leraar aan de Kon. Mil. Academie, schrijver over krijgs- en geschiedkundige onderwerpen.
Kock, Paul de -: Frans auteur van pikante romans (1794-1871).
Koppermaandag: woord van onbekende oorsprong, de tweede Maandag na Driekoningen, oudtijds alom feestelijk gevierd. Tot voor kort nog in zwang bij letterzetters en boekdrukkers die dan voor hun klanten prenten en kalenders drukten, waarvoor de brengers een fooi ontvingen.
Kraijenhoff, Cornelis Rudolphus Theodorus baron -: Nederlands waterbouwkundige en militair (1758-1840), van opleiding arts.
Kotzebue, August von: veelgespeeld Duits toneelschrijver, tevens politicus (1761-1819). Zijn Kind der Liebe (1790) werd in het Nederlands vertaald als De onechte Zoon (1791). Hij schreef verder o.a. Menschenhass und Reue (1789, Ned. Mensenhaat en Berouw, 1790). (I)
Lacrymax: een door Multatuli gevormde naam, wsch. op grond van het Latijnse: lacrima - traan.
Langendijk, Pieter -: Nederlands blijspelauteur (1683-1756), schreef o.a. De wiskunstenaars; Het wederzijds huwelijksbedrog; en Spiegel der vaderlandse kooplieden.
Langrand-Dumonceau, André -: Belgische avonturier (1826-1900). (III)
larcin (Fr.): diefstal, ontvreemding.
Laurent de l'Ardèche, eig. Laurent, Paul-Matthieu -: Frans letterkundige en politicus (1793-1877), in zijn jeugd Saint-Simonist, later aanhanger van Napoleon III.
legende (Lat.): toelichtingen en aanwijzingen.
Le Gras, Antoine Jean -: Nederlands toneelspeler, regisseur en directeur (1838-1899), richtte met J.M. Haspels en W. van Zuylen in 1874 de Nieuwe Rotterdamse Schouwburgvereniging op en bracht in samenwerking met de schrijver Multatuli's Vorstenschool in 1875 voor het eerst ten tonele, waarbij hij zelf de rol van Von Schukenscheuer vervulde.
le grec et le latin bravent l'honnêteté (Fr.): Grieks en Latijn trotseren het fatsoen.
Levi Mozes Zadok uit de Krim: schuilnaam van Jan Schenkman, Nederlands onderwijzer en letterkundige (1806-1863); schreef in verband met de Krimoorlog een reeks schotschriften w.o.: ‘Belangrijke brieven van eenen Amsterdamschen Jood, vrijwilliger in het Fransche leger voor Sebastopol aan zijne moeder op Marken’.
Liernur, Christian -: Duits ingenieur (overleden 1893), directeur van het Internationaal Hygiënisch Instituut te Berlijn; vond een afvoersysteem voor excrementen uit door middel van luchtdruk in ijzeren buizen (Pneumatisch stelsel van Liernur).
Livius, Titus: Romeins historieschrijver (59 v. Chr. - 17 n. Chr.).
livor (Lat.): afgunst.
Loffelt, A.C. -: Nederlands publicist (1841-1906), toneelredacteur van ‘Het Vaderland’, verdedigde Multatuli in zijn geschrift ‘Jupiter van Vloten en zijn kritiek’ (1876).
Loosjes, Adriaan -: Nederlands letterkundige en boekhandelaar (1761-1818), schreef o.a. de historische familieroman: Maurits Lijnslager.
Loots, Cornelis -: Nederlands dichter (1765-1834), makelaar te Amsterdam.
Los en vast: Nederlands theologisch en letterkundig tijdschrift, opgericht in 1866 door enkele moderne predikanten, o.a. De Veer en Van Gorkum.
Lovelace (Eng.): vrouwenverleider; naar een der figuren uit Richardson's roman Clarissa Harlowe.
Loudon, James -: Nederlands staatsman (1824-1900), minister van koloniën (1861), Gouverneur-Generaal van Ned. Indië (1872-1875), voorstander van een liberale koloniale politiek. Tijdens zijn Indische ambtsperiode brak de oorlog met Atjeh uit.
luce clarius (Lat.): helderder dan het licht.
Lucretia: echtgenote van Tarquinius Collatinus, pleegde zelfmoord toen zij door Sextus Tarquinius geschonden was (509 v. Chr.).
Ludwig (I) van Beieren: Duits koning (1786-1868), regeerde van 1825-1848, bevorderde kunsten en wetenschappen, verfraaide München. Aanleiding tot zijn aftreden was zijn verhouding met de danseres Lola Montez.
lymphatici (Lat.): personen die zich kenmerken door bleke kleur, trage polsslag en weinig weerstandsvermogen (van lympha: weefselvocht).
Maatschappij tot Nut van den Javaan: opgericht in 1866 met als doel o.a. vrije arbeid voor de Javaan, en bevordering van het volksonderwijs; opgeheven in 1877. (I)
Macbeth: tragedie van Shakespeare. Beroemd is de scène waarin Lady Macbeth haar met bloed bevlekte handen tevergeefs tracht schoon te wassen.
Macé, Jean -: Frans publicist en opvoedkundige (1815-1894), lid van de senaat; schreef o.a. ‘Histoire d'une bouchée de pain’: De geschiedenis van een hapje brood (1861).
major domus (Lat.): in de vroege middeleeuwen de opperstehof- en staatsbeambte, plaatsvervanger van de koning; lett. huismeier.
Malchen: meervoud van Malchus, slaaf van de hogepriester; bij de gevangenneming van Jezus sloeg Petrus hem een oor af. (Joh. XVIII:10).
Manlius, Marcus-Capitolinus: Romeins veldheer, verdedigde in 390 v. Chr. het Kapitool tegen de Galliërs; werd in 384 van monarchistische plannen beschuldigd en terechtgesteld.
Marat, Jean Paul -: een der voormannen van de Franse revolutie (1744-1793), door Charlotte Corday vermoord.
Marie Louise: Oostenrijkse prinses (1791-1847), sedert 1810 tweede gemalin van Napoleon I, sedert 1816 hertogin van Parma; in 1822 gehuwd met de graaf van Neipperg.
Mathilde, Karoline -: Koningin van Denemarken (1751-1775), prinses van Engeland, echtgenote van Christiaan VII, begunstigde minister Struensee en werd ervan beschuldigd met hem een liefdesverhouding te hebben.
Medici: naam van een invloedrijke Italiaanse familie uit het Renaissance-tijdperk (± 1375-± 1575).
Meerten, J.H. van -: Dekkers voorganger te Natal, zoon van de predikant Hendrik van Meerten en de Ned. opvoed- en letterkundige Anna Barbara van Meerten-Schilperoort (1778-1853), schrijfster van leesboeken voor het onderwijs.
meis liberalibus arcanis (Lat.): met mijn liberale geneesmiddelen voor alle kwalen.
Meliboeus: een herder uit het dichtwerk van Virgilius.
Memphis: oudste hoofdstad van Egypte aan de Beneden-Nijl (omstreeks 3000 v. Chr.).
ménager la chèvre et le chou (Fr.): kool en geit sparen, van twee wallen eten, schipperen.
mene-tekel (Hebreeuws): angstaanjagende waarschuwing, naar het vlammenschrift dat aan Belsazer, koning der Babyloniërs verscheen, nadat hij de vaten uit de tempel te Jeruzalem ont-wijd had. De profeet Daniël duidde de woorden als: geteld, gewogen en te licht bevonden (Daniel V:26, 27).
me peccasse of peccavisse (Lat.): eigenlijk poenitet me peccasse: ik heb berouw gezondigd te hebben. Spreuk bij het drinken van een glas, als boete.
Michelangelo Buonarotti: geniaal Italiaans beeldhouwer, schilder en bouwmeester van klassieke betekenis (1475-1564); tevens dichter.
Midas: mythische koning van Phrygië, veranderde alles wat hij aanraakte in goud, en kreeg van Apollo ezelsoren, daar hij aan Pan de prijs in de kunst toekende boven Apollo; figuurlijk: domme rijkaard en domme kunstrechter.
Miltiades: Atheens staatsman en veldheer, overwon de Perzen bij Marathon in 490 v. Chr.
Minotaurus: de stier van koning Minos op Kreta, door Theseus gedood (Griekse sage).
Moens, Antony -: Nederlands theoloog en opvoedkundige (1827-1899), ijverde voor beter volksonderwijs, was inspecteur van het L.O. en liberaal lid der Tweede Kamer.
Montesquieu, Charles de -: Frans wijsgeer en econoom (1689-1755). (II)
motet: kort meerstemmig kerkelijk gezang; door Multatuli alleen in de betekenis van zangwijs gebruikt.
mouche de coche (Fr.): Jan Bestel-al, lett. koetsvlieg.
Mucius, Gaius Marcus Scaevola -: Romeins held, liet na een mislukte aanslag op de Etruskische koning Porsenna zijn rechterhand verbranden om de Romeinse onverschrokkenheid te tonen. Dit bewijs van heldhaftige moed en doodsverachting bewoog de aanvaller, het beleg van Rome af te breken.
Müller, Max: Duits taalkundige, kenner van het Sanskrit (1823-1900), sedert 1854 hoogleraar te Oxford.
Multa tulit fecitque puer, (sudavit et alsit) (Lat.): versregel van Horatius: hij heeft als knaap veel ondervonden en gedaan, veel hitte en kou geleden. (I)
mundus vult decipi (decipiatur ergo) (Lat.): de mensen willen bedrogen worden (en dus worden ze bedrogen).
Muurlingers: aanhangers van Prof. Dr Willem Muurling, Nederlands theoloog (1805-1885). (II)
Nepos, Cornelius -: Romeins geschiedschrijver (omstr. 80 - omstr. 30 v. Chr.). Zijn geschrift: De viris illustribus (Beroemde mannen) behoorde tot de gymnasiale schoollectuur.
Nero, Lucius Domitius -: berucht Romeins keizer (37-68 n. Chr) regeerde sedert 54; liet zijn moeder, zijn echtgenote en zijn leraar Seneca vermoorden, en Rome in brand steken.
nil sine labore, sine dolore nihil (Lat.): niets (komt tot stand) zonder arbeid, zonder smart niets.
nipa (Indon.): stamloze moeraspalm met zeer brede bladeren.
Nonni: Everdine Douwes Dekker (1857-1933), dochter van Multatuli en Everdine van Wijnbergen; huwde op 30 September 1880 met de Italiaanse geoloog Francesco Bassani. Zij werd later vroom katholiek.
Noort, Olivier van: Nederlands zeevaarder (1558/1559-1627), maakte als eerste Nederlander een reis om de aarde (1598-1601).
nulla mediocritas me unquam aliena (Lat.): geen middelmatigheid is mij ooit vreemd (geweest); ironische variant van Terentius' versregel nil humani a me alienum puto: ik meen dat niets menselijks mij vreemd is.
Nunc erudimini, ornatissimi viatores (Lat.): Thans zult gij worden opgevoed, hooggeschatte wandelaars!
obboedekon: Amsterdamse uitspraak van het Franse ‘au bout de compte’: per slot van rekening.
Ommerschans: werkkamp voor bedelaars, in Overijsel.
onomatopee: klanknabootsing.
Onze Tolk: Letterkundig weekblad onder hoofdredactie van G.J. Dozy; verscheen van 1869-1877.
operam et... mel perdidisse (Lat.): werk en honing verloren hebben - alle moeite was voor niets (in plaats van ‘mel’ staat in het gezegde oorspronkelijk ‘oleum’ - olie).
Origenes: theoloog uit Alexandrië (185-254), een der grootste geleerden van de christelijke oudheid. Hij leefde streng ascetisch en ontmande zich op godsdienstige gronden omstreeks zijn 18de jaar.
Où diable la volupté va-t-elle se nîcher? (Fr.): Waar, voor de duivel, gaat de wellust zich nestelen?
pacotille (Fr.): boeltje, prullegoed.
Palisse, Mousieur de la -: (Fr.): een alledaags mens.
palladium: waarborg; beschermend heiligdom, zoals het beeld der godin Pallas Athene in Griekenland.
panem et circenses (Lat.): brood en spelen, eten en vermaak; de bekende eis van het proletariaat van Rome.
pantheon (Gr.): tempel aan alle goden gewijd; ere-zaal ter nagedachtenis van de verdienstelijkste mannen ener natie.
Parent-Dûchatelet, Alexis-Jean-Baptiste -: Frans geneeskundige (1790-1836), een der grondleggers van de openbare gezondheidszorg; hoofdwerk: ‘De la prostitution dans la ville de Paris, considerée sous le rapport de l'hygiène publique, de la morale et de l'administration’ (1836).
parerga (Gr.): nevenwerken.
Park, Mungo -: Schots ontdekkingsreiziger in Afrika (1771-1806).
pars pro toto (Lat.): een deel in plaats van het geheel.
Parville, François-Henri Peudefer de -: Frans ingenieur en publicist (1838-1909); auteur van geschriften over de technische wetenschappen, o.a. ‘Causeries scientifiques’ (31 delen, 1861-1895).
paséban (Indon.): verzamelplaats, waar men moet opkomen.
Paturot, Jérôme -: hoofdpersoon in twee satirische boeken van de Franse schrijver Louis Reybaud (1799-1879): Jérôme Paturot à la recherche d'une position sociale (1843) en J.P. à la recherche de la meilleure des républiques (1848). De held meent geschikt te zijn voor alles en deugt voor niets.
Paul, Jean -: pseudoniem van de Duitse humoristisch-romantische letterkundige Jean Paul Friedrich Richter (1763-1825).
penultima (Lat.): de op een na laatste lettergreep.
periculum in mora (Lat.): in 't wachten schuilt gevaar.
Peterspfennig, St. - (D.): Pieterspenning; gift aan de Heilige Stoel.
petrefact: versteend voorwerp.
Phalaris: berucht tiran te Agrigentum op Sicilië; liet door de Atheense beeldhouwer Perillus een holle stier van ijzer vervaardigen, waarin misdadigers gebraden zouden worden; de kunstenaar werd gedwongen zelf voor de proef dit lot te ondergaan.
Phidias: hoofdvertegenwoordiger van de klassieke Griekse beeldhouwkunst; leefde omstreeks 450 v. Chr.
Piron, Alexis -: Frans dichter en toneelschrijver (1689-1773), bekend om zijn geestige en brutale gezegden, leefde vaak in moeilijke omstandigheden.
pis-aller (Fr.): lapmiddel.
Planche, Jean Baptiste Gustave -: Frans letterkundige (1808-1857), vooral geëerd en gevreesd als criticus; bundelde zijn opstellen o.a. als: Portraits littéraires (1846-1849).
Plutarchus: Grieks letterkundige (46-120), schreef vergelijkende biografieën van beroemde Grieken en Romeinen.
post ergo propter (Lat.): daarna en derhalve daarom; aanduiding van de misvatting, dat wat op iets anders volgt, daarvan ook het gevolg zou zijn.
praefectus apostolicus (Lat.): pauselijk opzichter in missiegebieden.
priapismus: ziekelijke wellust.
principiis obstans (Lat.): zich verzettend tegen het begin (van het kwaad).
proprio motu (Lat.): eigener beweging.
prote: letterkundig ontwikkelde corrector; eig. opzichter in een drukkerij.
protestatio actui contraria (Lat.): plechtige betuiging die in tegenspraak is met het handelen.
pyroscaphe (Gr.-Fr.): eerste aanduiding van de stoomboot; lett. vuurschaal, vuurboot.
Pyrrhus: koning van Epirus, legeraanvoerder (319-272 v. Chr.), behaalde in 279 een overwinning op de Romeinen, leed daarbij echter zware verliezen.
q.e.d. = quod erat demonstrandum (Lat.): wat te bewijzen was.
q.q. = qualitate qua (Lat.): in hoedanigheid van, ambtshalve.
quandoque dormitat (bonus Homerus) (Lat.): soms doet ook de goede Homerus een dutje, (uit een versregel van Horatius); algemene betekenis: iedereen maakt wel eens fouten.
Quid mihi, Schagere edax, objicis non me verbosas leges ediscere (Lat.) Waarom, vernielende Schager, verwijt ge mij, dat ik geen woordenrijke wetten ken? Variatie op een versregel van Ovidius.
qui male distinguit, male docet (Lat.): wie slecht onderscheidt, onderwijst slecht.
qui perd gagne (Fr.): wie verliest, wint. Een spel spelen met precies tegengestelde spelregels.
quiproquo (Lat.): misverstand, verwisseling.
qui se fâche, a tort (Fr.): wie zich kwaad maakt, heeft ongelijk.
quod latet, licet (Lat.): wat verborgen blijft, is toegestaan.
quodlibet (Lat.): lett. wat belieft; potpourri.
quos ego (Lat.): ik zal ze wel krijgen! (uit een versregel van Vergilius).
Raffael Santi: Italiaans schilder (1483-1520), een der hoofdvertegenwoordigers van de Renaissance.
Renan, Ernest -: Frans cultuurfilosoof en humanist (1823-1892), auteur van o.a. La vie de Jésus.
rendre gorge (Fr.): overgeven, uitspuwen.
res nullius (Lat.): een zaak van niets.
rhinoplastisch: neusvormend.
ricochet-schot: schot waarbij een kogel enkele keren op de grond afstuit en zich dan weer verheft.
Robespierre, Maximilien Marie Isidore -: een der voormannen van de Franse Revolutie (1758-1794), hoofd der Jacobijnen, leider van het Schrikbewind; zelf geguillotineerd.
Rodin: een der hoofdfiguren uit Eugène Sue's roman Le Juif errant (1845).
Roorda van Eysinga, Sikko Ernst Willem -: vriend van Multatuli (1825-1887). (I)
Rotgans, Lucas -: Nederlands letterkundige (1654-1710), schreef o.a. twee treurspelen naar Frans model: ‘Eneas en Turnus’ (1705) en ‘Scilla’ (1709).
Rousseau, Jean-Jacques -: Frans schrijver en opvoedkundige (1712-1778); had grote invloed op het denken der 18de eeuw. Schreef o.a. de paedagogische roman: Emile (1761) en publiceerde zijn levensbeschrijving onder de titel: Confessions.
rudera (Lat.): overblijfselen.
Rijk, Jacob Simonszoon de -: Amsterdams graanhandelaar (1541-1584), nam actief deel aan de strijd der Watergeuzen, was o.a. gouverneur van Veere.
sacch(arum) cul(inae) (Lat.): keukensuiker.
Sade, Markies D.A.F. de -: Frans letterkundige (1740-1814); naar de door hem behandelde onderwerpen wordt de sexuele wreedheid sadisme genoemd.
sanctum sanctorum (Lat.): het heilige der heiligen, het allerheiligste.
saturnalie: Saturnusfeest in oud-Rome, waarbij voor enkele dagen de rollen van meester en knecht werden omgekeerd.
Sardou, Victorien -: Frans toneelschrijver (1831-1908), schreef o.a. Rabagas, en Madame Sans-Gêne.
Scholten, Johannes Henricus -: derde apostolische prefect van Nederlands-Indië (1797-1865).
Schwarz, Berthold -: Franciscaner monnik omstr. 1300, geldt als uitvinder van het buskruit.
Scribe, Eugène -: Frans toneelschrijver en auteur van operateksten (1791-1861).
Scriverius, Petrus -: Pieter Schrijver (1576-1660), Nederlands letterkundige, filoloog en historicus; schreef vrnl. in het Latijn.
seqq. (Lat.): sequentes of sequentia; de volgenden.
Sganarelle: figuur uit Le médecin malgré lui (Geneesheer tegen wil en dank; 1666) van Molière.
shibboleth (Hebreeuws): herkenningswoord, wachtwoord (Richteren 12: 5 en 6).
Sickingen, Franz von -: Duits ridder (1481-1523), aanvoerder der Rijnlandse en Zwabische ridders tegen de vorsten; geleidde Luther naar de Wartburg.
sic voluere fata (Lat.): zo heeft het lot het gewild.
Siegenbeek, Matthijs -: Nederlands taalkundige (1774-1854); ontwerper van de spelling die tot omstreeks 1870 gevolgd werd.
similia similibus (Lat.): gelijke zaken met gelijke zaken (behandelen).
si monumentum quaeris (Lat.): indien gij een gedenkteken wenst.
sit ut est aut non sit (Lat.): óf zoals het is, óf in het geheel niet.
sive (Lat.): of althans.
Snoek, Andries: Nederlands toneelspeler (1766-1829), hoofdvertegenwoordiger van de klassicistische speelstijl uit die periode.
sobriquet (Fr.): spotnaam.
Socrates: Grieks wijsgeer (469-399), grondlegger o.a. van de inductieve methode; ter dood veroordeeld om zijn vrije, critische denkwijze.
Sophokles: Grieks treurspelschrijver van klassieke betekenis (495-406 v. Chr.), schreef o.a. Oedipus, en Antigone.
Spencer, Herbert -: Engels wijsgeer en socioloog (1820-1903), grondlegger van het evolutionisme.
stanze, stanza: strofe van acht regels met drie rijmklanken.
Stoke, Melis -: Nederlands dichter (14de eeuw), schrijver der ‘Rymkroniek van Holland’.
Struensee, Johann Friedrich, Graaf von -: Deens staatsman (1737-1772), bracht als eerste minister onder koning Christiaan VII in overhaast tempo hervormingen tot stand, was gunsteling van koningin Mathilde, werd ten val gebracht en terechtgesteld. Schimmel publiceerde in 1868 een drama over hem.
Stuart Mill, John -: Engels wijsgeer en staathuishoudkundige (1806-1873); schreef o.a. Principles of political economy (1848).
style cétacée (Fr.): walvisachtige stijl.
Suchet, Louis Gabriel -: Frans maarschalk, hertog van Albufera (1770-1826), onderscheidde zich tijdens de Napoleontische oorlogen in Spanje en veroverde in 1812 Valencia.
Suetonius, Gajus -: Romeins geschiedschr., eerste eeuw na Chr.
supercarga: opzichter op koopvaardijschepen; opperkoopman.
suumcuique (Lat.): ieder het zijne, elk dient te ontvangen waarop hij recht heeft.
Susanna Bronkhorst, Historie van Mejuffrouw -: roman in briefvorm van A. Loosjes Pzn (6 delen, 1806-1807).
Tacitus, Publius Cornelius -: Romeins historicus (54-117), beschreef de keizertijd in zijn ‘Annales’ en ‘Historiae’.
Talma, François -: Frans klassicistisch toneelspeler (1763-1826), hooggewaardeerd door Napoleon.
Teisterbant, Heer van -: naam die Bilderdijk zich aanmatigde, naar het vroegere graafschap van Vlaardingen tot Tiel.
tertium non datur (Lat.): een derde mogelijkheid is er niet.
Tetzel, Johannes -: aflaatprediker (1465-1519); zou tegen betaling kwijtschelding van strafhebben verleend voor nog te begane zonden.
Theseus: figuur uit de Griekse sage. (V)
Theokritus: Grieks dichter (geb. ± 300 v. Chr.); hoofdvertegenwoordiger van de herderlijke poëzie in de oudheid.
Thespis: volgens de antieke overlevering leider van een rondreizend toneelgezelschap (de kar van Thespis), een der grondleggers van het treurspel (6de eeuw v. Chr.).
Thor (D.): dwaas (thans zonder h gespeld); zinspeling op de naam Thorbecke, die letterlijk: poortbakker betekent (das Tor = de poort; der Tor = de dwaas).
Tibullus, Albius -: Romeins dichter (± 54-18 v. Chr.), auteur van elegische poëzie.
tirons l'échelle (Fr.): lett. laten we de ladder wegtrekken; d.w.z. het werk is af; beter kan het niet.
tjempaka (Indon.): boom met witte of gele, welriekende bloemen.
Tollens, Hendrik -: Nederlands volksdichter (1780-1856). De geciteerde regel: ‘Ik had haar graag aan 't hart gesloten’ is met een enkele wijziging overgenomen uit het gedicht: De Noord-Amerikaansche Jager (Laatste gedichten; 1848). (II)
Toneelverbond, Het Nederlands -: sedert 1870 bestaande vereniging ter bevordering van het toneel in Nederland. Exploiteerde sinds 1871 een critisch maandblad ‘Het Toneel’. Stichtte in 1874 de Toneelschool. Stuwkracht ging vooral uit van Multatuli's vriend J.N. van Hall en van H.J. Schimmel.
totum pro parte (Lat.): het geheel in plaats van het deel.
Toverfluit: opera van Mozart (Die Zauberflöte, 1791; tekst van Schikaneder) waarin prins Tamino met behulp van een wonderdadige fluit bepaalde moeilijkheden overwint.
Toulon est là (Frans): Dáár ligt Toulon, dáár ligt het punt van aanval (nl. het fort Murgrave); gezegde van Napoleon, toen hij zijn plan ter herovering der stad uiteenzette (October 1793).
Tractaat van 1824: hierbij werden de Engelse bezittingen op Sumatra aan Nederland afgestaan, op voorwaarde dat de politieke zelfstandigheid van Atjeh niet zou worden aangetast.
traduttore traditore (It.): lett. vertaler verrader; elke vertaling doet het origineel onrecht.
Trochu, Louis Jules -: Frans generaal (1815-1896), gouverneur van Parijs in 1870-1871. (IV)
troglodytisme: holbewonerschap.
tumuli (Lat.): grafheuvels.
tu quoque, mi fili (Lat.): ‘ook gij, mijn zoon’; woord van Caesar tot Brutus, toen deze hem vermoordde.
urist: een slechts bij Multatuli aangetroffen woord, vermoedelijk aanduidende een klerk die met uurloon wordt betaald.
Ursijn en Valentijn: legende van twee broers, die na veel avonturen de Griekse resp. Franse troon bestijgen. Als romance bewerkt door Bilderdijk (1795).
vae victis (Lat.): wee hen die overwonnen zijn! uitspraak van Brennus, legeraanvoerder der Galliërs, toen hij de Romeinen in 387 v. Chr. verslagen had.
Vargas, Juan de -: Spaans rechtsgeleerde uit de 16de eeuw, kwam met Alva in de Nederlanden, was lid van de Raad van Beroerte, leidde o.a. de instructie tegen Oranje, Egmond en Hoorne.
variis modis bene fieri posse (Lat.): op verschillende manieren kan iets goed gedaan worden.
vel (Lat.): of (een andere mogelijkheid is er niet).
ventre à terre (Fr.): eigenlijk met de buik op de grond, in vliegende vaart.
verba valent usu (Lat.): woorden ontlenen hun betekenis aan het gebruik.
Vespucci, Amerigo -: Italiaans zeevaarder (1451-1512); door zijn reisbeschrijving van de nieuwe wereld, kreeg deze zijn naam (Amerika) en niet die van de ontdekker, Columbus.
Veth, Pieter Johannes -: Nederlands oriëntalist (1814-1895), hoogleraar o.a. te Leiden. (II)
Veuillot, Louis: Frans publicist (1813-1883), hoofdredacteur van het ultra-montaanse blad ‘L'univers réligieux’.
vieux de la vieille (Fr.): een van de oude garde.
Virgilius, Publius - Maro: Romeins dichter uit de keizertijd (70-19 v. Chr.), schreef behalve het nationale epos Aeneïs o.a. Georgica, een gedicht over de landbouw, en Bucolica, een idyllisch herdersdicht.
visa reperta (Lat.): verslagen van deskundige ooggetuigen.
Vissering, Simon -: Nederlands econoom, statisticus en politicus (1818-1888), sedert 1850 hoogleraar te Leiden als opvolger van Thorbecke, propagandist van de liberale staatkunde. Auteur van het invloedrijke Handboek der practische Staathuishoudkunde (1860). In 1879 minister van financiën.
vivant sequentes (Lat.): leve de volgenden; d.w.z. moge het voorbeeld navolging vinden.
voire (Fr.): ja zelfs.
waarloos: in voorraad, nog ongebruikt.
Wagenaar, Jan -: Nederlands ambtenaar en geschiedschrijver (1709-1773), auteur van het grote werk ‘Vaderlandsche Historie’ (22 delen, 1749-1759).
waroeng (Indon.): gaarkeuken, eetstalletje.
Weiland, Pieter: Nederlands theoloog en taalkundige (1754-1842), stelde een ‘Nederduitsche Spraakkunst’ op (1805).
Wellington, Arthur Wellesley Hertog van -: Brits veldheer en staatsman (1769-1852), overwon in 1815 Napoleon bij Waterloo.
Wertheim, Abraham Carel -: Nederlands financier (1832-1897), bankier te Amsterdam, oprichter van de stoomvaartmaatschappij ‘Nederland’, maecenas en filantroop; lid van de Multatuli-Commissie in 1872.
Wilhelmus Procurator: geestelijk beambte van het klooster te Egmond (eerste helft der 14de eeuw), vervolgde het Chronicon Egmondanum, een moeilijk verstaanbaar, voor de geschiedenis van Holland en Zeeland, doch uiterst belangrijk werk.
wulp: onbezonnen jongeling.
Zoïlus: Grieks redenaar, taalkundige en criticus (3de eeuw v. Chr.), oefende kleingeestige kritiek uit op de Homerische gedichten.
Zuylen, Willem van -: Nederlands toneelspeler (1847-1901), die vooral in rollen van het vrolijke genre uitblonk. Richtte met J.M. Haspels en A.J. Le Gras te Rotterdam in 1874 de Nieuwe Rotterdamse Schouwburgvereniging op en creëerde in Multatuli's Vorstenschool de twee rollen van Herman en van Prins Spiridio.