Ideën, zesde bundel
1176.
Ik herinner me niet, of ik den schoenmakersjongen die heel in de vroegte van dezen dag zo byzonder op de hoogte bleek van hofzaken, heb laten zeggen dat haar hooggeboren gezicht vol puistjes was. Zo ja, dan heb ik óf hem gelasterd, óf de Paltsgravin zelf. Haar gelaat - niet kleiner immers dan dat van andere lieden - kon, met het oog op de gemiddelde uitgebreidheid van 'n puistje, gevoeglyk plaats aanbieden tot het herbergen van 'n honderdtal. Daar ze nu slechts in 't bezit was van zeventien - de lezer ziet dat m'n gemis aan lokaal-geheugen ruimschoots wordt opgewogen door nauwkeurigheidszin in cyfers - kon men niet dan met onhebbelyke verkrachting van de waarheid beweren dat ze vól puisten zat. Sedert vele jaren waren zeventien zwarte pleistertjes volkomen toereikend geweest, om even zoveel misstandjes om te werken in zeventien wanhopige bydragen tot schoonheid.
Doch zie, onlangs had 'n kapper te Parys - een van m'n al te menigvuldige collega's in genialiteit - 'n uitvinding gedaan, die haar tour du monde beginnen zou, en 't gezicht der Paltsgravin had gekozen tot punt van uitgang. Tot-nog-toe had men zich barbaarselyk vergenoegd met mouches van zwarte zy. Voortaan zou ieder die zich en z'n gezelschap achting toedroeg, zich moucheteren met pleistertjes van groenig-bruin fluweel. De uitvinder was van verrukking gestorven, en had op z'n doodbed nog even den tyd, z'n zoon - die ook terstond stierf van verrukking - deelgenoot te maken van 't geheim. Naar alle menselyke berekeningen alzo, zou de zaak den weg opgaan van 't grieks-vuur en goedkoop voedsel...
De Duivel die 't menselyk geslacht dezen poets dacht te spelen, had gerekend buiten de scherpzinnigheid van de Paltsgravin en den yver der diplomatie. De brave vrouw leefde nog niet op 't ogenblik toen 't recept van dat rare vuur verloren ging, en is dus voor die ramp niet aansprakelyk. Ook de duurte der levensmiddelen mag haar niet geweten worden, dewyl ieder inziet dat ze 't recht niet had, hoog- en welgeboren Staatslieden aan 't werk te zetten in zo'n nietige besogne. Maar... die pleistertjes! Sedert lang had ze door de diplomatie de zwangerschap van dien ouden kapper doen bespieden, en toen de man in extremis meende alleen te zyn met z'n insgelyks stervenden zoon, ving 'n ambassadeur 't geheim op. Hy had z'n niet zeer lyvige persoonlykheid weten te verschuilen - waartoe de kleinte dient! - achter 'n medicynflesje. Ook hyzelf had enige moeite om niet te sterven, maar de noodzakelykheid om z'n verheven gebiedster gelukkig te maken, noopte hem z'n al te dodelyke verrukkingen te beheersen, en nog lang genoeg in 't leven te blyven om haar inzage te geven van 't ontdekte natuurgeheim. Daarop zakte hy, als 'n oudgriekse zege-boodschapper, juichend ineen. Zyzelf echter bezweek niet. Immers, wat zou ze dan met 'r pleistertjes hebben uitgericht?
Juist hedenavond - de laatste van Wouters korte windstreek-periode - moest de zaak voor 't eerst worden toegepast. Aan de hulde der Souvereinen was 't mens gewoon. De ware prikkel bestond ditmaal in de betovering van 't Volk, de ce pon beuble, zoals ze 't parterre noemde in ogenblikken van goede digestie. Men zou juichen, aanbidden, flauw-vallen, by 't aanschouwen en genieten der nieuwmodische pleistertjes van groenig-bruin fluweel!
Maar, helaas, ook die pleistertjes - hoe volkomen overigens - deelden in-zover in 't lot van alle aardse dingen, dat ze één kwetsbaar punt aanboden. De Satan... neen, ik kan waarlyk niet zeggen wie er de hand in had, maar zeker is 't, dat de nieuwe mouches niet zo goed als de oude, bestand waren tegen de warmte. Door 'n allergeheimzinnigst-scheikundige ontleding van de kleurstof, verwisselden de tinten van rol, zodat de groenigheid bruin werd, en de bruinigheid groen. Had de oude kapper één seconde langer geleefd, noch één ogenblikje dóórgebaard... was er 'n tweede diplomaat van scherp gehoor tegenwoordig geweest by dat sterf-kraambed - plaats achter de beddekwast was er nog wel voor tien diplomaten! - dan misschien... wie weet... Maar dit was nu eenmaal zo niet! De fluweelpleistertjes konden niet tegen de warmte, en 't behoedmiddel tegen dat gebrek was onherroepelyk ten grave.
De opperhofmetereoloog had verzekerd dat in den zomer de avonduren van negen uur tot na middernacht, koeler waren dan van zeven tot elf. Het daarby heel nauwkeurig uitgerekend graadverschil - juist de paar graadjes die de pleisters nodig hadden! - was oorzaak dat onze gulle Palatine de hand van 'n... graafschap beloofde aan 's Keizers kamerdienaar, wanneer-i Z.M. kon wysmaken dat er 's avonds voor negenen 'n heel ongezonde wind woei op de Leidse-straat.
De kamerdienaar is behoorlyk met z'n graafschap getrouwd geraakt, en dit is de reden waarom dokter Holsma ruim den tyd had, Wouters moeder te bezoeken vóór 't aangaan van den schouwburg.