Ideën, tweede bundel
540.
Ik acht het nuttig de volgende woorden over te nemen uit de brochure van den Heer Jhr Mr H.C. van der Wijck [*] Onze koloniale staatkunde. Een beroep op het Nederlandse volk. 's-Gravenhage, by Martinus Nyhoff., wyl ik, hoezeer de waarheid daarvan over 't geheel ten volle beamende, protest aantekenen wil tegen één daarin voorkomende bewering. De heer Van der Wijck noemt alle Nederlanders: rovers. Ziehier zyn zeer flink geaccentueerde woorden:
‘Heeft de stryd op koloniaal gebied, wel bezien, niet de meeste overeenkomst met dien van rovers, die het over de verdeling van den buit niet eens kunnen worden?
En wie zyn hier de schuldigen? Het gehele Nederlandse Volk, staatslieden en volksvertegenwoordigers, behouders en liberalen - zy mogen in de oppositie of in 't bewind geweest zyn - kooplieden en belastingschuldigen, vromen en onvromen, ik die deze regelen schryf, en gy die ze leest (zo ge Nederlander zyt) wy allen hebben ons deel in die schuld...’
De heer Van der Wijck, oud-Raad van Indië - hy kan 't weten! - zegt hier wat ik sedert lang zeide, en dat is te pryzen. Maar heb ik niet recht dat men my uitzondere by 't algemene brandmerken? Ik vraag: moest niet Havelaar geschrapt zyn van de lange lyst der veroordeelden? Het nageslacht zal billyker zyn.