Ideën, tweede bundel
537.
Ik zeide dat ik ditmaal voortschreef op verzoek van m'n uitgever, die gaarne dezen bundel Ideeën gesloten zag, en daartoe aanleiding vindt in de ontelbare vragen van myn lezers: ‘wanneer er weder iets van my verschynen zal?’
Ik antwoord dien belangstellenden lezers met het verzoek om te leren lezen. Is Idee 284 duidelyk of niet? Is myn voortdurende klacht - aanklacht altyd! - over gebrek aan ondersteuning duidelyk of niet? Waarom zou ik voortschryven? Reeds lang geleden heb ik gezegd: al wat ik weet, ware te schryven op 'n klein blaadje. Het gedurig herhalen van dezelfde waarheden verveelt my. Van alle indrukken die my bezielen, is verontwaardiging de enige die myn gekrenkt gevoel my toelaat mede te delen aan publiek. Wat liefelyk luiden zou, wat intiem is, acht ik te goed daartoe.
Toch verbind ik my niet tot voortdurend zwygen. 't Kon zyn dat deze of gene aanleiding my bewoog tot voortgaan, maar zekerlyk zal altyd de hoofdtoon van myn geschryf bitterheid wezen. Wie dus daarmee niet gediend is, kan de kosten van 't kopen sparen. Publiek is niet ryk genoeg om myn smart te betalen, noch de moeite die 't me kost my nog lager neer te buigen tot het peil van zyn begrip.