Ideën, tweede bundel
536.
Ik weet niet of De Girardin myn voorbeeld zou aangrypen als bewys voor z'n stelling, of wraken als bewys daartégen. Wat my betreft, ik had liever andere bewyzen gehad van succes, dan letterkundigen opgang en vreesachtig, eerbiedig zwygen. Ik had zo gaarne verbetering gezien, en waar dit niet op eenmaal geschieden kon, dan toch blyken van zucht naar verbetering. By 't Volk moge die begeerte bestaan, ze bestaat niet by wie 't Volk voorgaan. En ook by hen die lyden, is de smart sterker dan de verontwaardiging. De ‘aardappelen met azyn’ en 't uit Engeland weer ingevoerd ‘verblydend smeer’ schynen te veel of te weinig werking te hebben uitgeoefend. Te veel om kracht over te laten tot mannelyk verzet, te weinig om kracht te geven tot de woede van wanhoop. Men zucht, men klaagt, men staart dom en stom verbaasd op de brutale weelde van de weinigen die welvaren by de algemene ellende... en daarby blyft het.
Kunst, letterkunde, publiek leven, 't aandeel nemen aan de algemene zaak, moraliteit... alles kwynt. En zover gaat de apathie, dat men zelfs den moed verloren heeft tot toejuiching van den enkele die - te laat, als ge wilt, maar eindelyk toch! - opstaat om te wyzen op 'n nieuw blyk van de verrotting waaraan wy lyden. Ik bedoel hier bepaaldelyk de poging van den heer Van Zuylen, om de Natie te verlossen van Mr Thorbecke en z'n clique. De eerlyke Salvador, vroeger een gemoedelyk aanhanger van wat hy toen hield voor Thorbeckiaanse beginselen, verklaarde openlyk dat hy zich vergist had. Ik heb nauwkeurig gelet op den indruk dien deze verklaring en Van Zuylens poging gemaakt hebben, en ben tot de overtuiging gekomen dat het Volk geen verbetering verdient. Men wil bedorven zyn. Men wil dat er geknoeid wordt, en gelogen, en gestolen.
Dat willen zy althans die 't volk voorgaan, en waarschynlyk zal er onderwys moeten gegeven worden door vreemde bajonetten, voor de natie zich gedrongen voelen zal óm te zien naar andere voorgangers.
Redeneren, betogen, bewyzen? Werken op gevoel, op eer, op voordeel zelfs... als het niet terstond voor de hand ligt? Dwaasheid! Wie 't goede wil - en dit toonde - wordt bespot als 'n misplaatste Don Quichot, als 'n te laat geboren ridder, als 'n anachronisme. Neen, erger! Men smaadt hem, lastert hem.
Er was profetie in de inleiding der Ideeën, waar ik zeide:
‘En een gedeelte zal roepen: deze mens is slecht!’
En toch is smaad en laster in 't verborgen 't allerergste niet. Noch zelfs het smoren door zwygen. Het verfoeilykste is de lauwheid, de lafhartigheid der geestverwanten.
Och, hadde ik u leugens verteld, gy die beweert met my de waarheid lief te hebben! Wat al geestdrift - werkdadige ditmaal! - zoudt ge hebben tentoongespreid! Aanziet de kerken der middeleeuwen: wat al steen, arbeid, kunst, ten offer gebracht aan leugen!
En zonder zo ver terug te gaan, let op de giften en legaten aan bybelverspreiders en zendelingery! Zelfs onder de stuiptrekking van z'n bestaan schynt er meer levenskracht te liggen in de leugen van 't geloof, dan in de leugens van 't vals liberalismus. Waarlyk, als ik geen vrygeest ware, zou ik wensen een gelover te zyn. Ik zou minder beschaamd wezen over m'n familie.