Ideën, vierde bundel
931.
De volgorde van m'n Ideeën regelt zich geenszins naar den vermoedelyken smaak myner lezers, doch geheel naar de indrukken die ik opving, en naar de huishoudelyke eisen van m'n gemoed dat ze te verwerken kreeg. Reeds in 219 gaf ik dit te kennen. Het is my onmogelyk verandering te brengen in deze methode, en wanneer ik dit poogde, zou er weldra, by gebrek aan Ideeën, geen volgorde meer te regelen zyn. Het zou me niet bevreemden wanneer sommigen, na 't lezen van Vorstenschool, wensten dat ik ‘nog eens zo'n stukje schreef’ doch ik ben wel genoodzaakt daaromtrent alweder naar 219 te verwyzen. Ook in 34, 112 en 630 zyn dergelyke eisen aangeroerd.
Na zo'n drama voel ik behoefte aan cyfers. Wie daarvan niet houdt, kan dit nummer overslaan, en voortbladeren tot er weer wat ‘moois’ komt, schoon ik niet verzekeren mag dat-i 't vinden zal.
Maar wel wil ik de weinigen die vermaak scheppen in 't opsporen van verband tussen oorzaak en gevolg - d.i. hen die ten rechte den naam van mens dragen, want hierin bestaat het mens-zyn - in de gelegenheid stellen, te begrypen waarom dit nummer op 't vorige volgt. Misschien zal men dan tevens geleerd hebben andere leemten in m'n werk aan te vullen, of in te zien dat het geen leemten zyn. Die bestaan ook elders niet. Wat is, moet wezen. Wat niet is, kán niet bestaan. De keten die alles aan elkaar verbindt, is altyd één geheel, en waar wy klagen: er ontbreekt een schakel, of er ontbreken vele schakels, moesten wy zeggen of althans bedoelen: ik zie alle schakels niet.
Oefening in denken kan ons genezen van de verwaandheid om 't verband te ontkennen, van wat ons onsamenhangend voorkomt, of de eensoortigheid van 't schynbaar disparate. Ieder die 'n kind met z'n grootvader ziet, kan toch zonder veel inspanning, uit het bestaan van deze beide individuen besluiten tot de zekerheid, dat ze door 'n tussengeslacht aan elkaar verbonden zyn. Wordt nu deze redenering zoveel moeilyker, wanneer we met 'n óvergrootvader te doen hebben, en dus twee geslachten moeten intercaleren? Of drie? Of zeven? Of 'n zeer groot aantal generatiën? Immers neen. De naastliggende oorzaak onzer fout in dit opzicht, ligt alweer in traagheid. (460)
Tussen m'n Vorstenschool en wat er verder in dezen bundel volgt, liggen maar 'n paar geslachten. Toch moet ik om de filiatie duidelyk te maken, vele jaren teruggaan. Ik zal daarby vaak, ja nagenoeg uitsluitend, spreken over myzelf. Wie dit afkeurt - het is, op 't gezag van 'k weet niet welken salon-wysgeer, mode geworden deze natuurlykheid heel lelyk te vinden - kan zich intussen vermaken met het opslaan, analyseren en weerleggen van 22-28, 298 en 299. Ik houd my aanbevolen voor de mededeling van den uitslag.
In afwachting hiervan, komt het my, onnozele, nog altyd zeer natuurlyk en oorbaar voor, wanneer men iets te zeggen heeft over a, te spreken over a, en zichzelf te noemen, als men iets te zeggen heeft over zichzelf. Het gekunsteld vermyden van deze onfatsoenlykheid is my te hovaardig, te hof-artig namelyk, te vals-fatsoenlyk, te gemaakt, te onwaar. In 't voorbygaan de opmerking, dat het 'n vreemde fatsoenlykheid is, zichzelf gelyk te stellen met viesheden, waarvoor 'n deftig gezelschap den neus optrekt, alsof men 't woord uitsprak, dat Cambronne niet gezegd heeft. Ik vind m'n zelfheid volstrekt niet vies, en durf ze noemen. Tant pis voor de heren die 't niet durven. Ze zullen daarvoor hun redenen hebben.
Wie den Havelaar gelezen heeft, kan weten dat ik in 't voorjaar van 1856, Rangkas-Betoeng, de hoofdplaats van Lebak, verliet ten einde den Gouverneur-Generaal Duymaer van Twist te kunnen spreken. Ik had de Bevolking beloofd dat er recht zou geschieden. Na, binnen den kring myner bevoegdheid altoos, officieel al het mogelyke te hebben aangewend om dit doel te bereiken, bleek me dat ik overstemd was door de ambtenary, die 'n hechten steun vond in de verregaande ordinairheid van den landvoogd. Ik hield hem toen nog voor 'n eerlyk man, in gewonen zin van 't woord althans, en hoopte dat hy, eindelyk goed ingelicht, z'n plicht zou doen. Om hem deze inlichting te kunnen geven, had ik m'n ontslag genomen. Dit was de enige loyale manier om, zonder schending van wet of hiërarchie, te zeggen wat er te zeggen viel.
Ach, er is nog geen enkel cyfer in dit nummer, en ik moet al afbreken. Men ziet dat ik de waarheid zei in 112.