Ideën, vierde bundel
1010.
Ik verzoek verschoond te blyven van 't beroep op ‘gebrek aan talent’.
Indien dit gebrek de oorzaak ware, zou 't op zichzelf 'n grond zyn om de Natie - dan inderdaad ‘de’ in alleronbepaaldst-lidwoordelyken zin! - de Natie, die zo algemeen uitstak in talenteloosheid, te minachten.
Waarlyk, dit voorwendsel ter verontschuldiging levert 'n grief te meer! Want... 'n voorwendsel is het!
Geen talent? Maar zyn ze dan allen bedriegers, zy die toch dagelyks voorgeven wysheid te verkondigen op kansel of katheder, in krant- of Kamer-speeches, in tydschriften, brochures of lyvige boekdelen, in Kiescollegiën, geleerde Genootschappen of pleitzaal? Zouden al die honderden en duizenden personen... dieven zyn van 't honorarium dat men hun uitbetaalt in levensonderhoud, eerbied en gehoorzaamheid?
Nooit bleven er aan de akademiën leerstoelen onbezet: ‘omdat het vereiste talent ontbrak’. Nooit ging enig geleerd genootschap te gronde: ‘uit gebrek aan talentvolle candidaten voor 't lidmaatschap’. Nooit vinden wy in onze boeken of andere voorlichtingsorganen, wat de ververs ‘heilige dagen’ noemen, met 'n nootje van den uitgever: ‘hier was 't auteurlyk talent óp. De lezer wordt vriendelyk verzocht, 'n paar kolommen of bladzyden lang, zichzelf te onderwyzen’. Nooit ook - na de meest verkwistende consumptie van ministers - bleef de groene tafel onbezet: ‘omdat het talent van de Natie was uitgeput’... tot - en met! - het grondsop toe. In onze Volksvertegenwoordiging - zie byblad - loopt het talent golvend over den rand der zetbakken van 's Lands Drukkery, en bedreigt de Natie...
De Natie! De, de, de... de gehele Natie ditmaal!
...met 'n vreselyken zondvloed!
Las men ooit dat de Voorzitter de Heren uitnodigde, de zitting zwygend te houden, omdat er, wél gewogen, wat weinig talent was in de zaal?
Waarlyk, voor elke nationale-wysheidsbehoefte is het nodige talent steeds in zeer ruime maat voorradig geweest. Tot in een der moeilykste vakken toe, tot in Kritiek namelyk, schynt altyd over 'n onafzienbaren voorraad van dat artikel te kunnen beschikt worden... en er zou pénurie aan talent zyn?
Allons donc!
Door wie of wat werd en wordt dan zo lang reeds 't Land geregeerd? Wie of wat oreerden, codificeerden, preekten, dogmatiseerden, hoofdartikelden, doceerden en professorden?
Geschiedde dit alles door mannen zónder talent?
O, voorwaar, wie 't ‘vissig zwygen’ op rekening stelt van gebrek aan talent, spreekt 'n kwaadaardiger: ‘de Natie’ uit dan ik me ooit veroorloofd heb! Hy moge op z'n oren passen, als Post zich eens den tyd gunt hem 'n brief te schryven in de Vox!