Ideën, zesde bundel
1164.
Wouter had het recht veroverd - 'n recht dat zovelen zich aanmatigen zónder grond - dat hy zichzelf voor iets mocht aanzien. En zonderling, maar 't is voldoende te verklaren uit het vorig nummer - zelfs het... kuiperytje van de oefenaarster had hem goed gedaan.
Fancy schynt wel terdeeg geweten te hebben wat ze deed of... toeliet. Nog zeer onlangs was haar pleegballing 'n kind, meer kind zelfs dan byna ieder die even ver als hy van 't uur zyner geboorte verwyderd was. Bovendien was-i zeer kort geleden nog... 'n kind in alle betekenissen van 't woord.
Doch zie, daar wierpen hem de omstandigheden den kerel in den weg, die hem zo majestetisch verbood tabak te geven aan 'n ‘opvreter van Stad en Land’. Tot Wouters grote verbazing voelde hy in zichzelf de kracht - en den lust zelfs - die waarschuwing te trotseren. Zeker was geen der omstanders daarover zo verrast als hy. Ze hadden dikwyls ‘brutale bliksems’ gezien, en konden niet weten dat Wouter... nu ja, van 'n bliksem had hy iets, maar brutaal was-i niet. Toch had hy zich by die gelegenheid voorgedaan als 'n persoonlykheid, enigszins als 'n persoon... ja zelfs - op 'n beetje na! - als 'n wezenlyke man.
Kort daarop was deze onthulling gevolgd geworden door 'n beroep op z'n ridderlykheid. ‘Dieven, moordenaars, en... 'n vrouw in nood!’ De gekste zotternyen die uit al die boeken in z'n gemoed gezaaid waren, werden daar snel genoeg verwouterd, om terstond voor-den-dag te treden als iets schoons: hy durfde! Hy durfde, ja, maar... niet omdat-i moed had, o neen! Het durvenzélf trok hem aan. God en die zeven planken kunnen getuigen aan hoeveel ridders hy z'n woord zou gebroken hebben, wanneer-i niet was uitgetogen op den jammerkreet der belaagde onschuld. Dat-i gedurende z'n heldentocht geleden had aan ontmoediging, is waar, doch men bedenke dat juffrouw Laps hem slechts gebakken aardappelen voorzette, en geen enkelen moordenaar. Zo'n onthaal werkt niet bezielend. Om ons 't recht te geven, Wouter te verdenken van... terugtrekkende krygskunde, zou men hem moeten hebben waargenomen als z'n dame in werkelyk gevaar geweest was. Hoe dit zy, de jongen, of 't kind van weinig tyds geleden, was ten stryd getrokken als 'n man. En... juffrouw Laps - 'n volwassen persoon toch! - had hem als zodanig niet versmaad. Integendeel. Er bleek al spoedig dat-i haar welkomer was in z'n hoedanigheid van ridder dan byv. de oude Pennewip zou geweest zyn, dien hy nooit had horen beschuldigen van verregaande onvolwassenheid. Ook had zy verzekerd dat ze hem liever had dan Stoffel, 'n persoonlykheid die toch nog altyd - waarheid bovenal! - 'n paar duim langer was dan hy.
Misschien waren deze opmerkingen voldoende om hem den moed te geven zich in veel opzichten ‘groot’ te voelen. Maar toch zou er 'n gaping bestaan hebben in z'n aanspraken op volwassenheid, indien er niet méér geschied was. Z'n zonderlinge gastvrouw - hoe afschuwelyk ook vroeger in zyn oog - had de verdienste gehad, snaren aan te roeren, die lang na 't verlaten van haar woning bleven doortrillen in z'n gemoed. Ze had hem geleerd dat-i man was, en - meer, of iets anders ten-minste - 'n mán!
Dit werd hem toegeroepen door de wakker geschudde zinnen, die met z'n gekittelde ydelheid om den voorrang dongen in 't bevestigen van z'n mondigheid. 't Was zeker al iets heel schoons - en niet elk protestants handelsjongetje gegeven! - te kunnen dienen als schild tegen dieven en moordenaars, maar... dat ándere... o, lieve onbaatzuchtige edelmoedige Laps! Had ze hem niet de mogelykheid aangetoond, dat hy - hy, Wouter! - kon bemind worden als verloofde, als bruigom, als echtgenoot... méér nog dan dat: als de minnaar in 'n boek? Zeker, zeker, ook zó had-i Femke lief, ook zó - ánders ook, God weet het! - maar... ook zó! Dit bewustzyn had de oefenaarster in hem opgewekt, zy die eerst zich beklaagde over z'n verregaande onleerzaamheid, en zo spoedig reden had tot verdriet over den weg dien z'n pas opgedane wysheid al te haastig insloeg. Had ze niet als 'n Virgilische by, honig vergaard voor 'n ander? Was 't niet 'n pynigend: sic illae - Femke! - non mihi?
Zó althans vatte Wouter de zaak op, al bracht-i er dan Virgilius niet by te pas. Er was geen twyfel aan, dat juffrouw Laps hem, met den vinger als 't ware, gewezen had op 'n vroeger onbekende plek in z'n gemoed, en tevens dat deze ontdekking in verband stond met z'n eerzucht zowel als met z'n begeerte om te weten, en ‘het Lot uit te dagen’. En over dit alles lag de gloed - we moeten oprecht zyn! - niet van z'n liefde voor Femke zo zeer, als van de ontwaakte zinnelykheid die hy natuurlyk met deze liefde verwarde... zoals meer gebeurt, by dokters en patiënten beiden.
Van dit alles wist-i alweer zeer weinig. Gemakshalve bepaalde hy zich tot den hoogmoed die by z'n nieuwen rang paste, naar-i meende. Als 'n jonge haan dien de kam zwelt, nam-i zich voor... o allerlei! Dit o.a., dat-i nooit weer aan Femke vragen zou of ze ‘maagd’ was, en ook niet wat toch die Bilderdyk kon bedoeld hebben met het malle woord wulps? Hy wist het nu, o goden, zo goed als Bilderdyk zelf, en begreep dat zulke praatjes tegenover Femke niet passen zouden in den mond van 'n ‘man’.
Het dooreenhaspelen van deze nieuwe ondervinding en z'n genegenheid voor 't meisje, 'n gevoel dat voor 't minst zeer hartelyk was...
Men bedenke dat-i weinig andere meisjes had leren kennen, en dat de onvoedzame dorheid van z'n huiselyken kring hem voorbeschikte tot het gulzig inslikken van de eerste liefelykheid de beste.
...dit, en het licht dat juffrouw Laps zo onvoorzichtig geworpen had op z'n aandoeningen, boezemden hem ook jegens haarzelf 'n vriendschappelyk gevoel in. Om stipt eerlyk te zyn, had-i eigenlyk tot haar moeten terugkeren, en heel vriendelyk bedanken voor de prettige promotie. Maar zó ver ging z'n erkentelykheid niet. Het was al veel dat z'n afkeer veranderde in iets als medelyden, en wanneer-i had kunnen toegeven in de overbruisende mildheid van z'n hart... waarlyk, hy had haar met genoegen z'n helen broer Stoffel afgestaan! Heel goedig nam-i zich voor, daaromtrent by de eerste gelegenheid te dienen van consideratiën en aanpryzend advies. Inderdaad, hy wou gaarne iedereen gelukkig zien, en waarom dan háár niet, haar die hem zo zelfopofferend den weg had gewezen tot wat hy aanzag voor z'n eigen geluk?