Volledige Werken. Deel 5. Millioenenstudiën. Divagatiën over zeker soort van liberalismus. Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië. [enz]
Staccata, de auteur en andere ruïnes
De auteur wordt gekapitteld, en verzoekt den lezer daarvan het zyne te nemen
Priesters, truffels en speelbanken
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
[Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië]
Voorbericht voor den tweeden druk
Divagatiën over zeker soort van liberalismus
Nog eens: vrye arbeid in Nederlands-Indië
Alles in alles
De president verzocht den secretaris de notulen van de laatste vergadering voor te lezen. Het oude gnoompje dat de functiën van geheimschryver vervulde, voldeed hieraan, en ik kwam dus te weten met welke byzonderheden de onderaardse mannetjes zich hadden beziggehouden, lang voor ik er aan dacht hen te bezoeken. De behandelde zaken waren meest van huishoudelyken aard. 't Spreekt vanzelf dat de economie van 't yzer daarin een hoofdrol speelde. Een gnoom die als inspecteur naar de korst was gezonden, leverde een uitvoerig rapport over het toenemend verbruik van stalen pennen, waarvan hy 'n exemplaar ter bezichtiging had meegebracht. Het ding deed de rondte, en ieder zei er wat van. Toen 't aan my kwam, deed ik m'n best het met gehuichelde belangstelling te beschouwen, en voorzichtig, alsof ik bang was iets aan 't kostbaar voorwerp te bederven, reikte ik het m'n buurman over. Ik wilde namelyk de goede kereltjes die met de veroverde curiositeit zo in hun schik waren, niet doen bemerken dat ik, wel beschouwd, niet veel waarde hechtte aan zo'n instrument. De vreugd van m'n gastheren kwam me onnozel voor, en ik begon voor een slechten uitslag van m'n studiën te vrezen. Maar deze stemming veranderde enigszins, toen ik de benaming hoorde waaronder de ingevoerde zeldzaamheid een plaatsje zou bekomen in 't onderaards museum. De gnoom die de pen had meegebracht, zei dat het een werktuig was waarmee men, voor oppervlakkige toeschouwers, z'n gedachten verbergen kon, en met behulp waarvan oppervlakkige denkers zich in de ogen van sommigen konden aanstellen alsof ze gedachten hadden. De voorzitter bracht hulde aan den yver van den gnoom die zo 'n kostbaar gedenkstuk van menselyke industrie had neergedolven, en er werd met algemene stemmen besloten ruim te voorzien in de behoefte aan 't metaal waaruit zulke nuttige zaken vervaardigd worden.
*
Ook het lood kwam aan de beurt. De vergadering voteerde een afkeurend oordeel over de verkwisting der mensen. Er werd by die gelegenheid een statistiek ter tafel gebracht, waaruit men zien kon hoe welbegrepen heldhaftigheid zich openbaart in misschieten en niet geraakt worden, welke beide verdiensten zich laten samenvatten in de kunst van distantie bewaren.
- Ze schynen daar-boven te menen dat wy hier beneden 't metaal voor niemendal hebben, zei de voorzitter grommend. De Meester was met z'n basterd-neef Moritz van Saksen overeengekomen dat hy ons de doden zou leveren tegen hun gewicht in lood... tegenwoordig nemen ze tweehonderd-twee-en-zeventig pond per man. Ik geloof 't graag dat ze klagen over overbevolking. Is dat 'n huishouden!
Na enige discussie over dit onderwerp werd er besloten een verhoogde dosis mephitische dampen naar boven te zenden, om door concurrentie den oorlog te dwingen tot wat yver.
Hierop kwamen de verhandelingen aan de beurt. Het aantal ingeschreven sprekers was zeer groot, en ik moet erkennen dat het my in weerwil van m'n begeerte om iets te leren over de speelbanken, benauwd te moede was. Redevoeringen namelyk...
Pourquoi parlez-vous donc? riep men Emile de Girardin toe, toen hy eens zeer veel woorden gebruikte om te bewyzen dat woorden niets waard zyn.
Ik heb den lezer een zonderlinge confidentie te doen. Van kindsbeen af is 't my onmogelyk 'n verhandeling of preek ten einde toe met oplettendheid aan te horen, en ik vind dus dat Emile de Girardin terdege begon ongelyk te krygen, toen hy betoogde dat-i gelyk had... wat ik overigens volkomen toestem.
Wie langer of anders spreekt dan met de strikte eisen der interlocutie overeenkomt, wordt slaperig en verwekt slaap... of erger. Ja, erger! De gruwelen die op dit gebied dagelyks worden gepleegd zyn hemeltergend, ook zonder de minste vergelyking met den gezondheid bevorderenden oorlog die zoveel mensen in 't leven houdt. Van die gruwelen een voorbeeld, lezer.
Zeker tiran had een vyand dien hy uit den weg wilde ruimen. Hy zond z'n knechten uit, een voor een of allen tegelyk, maar ze kwamen onverrichterzake terug. Dolk en gif schenen geen werking te hebben op het taai gestel van dien bozen tegenstander. Het radbraken deerde hem in 't minst niet, en na tussen twee planken in allerlei richting te zyn doorgezaagd, voegden zich de brokken weer aan elkaar, alsof er niets gebeurd was. Onze tiran klaagde dat hy slecht bediend werd, en liet, om den yver van z'n hovelingen aan te vuren, door z'n hofpoëet een ode maken op den vernuftigen Phalaris. Ogenblikkelyk wemelde het land van koperen stieren, waarin de nachtmerrie van den goeden koning gebraden werd. Zonder baat, helaas, want de enige klacht die de patiënt horen deed, was dat ze vreesde kou te vatten - ik heb verzuimd u te zeggen dat de te vermoorden vyand een vyandin was - en eenmaal zelfs kwam ze, na gebakken te zyn half bevroren voor den dag. Een wyze stelde voor, haar uit te hongeren, en ook van dit middel nam men de proef, maar de uitslag was als voren. Zy scheen aan 't hongerlyden van oudsher gewend, en wel verre van te bezwyken, begon zy zich na gedurende zeer langen tyd niets genoten te hebben dan onthouding, te buiten te gaan aan zwaarlyvigheid. Onze Sire Geweldenaar was radeloos, en loofde drie koninkryken uit voor 'n behoorlyken martelmoord.
Of de prys kontant betaald werd, is my onbekend gebleven, maar behaald is ze. Een geniale beul heeft de patiënte doodverhandeld. Ze heette democratie.
De zeer intelligente lezer zal begrypen hoe onaangenaam my, die 't relaas van deze boosaardige strafoefening eerst onlangs in een volksblaadje ondergaan had, het vooruitzicht was, 'n dergelyke methode te zien toepassen op m'n beminde kansrekening. Het scheen dat die vrees op m'n gelaat te lezen stond, althans een der leden van de vergadering stelde my ongevraagd gerust. Hy verzekerde my dat de verhandelaars in de onderwereld nooit waarschuwden in hoeveel delen de hoorders hun aandacht te splitsen hadden, en ook dat de sprekers zich zelden hielden aan den tekst. Hieruit, zeide hy, vloeit voort dat het auditorium gedurig door de een of andere verrassende wending wordt wakker geschud. Daar bovendien de toepassing soms voorop, soms in 't midden werd gesteld, en men niet dan by uitzondering de stukken daarmee besloot, kon niemand vooruit weten op welk ogenblik hy overtuigd moest wezen, aangedaan, geestdriftig of zo-iets, en men was dus wel genoodzaakt zich daartoe voortdurend gereed te houden. Ook gebeurde het vaak - en dit zou heden avond waarschynlyk het geval zyn - dat de lezing werd opgeluisterd door proeven. Nu, ik bespeurde al terstond dat dit de zuivere waarheid was.
De eerste redenaar namelyk die optrad, had een bosje jongelui in de hand die hy neerlegde naast z'n suikerwater. Het opgegeven onderwerp van z'n verhandeling was: nauwkeurig onderzoek of duitse badplaats-kellners mensen zyn?
- Ziet ge, zei myn buurman, nu moet ge wel wakker blyven. Waarschynlyk snydt hy ze open en wie zou dat niet willen zien? Ik moet erkennen dat het onderwerp my byzonder interesseerde, vooral omdat ik, juist door 't grote verschil daarvan met myn streven, genoopt werd te zoeken naar den samenhang, die dan ook moeilyk genoeg te vatten was om my wakker te houden door wat inspanning. De geachte spreker behandelde, in den aanvang geleidelyker dan ik gevreesd had, den kellner naar uit- en inwendige eigenschappen. Zonder van myn kant aanspraak te maken op nauwkeurigheid - er zyn voorbeelden dat het reporterschap allernadeligst werkt op geest en oordeel, en daar ik nog altyd geen hoofdredacteur van een krant ben, kan ik die dingen niet missen - wil ik een gedeelte van z'n voordracht aan den lezer ten beste geven. Wie welwillend is, denke zich een prentje daarby.
De verhandelaar trok het lint los, waarmee z'n studie-exemplaren als een bosje sprot waren byeengebonden, nam één daarvan tussen duim en vinger, en demonstreerde:
- Rokje... zwart, als by den mens. De slipjes oplichtbaar...
Hy voegde de daad by het woord, en vertoonde het achter-onder-middendeel van z'n modelletje aan de blikken der verbaasde toeschouwers, die eenstemmig uitriepen: een mens, een mens, precies een mens!
- Zacht wat, geëerde hoorders. Ware wetenschap overhaast zich niet. Slaat er eens op.
De leergierige menigte maakte van de vriendelyke uitnodiging een gulhartig gebruik: ‘hy schreeuwt... hy schreeuwt!’ klonk het door 't gewelf.
- Ja, hy schreeuwt... als een wezenlyk mens. Ziet nu hier met aandacht die witte das, dat vest, dien doekspeld, die horlogeketting...
‘Een mens, een mens!’
- Hm... dat zullen we zien! Beschouwt deze blonde haren, verzadigd van smeer, en met zorg gescheiden aan den linkerkant... ‘Een mens, een mens!’
- Mogelykheid, zeer geachte hoorders, is nog geen waarschynlykheid, of althans niet altyd het waarschynlyke. In allen geval is het geen zekerheid. Wachten wy ons alzo voor onwetenschappelyke overyling. Het voorwerp dat ik de eer heb u te vertonen, bezit nog meer eigenschappen die den oppervlakkigen beschouwer zouden doen geloven dat wy hier inderdaad te doen hebben met een exemplaar van 't vereerd ras dat hedenavond door een zyner uitstekendste leden in deze vergadering vertegenwoordigd is.
Die gnoom was zo dom niet.
- Neus, mond, oren, dat baardje, die knevel... alles gelyk by den mens, ging de spreker voort; en om ook de verder-afzittenden in de gelegenheid te stellen zich hiervan te overtuigen, draaide hy z'n armen kellner den kop af, en wierp dien in de zaal.
Het leergierig publiek bekeek dat hoofd met aandacht, en hield het naast het myne. De gelykenis scheen treffend, want allen riepen weer om stryd: een mens, een mens!
- Ziet, geachte hoorders, by 't ontbloten van den arm blykt ons dat hy gevaccineerd is, en in zyn linkerbroekzak vinden wy een doopceel...
‘Een mens, een mens!’
De redenaar, hierop een tweede exemplaar uit het bosje nemende, kneep er drie, vier talen uit...
‘Een mens, een mens!’ schreeuwden weer allen.
- Ge ziet, geachte hoorders, na 't uitknypen van die talen is 't mannetje slap en dood. Al z'n levensgeesten bestonden in de hebbelykheid om zekere zaken op drie manieren aan te spreken. Hy kon chou, Kohl, Kraut, cabbage en hazepeper zeggen.
We willen nu eens de dingen van binnen beschouwen. Bloed... rood.
‘Een mens, een mens!’
- Spieren, zenuwen, pezen...
‘Een mens, een mens!’
- Tot nog toe, ja. Maar wat zien wy verder? In plaats van hart, nieren en ingewand...
Al de mannetjes werden nu opengesneden, en de voorwerpen die voor den dag kwamen, leverden een curieuse verzameling. Men vond kreutzers, franken, shillings, dubbeltjes, klontjes suiker...
Dit alles vond ik zo vreemd niet, maar onder het verder ontleden werden wy onthaald op allerlei zaken van enigszins anderen aard. Ik begryp evenwel dat de overgang niet allen hoorders zo spoedig als my in het oog viel. Daar waren rekenfouten, traagheid, eigenbaat, verwaandheid, gal, afgunst, oproepingen, tot speculatiën in... 't een of ander, chicanes, pleidooien, reglementen van vredebonden, krankzinnigheid, kadaster- en agrarische wetten, filantropie, liefdadighedens, babbel- schryf- eerheb- en andere zuchten, ja zelfs by sommigen vond men niemendal. Dat waren de diksten.
De Vergadering begon al minder vast te staan in de mening dat zulke kellners onder de mensen behoren gerangschikt te worden, en ik hoorde hier en daar iets mompelen over spotvormen. De redenaar gaf hierop een uitvoerige beschryving van de hoedanigheden die den waren mens kenmerken, en juist op 't ogenblik toen men de conclusie verwachtte dat alzo de daaraan niet beantwoordende duitse badplaats-kellners geen mensen zyn, vertelde hy op eenmaal dat hy dit niet verzekeren kon, omdat-i, by gebreke van een voldoend aantal kellnertjes z'n proeven met andere exemplaren had genomen, die naar hy meende voor het doel genoegzaam op kellners geleken: kooplui, bankiers, staatslieden, advocaten, schryvers enz.
Dát had ik moeten weten! Het begon my nu te spyten dat ik niet op een der voorste ryen had gezeten, toen hy in 't begin van z'n rede de gevoeligheid van z'n modelletjes aan een publieke proef onderwierp.
De spreker trad af, na te hebben medegedeeld dat-i by 'n volgende gelegenheid zyn krachten beproeven zou aan 't vraagstuk: of een mens kellner wezen kan. Wat-i by die gelegenheid zal opensnyden, weet ik niet.
Hierop gaf een der questoren last, de gebruikte studie-exemplaren weg te vegen, en die na enige reparatie weer op de korst en aan hun werk te zetten, 't geen zo goed mogelyk geschied is.
Er trad nu 'n andere spreker op, die ons onthaalde op een beschouwing van 't Heelal. Schynbaar enigszins in stryd met de verzekering dat hy niets zou overslaan, was dit stuk zeer kort, daar hy zich bepaalde tot de verklaring dat twee maal twee hem voorkwam vier te zyn. Van deze grondwaarheid, zeide hy, hingen alle andere dingen af. De geestdrift der vergadering by deze bondige behandeling van zaken, was onbeschryflyk.
De gnoom 0/0 die belast was met het arithmetisch gedeelte der zitting, zag van het woord af, omdat ‘de geachte spreker die zoeven de tribune verlaten had’ en dien hy by deze gelegenheid den eernaam toekende van Heelalmannetje, hem het gras voor de voeten had weggemaaid. Iets dergelyks verklaarden de kobolden halfdertien, 317½ bis, en een tal van anderen, zodat my een schrik door de leden voer by de vrees dat ook m'n beminde kansrekening zo peremptoir zou behandeld worden. Die gnomen zyn zonderlinge wezens van wie alles kan verwacht worden, omdat ze nu eenmaal de gewoonte hebben iemand gedurig te plagen met het onverwachte. Ik hoopte dus dat myn gegronde vrees ongegrond blyken zou, waarin ik my alweder vergiste. Als hadden die kereltjes myn angst bemerkt, schenen zy zich er op toe te leggen ditmaal juist te doen wat ik op grond van het voorafgegane te verwachten had, en waarop ik dus niet verdacht was. Ik werd namelyk nu tot luisterende getuige gemaakt der welsprekendheid van a2 die onder luide toejuiching der Vergadering verzekerde dat alle waarheden zich oplossen in de stelling dat twee maal twee gelyk is aan vier.
Een der aanwezige leden had niet meegejuicht. Men deelde my mee dat hy een vinnige tegenstander was van den vorigen spreker. Ik hoorde met innig genoegen dat hy 't woord vroeg, en wel voor 'n personeel feit.
- Hoe heet dat lidje, vraagde ik.
- Nu zult ge wat horen! Hy is woedend op den ander. Noord en Zuid, Welf en Ghibellyn, Geloof en Goed, Liefdadigheid en Recht, Volksgeluk en Staatkundery, moed en krygskunde, staan niet verder van elkaar dan hy van a2...
- Ik wil dat alles wel geloven, maar wie is hy dan?
- Wel, de beroemde - a2. Sjt... daar begint-i!
Ik haalde adem. Gewoon aan den choc des opinions die op ons wereldje sedert eeuwen zo byzonder veel licht verspreidt, kwam my de eenstemmigheid der gnomen wat lauw en onwaarheidlievend voor. Ik voelde behoefte aan wryving en tegenspraak, en vriend - a2 zou die leveren. My dacht, dat-i dit aan z'n naam verplicht was.
- Zeer geëerde hoorders. De brekebeen die zo-even de tribune is afgestrompeld...
- Maar eilieve, fluisterde ik, dat sprekertje is onbeleefd.
- Negatief, mens, negatief! Straks zal-i lomp zyn... ook negatief. Multipliceer dat eens. 't Produkt is positief humaan... zoals gylieden dat noemt op de korst...
Het negatief a-tweede-machtje ging voort.
- De positieve stumperd die u trachtte op de mouw te spelden dat twee maal twee gelyk vier is, zou beter gedaan hebben zyn onwetendheid te verbergen, dan die zo onbeschaamd bloot te stellen aan het licht van onze smeerkaarsen. De ware vier bestaat uit minus twee maal minus twee. En daarop berust al wat bestaat. Ik heb gezegd.
Aan de verschillende wyzen waarop deze verhandeling werd opgenomen, bemerkte ik dat de Vergadering gesplitst was in twee partyen, de negativisten en de positivisten. Toen ik dit ontwaarde, was m'n eerste gedachte of Auguste Comte zich in de zaal bevond? Maar m'n buurman zei dat de gnomen, al scheen het soms anders, volkomen by hun verstand waren. Ik zocht dus niet langer.
Het kwam my vreemd voor dat - a2 van een persoonlyk feit had gesproken, en ik vernam op myn verzoek om inlichting daaromtrent, dat dit de wyze was waarop iemand te kennen gaf dat-i z'n beurt niet kon afwachten. Die goede - a2 was ingeschreven onder de laatste sprekers, maar om het persoonlyk feit had men hem enige honderd nummers hoger-op geschoven.
Toen dit incident afgelopen was - de tegenstanders schenen na 't verlaten van de tribune volstrekt niet boos meer - kwam de gnoom 7:22 aan de beurt.
Deze beklaagde zich over z'n incompleetheid, doch zei dat-i 't niet helpen kon. Twee maal twee was nu eenmaal vier, en dus moest men het met z'n gebrekkige existentie ‘die, als al 't andere, op die grondwaarheid gebaseerd was’ voor lief nemen.
Met 'n hartelyk applaudissement gaf de vergadering te kennen dat ze hierin geen bezwaar zag.
De nu volgende 113/355, ofschoon hy er enigszins meer gesoigneerd uitzag dan z'n voorganger, had evenwel met dezen een in 't oog lopenden familietrek. Ook z'n redevoering geleek op de verhandeling van den vorigen, als 'n zuster of minstens als een nicht. Ook hy zou beter in orde wezen, zeide hy, als twee maal twee niet gelyk vier was. ‘Deze grondwaarheid, geachte hoorders, waaruit alle verschynselen voortkomen, behoren wy te eerbiedigen.’
Een derde cirkel-kwadratuur, met 'n naam waarvan het aantal cyfers voldoende wezen zou om 'n oorlogsvergoeding in centen uit te drukken, verhaalde nagenoeg hetzelfde. ‘Ik ken en betreur myn gebrek, aldus weeklaagde hy, maar gy weet dat twee maal twee...’
- Nu ja, dát wisten wy.
Logarithmos, een aardig handig mannetje, betrad hierop de tribune. Hy zeide, door zeer persoonlyke dankbaarheid zich gedrongen te voelen tot de verklaring dat twee maal twee gelyk was aan vier. ‘Zou ik die grondwaarheid, waaraan ik myn bestaan te danken heb, niet loven? Geachte hoorders, ik doe 't by dezen, en heb gezegd.’
Hierop volgden gelyke betuigingen van binomium, π, magneet, declinatie, straalbreking, electron, donder, hagel, affiniteit, zenuwleven, instinct.
Alles en ieder zei 't zelfde. Daar waren:
Solon, Chilo, Pittacus,
Thales en Cleobulus,
Bias en Periander...
Mercurius, Venus, Luna, Sol,
Mars, Jupiter, Saturn...
Hou-op, m'n kop wordt dol...
Ik ken dat volk toch niet.
Dat 's je eigen schuld, Kamacho!
Al die homunkeltjes en veel meer nog, kwamen verzekeren dat twee maal twee gelyk vier is, en dat op deze grondwaarheid alles berust. Hieruit konden, volgens hun mening, zowel de zonderlingste als de ons eenvoudiger voorkomende verschynselen op het gebied van moraal, geschiedenis van wereld en mensdom, staat- en natuurkunde, wetenschap, kunst, industrie, handel... álles, in één woord, met de meeste gemakkelykheid opgehelderd worden.
't Was wel mogelyk. Maar ik wilde gaarne iets weten van de kansrekening. Niet zonder spanning zag ik alzo een spreker optreden, die my was aangewezen als specialiteit in dat vak. Hy heette Huygens, Stevin, De Gelder, Lobatto of zo-iets. Misschien ook was z'n naam Leibniz of Descartes. Men zeide my dat hy directeur was van een onderaardse assurantie-zaak tegen het onregelmatig afwyken van de kompasnaald. Eindelyk zal ik iets vernemen wat my aangaat, dacht ik, want ik begreep dat ik in m'n lievelingsstudie met afwykingen zou te doen hebben. Ik spitste m'n oren:
- De kansrekening, geachte hoorders, is de eenvoudigste zaak van de wereld. Zy berust op de grondwaarheid...
Lezer, neemt gy 't my kwalyk dat ik begon ontevreden te worden? En dat die ontevredenheid in drift overging toen die Strabbe, Adam van Linz, Bartjens, Aristoteles of hoe dan 't ventje moge geheten hebben, begon en eindigde met de stelling die gy nu wel enigszins kennen zult?
Toch verbeet ik m'n ontevredenheid, omdat nu Semi-ur aan de beurt was, het kristalmannetje. Een van m'n buurtjes fluisterde my in, dat deze spreker gewichtige onderwerpen te behandelen had, en dat ik wel zou doen aandachtig toe te luisteren. Nu, dit deed ik.
- Onze geëerde voorzitter, aldus begon Semi-ur, heeft my wel willen opdragen, by wyze van resumptie, nogmaals een duidelyke verklaring te geven van alle zaken die door de vorige sprekers behandeld zyn. Geenszins omdat myn geachte ambtgenoten, die deze onderwerpen in 't byzonder behandelden, enigermate zouden tekort geschoten zyn in het volbrengen van hun taak, maar om nog beter dan tot nog toe geschied is, te beant-woorden aan de begeerte van den zeer geëerden mens die deze Vergadering bezoekt met het voornemen om iets te leren. Hoogstwaarschynlyk ziet hy, naar den aard van zyn ras, met verlangen uit naar zekere samenvatting van het verhandelde. Dit verlangen is verklaarbaar uit de grondwaarheid...
- Dat twee maal twee gelyk is aan vier, riep ik.
- De mens heeft het gezegd, hernam Semi-ur. Om aan zyn wensen te voldoen, breng ik in herinnering hoe ons gebleken is dat het yzerworden, de Schepping, steen- planten- en dierengroei, het leven, kanker, pest, stedenbouw, annexatie van vorstendommen, prostitutie, geschiedenis, staatkunde, liefde, hoop, vrees, darwinisme, millioenenstudiën, kansrekening...
- Allereenvoudigste zaken zyn, riep ik.
- De mens heeft het gezegd. Al die zaken zyn één, gelyksoortig, homogeen, elkander verklarende, helpende, voortbrengende, veroorzakende, volgende, herstellende, vernietigende, verdringende, vervangende, volmakende. Ze zyn: het zyn. Myn taak is nu dit verband op te helderen, en ik beroep my te dien einde op de eeuwige wet der kristallisatie. De kristallisatie, zeer geachte hoorders, is...
- De eenvoudigste zaak ter wereld, riep ik.
- De mens heeft het gezegd. Die eenvoudige zaak nu berust op de even eenvoudige grondwaarheid...
- Dat twee maal twee gelyk vier is, schreeuwde ik.
- De mens heeft het gezegd, hervatte de redenaar met onverstoorbare deftigheid. We mogen nu de vergadering sluiten in de gegronde hoop dat onze zeer vereerde gast, na de oordeelkundige interruptiën waarmede hy zo welwillend het meest gewichtig deel van myn taak heeft op zich genomen, nu ook zal inzien hoe alles in alles is.
De hamer viel, en ik zat in nachtbroek en kabaai te ontbyten in kamer No 32 van het hotel Zum gelben Adler te Wiesbaden... Oef!