Ideën, tweede bundel
522.
Lezer, ikzelf houd my voor een der beste schryvers die ooit bestaan hebben, ja... voor den besten misschien. Denk niet dat dit scherts is, met rang van valse nederigheid. Niet, dat het 'n andere soort van nederigheid is die, door zich ironice voor te doen als hoogmoed, op geloof rekent waar ze schynbaar zich blootstelt aan spot. Niet dat het een boutade is ter plaatsvulling. Niet, niet, niet... denk niet dat ik iets anders bedoel dan ik zeg: ik houd my voor een der beste schryvers, ja misschien voor den besten onder allen wier werk ge ooit onder de ogen hadt.
Maar, voor ge my al te zeer bespot, lees ditmaal wat ik hier zeg, en lees eens niet wat ik hier niet zeg. Ik leg my toe op juistheid van uitdrukking (10, 13, 14) en hoewel ik erken die juistheid nooit te bereiken, geloof ik toch enig recht te hebben tot de vordering, dat wie my leest zich insgelyks toelegge op juist lezen (95, 501, 502).